Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, sommige mensen zouden denken dat hoogbegaafden het gemakkelijk hebben in het leven. Zij vinden echter heel vaak hun draai niet. In hun levensloop begint dat op school. We stellen vast dat binnen het onderwijs dat begrip alsmaar groeit. We stellen ook vast dat er maatregelen worden getroffen om om te gaan met de specifieke problemen en uitdagingen die hoogbegaafdheid stelt bij kinderen, jongeren, maar ook bij volwassenen. Bij die laatsten zien we het schoentje nog wat meer wringen. Dat besef is naar ons aanvoelen wat minder aanwezig op onze arbeidsmarkt.
We hebben eens rondgekeken. In Nederland heb je een instituut dat zich bezighoudt met hoogbegaafdheid bij volwassenen. Uit een van hun onderzoeken blijkt dat die intuïtie bewaarheid wordt. Men stelt in Nederland vast dat hoogbegaafden het niet zo goed doen. Eén op drie zou werkloos thuis zitten. Dat is tegenintuïtief. Je zou denken dat ze heel gemakkelijk hun weg vinden en dat we vooral met laaggeschoolden een probleem hebben.
Ook in Vlaanderen heb je een expertisecentrum: Exentra. Dit centrum onderschrijft deze cijfers. Het heeft een enquête gevoerd bij 350 hoogbegaafde volwassenen. 8 op de 10 geven aan dat hun job niet voldoet aan hun potentieel. Vergelijk dat met de werkbaarheidsstudie van de Stichting Innovatie en Werk. Dan blijkt dat dit cijfer ruim boven het gemiddelde zit. Men riskeert daar een burn-out. Men spreekt ook over bore-out: mensen voelen zich onvoldoende uitgedaagd en vervelen zich te pletter. Ze nemen vaker ontslag en gaan jobhoppen. Dat draagt allemaal niet bij tot de stabiliteit en de levenskwaliteit.
Het kenniscentrum Exentra zorgt ook voor een begeleiding van hoogbegaafden, zowel kinderen als volwassenen. Het richt zich tot de ouders, uiteraard tot de doelgroep zelf en tot leerkrachten, om door middel van advies, onderzoek en begeleiding te proberen een paar stenen in de rivier te verleggen.
Op de website van de vzw lees ik: “Exentra vzw wil kinderen en volwassenen een helpende hand bieden. In de mate van het mogelijke willen we de problemen vóór blijven. Door de hoogbegaafdheid snel op te sporen en te zorgen voor een juiste aanpak kunnen vele problemen voorkomen worden. Wanneer ouders en scholen, HR-diensten en leidinggevenden weten hoe ze met hoogbegaafden moeten werken, en daarnaast de hoogbegaafde inzicht heeft in zijn eigen denken en kunnen, worden wij overbodig.”
Ik vond dat een heel mooie mission statement. Daarom heb ik het integraal opgenomen.
Voor mij is het in elk geval duidelijk dat er veel mensen met een enorm potentieel niet volledig tot hun recht komen op de arbeidsmarkt. Dat is een maatschappelijke insteek. Dat is jammer voor de arbeidsmarkt, maar ook voor de samenleving in haar geheel. Wij kunnen ons niet permitteren om talenten te verwaarlozen.
Minister, erkent u het aangekaarte probleem? Bevestigt u de cijfers van Exentra? Hoe staat u tegenover het werk van Exentra? Ziet u mogelijkheden om Exentra te betrekken bij de werkzaamheden van bijvoorbeeld VDAB? Welke initiatieven neemt u vandaag om hoogbegaafden te ondersteunen op de arbeidsmarkt? Zult u bijkomende initiatieven nemen om het probleem aan te pakken?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, natuurlijk erken ik het probleem. Ik ben het met u eens. U zei ongeveer hetzelfde in uw inleiding: al te vaak denkt men dat die hoogbegaafden een luxeprobleem hebben. Maar juist bij die groep is het belangrijk dat zij terechtkomen in een job waar zij hun competenties ten volle kunnen benutten en inzetten.
Ik heb geen VDAB-cijfers: VDAB doet zelf geen onderzoeken naar de begaafdheid en de effecten daarvan op de arbeidsmarkt. Ik neem akte van de cijfers waar u naar verwijst.
U weet dat onze slogan bij VDAB is dat wij werk op maat willen doen. Maatwerk is volgens mij ook hier – zeker hier – heel duidelijk een betere aanpak dan de standaardaanpak per doelgroep. Bij personen die hoogbegaafd zijn is het belangrijk dat zij een begeleiding op maat krijgen, die vertrekt van hun individuele competenties en noden. Onze ondersteuning start altijd met het correct inschatten, samen met de werkzoekenden, van hun interesses, competenties en aandachtspunten van het jobdoelwit. Op basis daarvan bekijken wij welke acties nodig zijn om de stap te zetten naar de arbeidsmarkt. VDAB komt in aanraking met heel veel mensen met heel veel verschillende problemen. Zij zijn ook niet altijd zwart op wit in te delen in doelgroepen. Dat geldt ook hier. Je kunt niet alle hoogbegaafden in één groep steken. Enkel die aanpak op maat biedt dan soelaas.
Ik vind het ook goed dat VDAB zelf ook wel weet dat hij niet alle expertise in huis heeft. In functie van de vastgestelde problemen beslist VDAB of er gespecialiseerde begeleiding moet worden ingeschakeld en welke organisaties daar dan concrete hulp bij kunnen bieden. Uiteraard laat ik het over aan de autonomie van VDAB om te bekijken met wie en op welke basis dat het beste gebeurt.
Ik denk dat ik daarmee in essentie heb geantwoord op alle vragen die u hebt gesteld. De essentie is dat ook de doelgroep van de hoogbegaafden maatwerk verdient en moet krijgen om ter zake tot een oplossing te komen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, hiermee wordt natuurlijk voor een stukje de vinger op de wonde gelegd. U zegt dat VDAB geen cijfers bijhoudt. Uiteraard werkt VDAB in essentie met scholing als onderscheidend criterium. De vraag is of men daar toch niet op een of andere manier moet proberen naar te kijken, zij het dat we niet vragen om heel de basiswerking op losse schroeven te zetten. Hoogbegaafd ben je bij wijze van spreken vanaf je geboorte tot het einde van je leven. Als je dus eenmaal in het onderwijsveld zo wordt geattesteerd, bijvoorbeeld via een CLB of andere indicatoren in het onderwijs, dan zou het nuttig zijn om dat mee te nemen in je traject op het moment dat je werkzoekende wordt.
U verwijst terecht naar de algemene aanpak op maat, maar als je bekijkt hoe men dat op het terrein inricht, dan is dat bijna noodzakelijkerwijs zoeken naar de grootste gemene deler. Ik verwijs naar kritiek die we vaak horen met betrekking tot, bijvoorbeeld, sollicitatietrainingen. Hoogopgeleiden zeggen dat ze daar eigenlijk hun draai niet kunnen vinden, dat dat niet is aangepast aan wat zij persoonlijk nodig hebben. Dan kun je je al voorstellen dat iemand die heel hoogbegaafd is, met alle gradaties die daarin bestaan, zich daar echt als een vreemd lichaam gaat voelen en gedragen. Het lijkt me dus raadzaam, hoe groot of hoe klein die groep ook moge zijn, om te proberen om daadwerkelijk dat maatwerk te bieden als je resultaat wilt hebben. U zegt dat VDAB zelfstandig expertise kan binnenhalen naargelang de problematiek. De vraag is in welke mate ze dat ook doen. Ik wil u gerust een schriftelijke vraag in die zin stellen. Ik had heel concreet een vraag gesteld over het werk van dat kenniscentrum Exentra. Worden die vandaag betrokken? Indien niet, zal er worden gebeld naar Fons Leroy om daar misschien toch wel eens naar te kijken? Er is immers geen twijfel over uw goede intenties, maar ik wil wel eens zien hoe dat in de praktijk wordt ingevuld.
De heer Ronse heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik collega Van Malderen bedanken om de problematiek op de agenda te zetten. Dat is terecht. Zowel in het onderwijs als op de werkvloer weet men eigenlijk nog onvoldoende hoe men met die doelgroep moet omgaan. Op die manier gaan ook talent, motivatie, tijd en investeringen verloren. Ik weet natuurlijk niet of we alle heil moeten en kunnen verwachten van VDAB, die finaal een arbeidsbemiddelaar is, die tracht om mensen klaar te stomen via opleidingen en noem maar op. Ik denk dat het ook nuttig is dat we werkgevers op zijn minst ondersteunen bij het omgaan met die doelgroep. Dat kan door bijvoorbeeld het expertisecentrum open te stellen voor die werkgevers, door bijvoorbeeld extra acties te doen om ter zake te sensibiliseren. Minister, zijn er op dat vlak ook mogelijkheden?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Wat collega Van Malderen hier aankaart over hoogbegaafden, komt me heel bekend voor, namelijk als ik de link maak met de hoogsensitieven. Hoofbegaafdheid en hoogsensitiviteit gaan immers vaak hand in hand. Ik heb al heel veel vragen gesteld over hoogsensitieve personen (HSP’ers). We weten dat dat een persoonlijkheidskenmerk is, en geen ziekte of handicap. Het wordt zo niet erkend door VDAB, maar natuurlijk betekent dat dat enkele instrumenten ontbreken om in een aangepast traject van begeleiding naar de werkvloer te voorzien. We zijn in ieder geval hoopvol gestemd over de bijsturing van de ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health). Daarbij is toch wel bevestigd dat men ook nadrukkelijker rekening zal houden met die hoogsensitiviteit. Dat is zeker een goede eerste stap. Het lijkt ons dan ook aan de orde dat, wanneer hoogbegaafdheid wordt vastgesteld, er ook steeds wordt bekeken of er geen sprake is van hoogsensitiviteit. Ik wil dan ook eindigen met een warm pleidooi om zeker in de toekomst in het kader van het maatwerk ook nadrukkelijker met die hoogsensitiviteit rekening te houden.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, ik neem uw pleidooi zeker mee. Mijnheer Ronse, ik zie het een klein beetje anders. Ik vind dat er ter zake wel een rol is van VDAB, of de partners van VDAB. Ik ben het eens met de heer Van Malderen: wellicht is het vaststellen dat iemand hoogbegaafd is, al vroeger gebeurd en komt dat in dat gesprek met de VDAB-bemiddelaar ook wel aan bod. Er is altijd sprake van een dialoog, dus het lijkt me nogal logisch dat dat aan bod komt, dat VDAB dan contact opneemt met specialisten en daar dan op de juiste manier mee omgaat. Dan lijkt het me ook dat die derden die vertrouwd zijn met die problematiek, ook de beste partners zijn om de stap te zetten naar toekomstige werkgevers. Een brede sensibiliseringscampagne daaromtrent lijkt me niet de goede weg, maar wel in dat individueel contact dat dan eventueel kan gebeuren.
Exentra is zeker niet de enige. Je hebt ter zake ook Mensa, een wereldwijde organisatie voor mensen met hoogbegaafdheid. Ik weet dat bijvoorbeeld daarover VDAB al overleg heeft gehad. Ik heb ook begrepen dat VDAB al contact heeft gezocht met Exentra. Ik denk niet dat er al overleg is geweest. Er kan ook alleen maar overleg zijn als er van de twee kanten de wil is om overleg te plegen.
Ik weet niet in hoeverre dat al is gebeurd. Ik weet wel dat er al vraag naar overleg is geweest. De manier van werken van VDAB is heel duidelijk. Zij nemen contact op met gespecialiseerde partners. VDAB beseft immers dat zij niet alleen een antwoord kunnen bieden op elke uitdaging van de arbeidsmarkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.