Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
In artikel 15 van het algemeen uitvoeringsbesluit van het decreet houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector zijn enkele belangrijke bepalingen opgenomen in verband met de toepassing van de principes van goed bestuur door de sportfederaties. Ik breng een uitgebreid citaat: “Art. 15. De indicatoren op basis waarvan het beschikbare budget voor het kwaliteitsprincipe goed bestuur van de sportfederatie wordt toegekend, passen in de volgende drie dimensies van goed bestuur: 1) transparantie; 2) democratie; 3) interne verantwoording en controle.
In het eerste lid, ten eerste, wordt verstaan onder de dimensie transparantie: de mate van openheid in het overbrengen van informatie. Een transparante werking biedt externe actoren de mogelijkheid om toezicht te houden op de interne werking van de organisatie.
In het eerste lid, ten tweede, wordt verstaan onder de dimensie democratie: de interne regels en normen die inherent zijn aan democratische grondbeginselen. Democratie houdt in dat diegenen die het voorwerp van beleid vormen, in die beleidsprocessen participeren. Deze dimensie omvat ook het opnemen van sociale verantwoordelijkheid ten opzichte van interne en externe belanghebbenden.
In het eerste lid, ten derde, wordt verstaan onder de dimensie interne verantwoording en controle: het voorkomen van machtsconcentratie en het waarborgen dat een besluitvorming robuust is en vrij van ongewenste beïnvloeding. Daarnaast zorgen interne verantwoording en controle ervoor dat geen enkele bestuurder en geen enkel departement de absolute controle heeft over beslissingen en dat er duidelijk toegewezen bevoegdheden zijn.”
In 2015, ondertussen al twee jaar geleden, hebben we in deze commissie grondig gedebatteerd over de verhoging van de supportersparticipatie in de sportsector, en dan vooral bij competitieploegsporten zoals voetbal, basket en volleybal. We hebben hier zelfs verschillende hoorzittingen aan gewijd. Als belangrijke stakeholders dragen supporters immers bij tot de sociale cohesie en het gemeenschapsgevoel van sportclubs. Er bestond over de partijgrenzen heen, van links tot rechts en vooral via het centrum, grote eensgezindheid over die principes. Maar juridisch was het niet zo evident om hier als Vlaams Parlement in op te treden.
Het stimuleren via zelfregulering of het opnemen van supportersparticipatie in de code voor goed bestuur voor de sportfederaties, leek een piste die zeker verder onderzocht moest worden. Tijdens de bespreking van het decreet voor de sportfederaties liep het onderzoek nog naar de concrete parameters voor de uitwerking van die code. We hebben dat aspect dus niet ten gronde meer besproken.
Minister, welke stimulans hebt u via het algemeen uitvoeringsbesluit uitgewerkt om de sportfederaties aan te zetten om concreet werk te maken van supportersparticipatie? Via welke harde en zachte indicatoren voor goed bestuur van de sportfederaties kunnen de federaties die werk willen maken van participatie en inspraak voor al hun stakeholders, dus ook de supporters, positief geëvalueerd worden en dus meer subsidies ontvangen? Werd het aspect van supportersparticipatie ook besproken bij de fusiegesprekken in de voetbalsector?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil beginnen met te onderschrijven wat jullie als parlement naar voren hebben gebracht bij de bespreking en dat jullie tot de conclusie waren gekomen dat een juridische interventie niet evident is. Er werd ook aangegeven dat het geen goede oplossing zou zijn om te proberen deze zaak te laten binnenfietsen in het decreet op de georganiseerde sportsector. Ik noem dat meestal het Federatiedecreet. Ik denk ook dat het niet gaat over supportersparticipatie in de federaties, maar in de clubs. Het is wel een Federatiedecreet. Dat decreet regelt de verplichtingen van de sportfederatie, niet van de clubs, in functie van het sportaanbod en creëert via de code goed bestuur ook een kader voor de eigen interne organisatie van de federatie, maar het gaat niet de interne bestuurlijke organisatie van hun clubs regelen. Het kan immers niet de bedoeling zijn om federaties te bestraffen omdat een aantal van hun clubs geen oog hebben voor supportersparticipatie. Specifiek voor het voetbal zou dit trouwens ook het doel voorbijschieten, aangezien de profclubs, waarover het hier toch meestal gaat, niet gevat worden door Voetbal Vlaanderen. Bovendien kunnen we via dit decreet, dat zich richt op alle federaties, moeilijk een aantal extra regels gaan opleggen aan een beperkte groep van sportfederaties.
Zoals u weet, bestaat de algemene werkingssubsidie ter ondersteuning van de personeels- en werkingskosten enerzijds uit een basissubsidie in functie van het aantal aangesloten leden en anderzijds uit een subsidie die afhankelijk is van het beantwoorden aan drie kwaliteitsprincipes.
Een van deze drie kwaliteitsprincipes is, zoals u weet, nieuw goed bestuur, wat gekoppeld wordt aan harde en zachte indicatoren. Twee van de veertien zachte indicatoren bieden de federaties een mogelijkheid om supportersparticipatie te stimuleren. Het betreft de zachte indicatoren vijf en zes.
Zachte indicator vijf stelt: “De organisatie heeft een gedifferentieerde, evenwichtige en competente raad van bestuur.” In functie van een gedifferentieerde samenstelling van de raad van bestuur zou een sportfederatie ervoor kunnen kiezen om ook een supportersafgevaardigde aan de gewenste profielen toe te voegen. Ik herhaal: het gaat hier over de federatie. We moeten goed kijken hoe we dat doen. Ik denk dat er wel een overkoepelende supportersfederatie is, die dan zou kunnen worden afgevaardigd. Anders zou het kunnen dat in Voetbal Vlaanderen de federatie van club A alle supporters moet vertegenwoordigen. Ik kan mij voorstellen dat dit in club B nogal wat commotie zou kunnen veroorzaken. En A en B zouden Antwerp en Beerschot kunnen zijn, maar dat zou natuurlijk puur toevallig zijn. We moeten goed het verschil maken: het gaat hier over de federaties, niet over de clubs.
Zachte indicator zes stelt: “De organisatie betrekt interne belanghebbenden in haar beleid.” Ook hier is de organisatie: de federatie. Ook daar kunnen we supportersparticipatie meenemen.
Dat een federatie natuurlijk oog heeft voor de supporters die die sport volgen, daar ben ik het helemaal mee eens. Dat is zeker waar. Op welke manier betrekken we onze supporters? Supportersparticipatie, zeker in hoorzittingen, ging veel meer over geldelijk mee betrokken zijn. Het ging om participeren in de zin van ACT as ONE of andere participaties.
De sportfederaties zetten, wat mij betreft, in op de zachte indicatoren via een inspanningsverbintenis die wordt uitgewerkt in een afzonderlijk hoofdstuk van de samenwerkingsovereenkomst tussen Sport Vlaanderen en de sportfederaties.
Bij uw derde vraag, of de supportersparticipatie aan bod kwam tijdens de fusiegesprekken, wil ik ook stilstaan bij het ruimere kader. Supportersparticipatie, zoals het probleem gekend is, heeft voornamelijk linken met het betaalde voetbal. Binnen het amateurvoetbal is dit in veel mindere mate het geval. Veel amateurclubs, die laagdrempelig werken, betrekken heel wat supporters in hun werking. En nu spreek ik op het clubniveau. Het is vaak daar waar je vrijwilligers vindt. Het is in het amateurvoetbal evenwel geen item op zich. Toch niet waar jullie hoorzittingen voor hebben georganiseerd.
Tijdens de fusiegesprekken om tot Voetbal Vlaanderen te komen, is het thema supportersparticipatie niet aan bod gekomen, mede omdat er voor het recreatieve voetbal andere klemtonen uit het decreet voor de georganiseerde sportsector zijn besproken. Ik denk daarbij vooral aan een aanbod van A tot Z garanderen, enzovoort. Uiteraard vind ik het een goede evolutie als er in de Vlaamse clubs een gezonde vertegenwoordiging zou zijn vanuit de supportersfederatie. We kennen allemaal clubs waar dat goed is verlopen. KV Mechelen is daarvan een voorbeeld. Bij de clubs wil ik bij zelfregulering blijven en niet bij een regulering vanuit de overheid. Wat het Vlaamse beleid betreft, blijf ik van oordeel, zoals in 2015 door jullie werd vastgesteld, dat een decretaal optreden, en zeker een dwingend decretaal optreden, niet wenselijk en wellicht ook niet mogelijk is.
Ik vat samen. Er zijn twee kapstokken. Ik ben het er helemaal mee eens dat ook in de federatie de supporters op de een of andere manier aan bod kunnen komen. Dat is niet gemakkelijk, en zeker niet overal zomaar toepasbaar. Maar als je het over de clubs hebt, is het Federatiedecreet geen hefboom. Daar volg ik de conclusie van het parlementaire debat: daar moeten we tot zelfregulering komen.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben over dit antwoord toch iets minder enthousiast omdat ik van u hierover meer voluntarisme had verwacht. U zegt dat het een Federatiedecreet is en dat het dus niet over de werking van de clubs gaat. Er is ook sprake van de strijd tegen doping. Dat is wel opgenomen in het Federatiedecreet, en dat is dan blijkbaar wel de verantwoordelijkheid van de clubs, en dat gaan we dan wel stimuleren via de federaties. Je kunt perfect zeggen dat de federaties aan hun clubs een aantal voorwaarden moeten stellen voor aansluiting bij hen en dat dat dan gaat over de betrokkenheid van supporters. Dat staat er niet in, en ik zie niet in waarom dat niet zou opgaan voor supportersparticipatie, als we wel andere elementen of acties hebben ingebouwd, zoals de strijd tegen doping.
Bovendien is dat Federatiedecreet bij mijn weten ongeveer de enige weg, onrechtstreeks weliswaar, waarmee je clubs nog kunt stimuleren om in deze of gene richting te gaan. Het is een getrapt systeem, zoals u zelf zegt, maar het is wel nog het enige systeem. Voor de rest kunt u niet rechtstreeks ingrijpen op de clubs zelf.
De vraag is dus, als er geen stok bestaat om die supportersfederatie af te dwingen: hoe groot is uw wortel om het te laten doorvoeren? Via welke weg kunt u dat realiseren? U spreekt over zelfregulering bij de clubs. Op welke manier kunt u daar toch een stimulans bieden in de richting van meer supportersparticipatie?
De heer Annouri heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik begrijp u dat er enerzijds het Federatiedecreet is en anderzijds de clubs. Ik begrijp ook dat u zegt dat er een verschil is tussen clubs in lagere reeksen en de Vlaamse clubs die bijvoorbeeld in eerste klasse spelen.
Maar ik volg ook wel de repliek van collega Poschet. We hebben het hier al veel over supportersparticipatie gehad. We zien dat dat in opmars is in Europa. Het is iets dat beweegt, het is iets dat leeft. Enerzijds is het Federatiedecreet niet genoeg en anderzijds gaat u het houden bij zelfregulering bij de clubs. Dat is toch redelijk vaag. We zijn het er allemaal over eens dat het heel belangrijk is, maar wat vindt u een belangrijk target, als minister van Sport? Hoe ziet volgens u een gezonde club in die hoogste regionen eruit qua supportersparticipatie? Wat zijn de stappen die we kunnen zetten, buiten zelfregulering, om ervoor te zorgen dat we er komen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die federaties ook oog hebben voor supportersparticipatie, zonder dat inderdaad op dezelfde manier te doen als voor die clubs in eerste klasse?
Ik zou graag iets tastbaarders hebben dan te zeggen dat het Federatiedecreet niet goed genoeg is en verwijzen naar zelfregulering. Ik vind dat iets te vaag en te nietszeggend.
De heer Wynants heeft het woord.
Ik moet wel zeggen dat op dit moment alle profclubs rekening houden met de supporters. Ze houden maandelijks vergaderingen met hun supporters over wat er kan en wat er niet kan. We zijn van vzw’s naar cvba’s gegaan. De vzw’s zijn bestraft door het ministerie van Financiën. Iedereen is verplicht om over te gaan naar een cvba. Anders kunnen we niet meer overleven wat betreft de rest van de taxatie.
Ik verwijs nu naar onze club. Dat gaat om zeven of acht supportersclubs, die moeten zorgen dat ze een vertegenwoordiger hebben – dat mogen ook vier of vijf mensen zijn – die die allemaal samen vertegenwoordigt. Daar wordt maandelijks mee vergaderd, over hun grieven en over wat zij van ons wel en niet mogen. Want u weet dat zij een geweldige impact hebben tegenwoordig, met al dat geroep en getier, met die bommetjes die gegooid worden, waardoor je punten kunt kwijtspelen enzovoort. Daar is dus nood aan. En dat gebeurt ook. Elke profclub vergadert maandelijks of tweemaandelijks met de supportersfederatie. Dat is al een stap verder in de richting die we moeten uitgaan.
De heer Wouters heeft het woord.
Ik volg uw antwoord wel voor een groot stuk, minister. Ik meen mij te herinneren dat, toen hier het Federatiedecreet besproken werd, we het kamerbreed allemaal heel belangrijk vonden dat de clubs hun eigenheid konden behouden. Dat de federatie dat niet allemaal kan organiseren of afdwingen, lijkt mij heel logisch. Dat moet groeien van onderuit. Die wortel, waar collega Poschet over spreekt, begint met een zaadje en kan zo een grote wortel worden. Ik denk dat we daar vooral op moeten rekenen.
U hebt in uw antwoord verwezen naar de supportersfederatie. Op dit moment bestaat in België een overkoepelende club van de uitgevers van clubbladen van voetbalploegen. Daar kan dat wel. Waarom zou een overkoepelende supportersfederatie dan niet kunnen? Dat is dan misschien wel die insteek die u suggereert, waar we verder aan kunnen werken, om op die manier de supportersbetrokkenheid te maximaliseren.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik vind dit heel moeilijk. We gaan uit van twee sporten, en we zijn hier aan het generaliseren naar alle sporten: supportersparticipatie in de gymnastiek, supportersparticipatie in de atletiek, supportersparticipatie in het waterpolo. Het Federatiedecreet geldt voor alle federaties. Waar dat zinvol en nuttig is, kan een federatie wel een stuk sensibiliseren over supportersparticipatie en eventueel faciliteren. Dat vind ik al iets heel anders. Maar dat opleggen als een voorwaarde aan elke federatie? Stel u voor dat de KVV effectief aansluit. Als er bij elke club supportersparticipatie moet zijn, zou het wel kunnen dat een aantal clubs in de problemen komen. We moeten daar dus op een verstandige manier rond werken.
Voor diegenen waar er interesse is en waar het nuttig is, kan er gesensibiliseerd en gefaciliteerd worden. Daar heb ik geen probleem mee, maar ik zou echt oppassen: het Federatiedecreet geldt voor alle federaties. Vertaal niet wat we aan een federatie opleggen naar elke club van die federatie.
De heer Poschet heeft het woord.
Het klopt dat het Federatiedecreet geldt voor alle sportfederaties, maar niet alles in het Federatiedecreet geldt voor elke sportfederatie. Er zijn verschillende soorten sportfederaties, die niet allemaal dezelfde voorwaarden moeten nakomen als de anderen. Ik denk dat het bijvoorbeeld perfect mogelijk is om voor competitiesportploegen wel een uitzondering te maken, eventueel zelfs nog gemoduleerd op basis van een aantal parameters, zoals het aantal supporters. Ik denk dat er nog wel een mogelijkheid is om daar iets te doen.
Wat mij betreft is dat zelfs de enige manier waarop u iets kunt doen. Bij die clubs zelf ingrijpen is volgens mij nog veel moeilijker, zo niet uitgesloten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.