Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, op 21 december 2016 reikte de Vrouwenraad zijn jaarlijkse AUWCH Award uit aan de Koninklijke Belgische Zwembond omdat er blijkbaar nog altijd geen oplossing is voor meisjes om na hun 15e aan waterpolocompetitie te doen.
De jaarlijkse AUWCH Award van de Vrouwenraad gaat naar een persoon of organisatie die het afgelopen jaar een bijzonder vrouwonvriendelijke of seksistische maatregel of uitspraak op zijn of haar conto heeft staan.
Wat de zwembond doet, is duidelijke discriminatie en is flagrant in tegenstrijd met het nieuwe Sportdecreet dat een aanbod van a tot z oplegt aan alle sportfederaties. Dit aanbod is er op dit ogenblik niet op het vlak van waterpolocompetitie voor alle meisjes en jongens binnen de Koninklijke Belgische Zwembond.
De reden van de bond waarom meisjes ouder dan 15 jaar niet langer aan competitie mogen doen, is verschillende keren veranderd. Eerst was het omdat Ethias de meisjes niet langer wilde verzekeren, en toen Ethias dat ontkende, ging het om grensoverschrijdend gedrag van de jongens op een bepaalde leeftijd terwijl er nog nooit een officiële klacht was geweest.
Na kritiek liet de bond toe dat 11-jarigen nog gemengd in competitie zouden spelen, maar dat ze vanaf volgend seizoen de grens zouden leggen op 15 jaar. Volgens de bond kunnen er nog wel gemengde vriendschappelijke matchen gespeeld worden vanaf die leeftijd, maar niet in competitie. Dan was er opeens weer geen sprake meer van grensoverschrijdend gedrag.
Off the record konden we vernemen dat het eigenlijk een kwestie is van geld: volgens de bond is er te weinig geld en moeten er keuzes worden gemaakt. ‘En wij kiezen voor jongens’, aldus de bond.
Minister, midden vorig jaar stelde u dat u de zaak in het oog zou houden en dat er de garantie moest zijn van een aanbod van a tot z zoals het nieuwe Sportdecreet dat vereist. Nu blijkt het nog altijd niet in orde te zijn.
Bent u van mening dat er op dit moment inderdaad geen aanbod van a tot z is op het vlak van waterpolocompetitie voor alle meisjes en jongens binnen de Koninklijke Belgische Zwembond? Bent u van mening dat dit flagrant in tegenstrijd is met het nieuwe Sportdecreet? In welke sancties voorziet u om ervoor te zorgen dat de bond het decreet naleeft en niet verder meisjes discrimineert in de waterpolocompetitie?
Minister Muyters heeft het woord.
Toen deze problematiek de vorige keer aan bod kwam, op 23 juni 2016, was men al teruggekomen op de beslissing om alle gemengde waterpolocompetities te schrappen. Dat was een stap in de goede richting. Ik heb toen ook aangegeven dat er niet zozeer een gemengde competitie moet zijn, maar dat iedereen die waterpolo wenst te spelen, dat ook kan doen. Of het nu gaat over gemengde competitie, vrouwencompetitie of mannencompetitie maakt niet echt uit.
Er moet dus een aanbod zijn dat iedereen kansen geeft. Hoe dit georganiseerd wordt, is de verantwoordelijkheid van de federatie. Tijdens deze vergadering werd de regeling voor het seizoen 2016-2017 ook omschreven door de heer Annouri, en hieruit bleek dat er voor dit seizoen geen probleem was. Het antwoord op uw eerste vraag werd in feite dus al gegeven door uw collega Annouri in de commissie van 23 juni 2016. Ik kan dit alleen maar bevestigen.
Op dit ogenblik is er wel degelijk een aanbod voor alle jeugdcategorieën die waterpolo wensen te beoefenen. Dit was echter een overgangsregeling voor het seizoen 2016-2017. Ik had op 23 juni ook aangegeven dat de betrokken federaties, de Vlaamse Zwemfederatie (VZF) en de Koninklijke Belgische Zwembond (KBZB), me beloofd hadden om naar een oplossing te zoeken voor de toekomst en dat ik zou opvolgen hoe dit zou verlopen. Ik heb de stand van zaken opgevraagd bij zowel de VZF als de KBZB. Op basis van de informatie die ik daar kreeg, blijkt er toch heel wat te bewegen achter de schermen, wat het waterpolo op termijn ten goede moet komen.
Zo werd er voor het eerst een aparte waterpolocommissie opgericht binnen de KBZB, met een eigen budget en voldoende autonomie om zelf een waterpolobeleid uit te tekenen. Binnen deze commissie ligt op dit ogenblik een voorstel op tafel voor het seizoen 2017-2018, waarin volgens de federatie een aanbod voor iedereen vervat zal zijn. Over dit voorstel zou men in de loop van februari een definitieve beslissing nemen. Dit voorstel lijkt in de lijn te liggen van de huidige overgangsregeling, en er lijkt voor iedereen nog een aanbod te zijn.
De KBZB kan ik vanuit mijn bevoegdheid geen sanctie opleggen, maar aangezien er toch een oplossing op tafel blijkt te liggen, lijken sancties sowieso voorbarig. In het kader van het nieuwe sportdecreet wordt er wel een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen enerzijds mijn administratie en anderzijds de betrokken sportfederatie, in dit geval de Vlaamse Zwemfederatie vzw. Het niet naleven van de geformuleerde afspraken uit deze samenwerkingsovereenkomst, waaronder het invullen van een aanbod ‘van a tot z’, kan invloed hebben op de uiteindelijke toegekende subsidies aan de federatie. Dit zal dus permanent verder worden opgevolgd.
Kortom, op dit moment is het nog even afwachten. Het is positief dat er een commissie is opgericht en dat ze beslissingen kan nemen. In februari zal een voorstel voorliggen, dat volgens de eerste informatie ook in de toekomst het aanbod voor iedereen lijkt te zullen garanderen.
– Bart Caron treedt als voorzitter op.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het positief antwoord. Sinds juni zijn er inderdaad wel stappen ondernomen. Ik hoop dat u mijn ongerustheid over dit specifieke onderwerp begrijpt, niet alleen omdat het om een genderproblematiek gaat, maar ook omdat het verregaande gevolgen kan hebben op de sportmotivatie bij jonge dames uit het secundair onderwijs.
Als we kijken naar een onderzoek van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, zijn de KU Leuven en de UGent tot de bevinding gekomen dat de slechte cijfers met betrekking tot bewegen onder tieners voornamelijk aan de meisjes te wijten zijn. Ze sporten minder en ze trekken het gemiddelde, dat als niet hoog is, nog naar beneden. Professor Jan Seghers verklaart dat door te stellen dat meisjes passiever zijn en liever babbelen dan jongens, die lichamelijker van aard zijn. Die opvatting is voor mij wat simpel. In onze cultuur is het nog steeds zo dat meisjes iets vaker terechtkomen in een passieve naschoolse activiteit dan jongens, maar meisjes worden ook niet altijd genoeg aangemoedigd om te sporten. Daaraan moeten we werken. Voorbeelden zoals wat hier voorligt zijn ronduit problematisch. Dat zal tienermeisjes niet aanzetten om sportiever uit de hoek te komen. Waarom zouden ze dat doen, als ze steeds als minder belangrijk worden beschouwd dan hun mannelijke tegenhangers? Waarom zou de Zwembond die vrouwenploegen stimuleren als ze nu al kampen met een tekort aan infrastructuur?
Minister, als we die bovenlokale projecten subsidies geven, zoals in dit geval voor het zwembadwater, zeggen veel van die zwemploegen dat ze onvoldoende accommodatie hebben om waterpolo te kunnen installeren. Bij de renovatie of nieuwbouw van zwembaden moet als criterium voor de subsidiëring worden opgenomen dat het minstens mogelijk moet zijn om in dat zwembad officiële wedstrijden te spelen. Dat betekent dat de beweegbare bodem overal 1,80 meter diep moet kunnen zijn.
Op die manier zullen er ook meer clubs komen want op dit moment is het een probleem om clubs op te starten omdat er niet voldoende accommodatie is om aan waterpolo te doen. Meer clubs en meer accommodatie betekenen ook meer sporters volgens mij. Over een aantal jaar lost het probleem dan misschien zichzelf op en zal er een volwaardige vrouwencompetitie naast de mannencompetitie zijn.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Ik denk dat we het erover eens zijn dat we onder geen beding kunnen dulden dat de meisjes minder kansen zouden krijgen om te sporten dan de jongens.
Minister, u hebt een adequate schets gegeven van de stand van zaken. Voor U13 en U15-waterpolo is het verbod op gemengd spelen opgeheven. Voor U17 is dat nog niet zo. Het verbod is nog altijd gehandhaafd en zal al binnen vijf maanden worden toegepast.
Is er een begin van oplossing? De KBZB zegt van wel, maar op het terrein stellen we vast dat er eigenlijk enkel een begin van schijnoplossing is want alle suggesties die op tafel komen bij de KBZB, zijn oplossingen waarbij de drempel voor meisjes om waterpolo te spelen, nog altijd een heel stuk hoger blijft dan die voor jongens. Het lijkt me nog altijd wel een probleem.
De idee van de autonome commissie waterpolo binnen de KBZB is eigenlijk niet nieuw. Enkele jaren geleden was er ook al zo'n commissie en die was op dat ogenblik inderdaad bevoegd voor alles wat te maken heeft met de organisatie van waterpolocompetitie. Dat is eigenlijk het cynische van het verhaal. Het zijn diezelfde bobo's van de zwembond, die nu zwaaien met de zogenaamde autonome waterpolocommissie, die de toenmalige commissie alle bevoegdheden hebben ontnomen om – jawel – het spelverbod voor de meisjes op te leggen in de vorm van een verbod op gemengd spelen. U zult dus begrijpen dat ik nogal sceptisch sta tegenover de beloftes die de KBZB hier maakt. U hebt er geen vat op. Ik begrijp dat.
Uit uw antwoord blijkt dat u alles zeer nauwgezet opvolgt. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is. Wat me ook verheugt, is dat u met zoveel woorden zegt dat u ook een stok achter de deur houdt in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse zwemfederatie. Het is belangrijk dat de druk hoog blijft. We zullen moeten afwachten wat de toekomst brengt. ‘The proof of the pudding is in the eating’ en mijn persoonlijke appreciatie is dat met deze Belgische zwembond de kans op zure pudding vrij groot is.
De voorbije maanden hebben we gezien dat zowel de Belgische zwembond als de Vlaamse zwemfederatie – en ik druk me voorzichtig uit – niet veel trek heeft in meisjeswaterpolo. Ik zal me nader verklaren. De kleine stapjes die zijn gezet, en vooral zijn aangekondigd door beide federaties, zijn eigenlijk ingegeven door de dreiging van juridische procedures die betrekking hebben op de gelijke behandeling van meisjes en jongens. Ze zijn bij de mensen van de federaties niet ingegeven door de overtuiging dat een sportfederatie in de eerste plaats sport moet faciliteren voor meisjes en voor jongens. Wat mij betreft, is dat het meest kwalijke aan dit verhaal. Het is een mentaliteit, letterlijk op te vatten, van enkele oude grijze mannen die compleet fout is.
Ik wil u ook nog attent maken op een minstens zo kwalijke evolutie. In de Verenigde Staten waren er enkele decennia geleden heel wat zwembaden voorbehouden voor blanken. In de jaren 50 van de vorige eeuw hebben een aantal rechtbanken geoordeeld dat die segregatie op basis van huidskleur niet langer kon. Het gevolg was dat nogal wat zwembaden hun deuren hebben gesloten. Iedereen gelijk voor de wet en niemand moest nog zwemmen. ‘Leveling down’, heet dat.
Welnu, het nieuwe Sportdecreet legt unisportfederaties op om een aanbod van a tot z te hebben, voor alle leeftijdsgroepen, voor alle doelgroepen, zowel in de breedte als in de diepte: breedtesport en topsport. En net daar knelt volgens mij toch een beetje het schoentje. De Vlaamse zwemfederatie heeft nog niet zo lang geleden een selectietoernooi U13 georganiseerd. Dat tornooi werd gemengd gespeeld. Het zijn provinciale selecties die tegen elkaar uitkomen. Op basis van dat selectietornooi is een Vlaamse selectieploeg U13 jongens geselecteerd. Van een meisjesploeg was er geen sprake. Nochtans, de sterkhouders van de Oost-Vlaamse ploeg, die gedeeld eerste werd in dat tornooi, waren meisjes. Zeggen dat er geen meisjes zijn om zo'n Vlaamse selectie U13 op te starten, is natuurlijk klinkklare nonsens. Na nieuw protest werd er een nieuwe selectiedag aangekondigd voor meisjes in april. Voor de andere leeftijdscategorieën worden er ook voor jongens geen Vlaamse selecties georganiseerd. Men wil niet investeren in meisjesselecties. Collega Moyaers heeft dat ook aangegeven. Iedereen is gelijk voor de wet, dus moeten die jongens ook niet meer spelen. Dat is een kwalijke evolutie, die we in de gaten moeten houden. Ik weet dat u dat zult doen, u hebt dat ook gezegd in uw antwoord, maar ik vind dat de parallel met het Amerika van de jaren 50 van de vorige eeuw toch wel bijzonder pijnlijk is in dit verhaal.
Ik ben bezorgd dat sommigen uw sterk sportbeleid met aanbod van a tot z toch zullen ondergraven vanuit een verkeerd complete mindset, terwijl het de bedoeling moet zijn – uw beleid ademt dat ook uit – dat meisjes en jongens alle kansen moeten krijgen om hun geliefde sport te beoefenen op het niveau dat hen past.
Ik zal afsluiten met een hoopgevende vaststelling. Ik leer uit uw antwoord dat u het van dichtbij zult opvolgen en vooral ook – en dat is belangrijk – een stok, of zo u wil een cactus, achter de deur houdt in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse zwemfederatie.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik wil collega Moyaers bedanken voor zijn vraag. Het is een dossier waar we al een tijdje mee bezig zijn en dat we zeker moeten blijven opvolgen. U doet dat door hier een zeer terechte vraag te stellen en meteen ook een paar andere brede thema's aan te snijden over sportparticipatie bij meisjes die we in de gaten moeten houden.
Ere wie ere toekomt: collega Anseeuw heeft toen de kat de bel aangebonden en voert nu ook nog steeds campagne voor het aanbod voor meisjes in waterpolo.
Minister, beide heren hebben heel duidelijk geschetst hoe de situatie nu is. Ik hoor u graag zeggen dat u dit zult blijven opvolgen. Dat is ook nodig. Uw standpunt is dat van iedereen hier in de commissie en bij uitbreiding in het Vlaams Parlement. Ik denk dat we ook een heel duidelijk signaal moeten geven aan iedereen die sport liefheeft en aan de meisjes die heel graag waterpolo willen blijven spelen: we zullen het niet alleen blijven opvolgen, we zullen niet alleen een stok of een cactus achter de deur hebben, maar we zullen er ook voor zorgen dat die meisjes hoe dan ook waterpolo zullen kunnen blijven spelen. Dat is een garantie en een belofte die we met z'n allen, partijoverschrijdend, geven aan al die meisjes en ouders van de meisjes die waterpolo willen blijven beoefenen. Want ik wil niet wachten op wat de zwembond zal doen en hopen dat alles goed loopt; ik zou liever met m'n eigen plan klaar staan, maar ik heb het volste vertrouwen in u, minister.
Minister Muyters heeft het woord.
Bedankt voor het vertrouwen. Wat voor mij essentieel blijft, is wat collega Annouri naar voren brengt: die meisjes moeten de sport die zij graag doen, kunnen uitvoeren. Er moeten natuurlijk voldoende meisjes zijn om die competitie te organiseren. Maar op een of andere manier is het aan de federatie om daar een mouw aan te passen. Het zal dan misschien geen topsport zijn, maar toch op een zeker niveau. Zulke zaken moet men kunnen aanvaarden. De topsportschool handbal werd ooit een beetje afgebouwd omdat er onvoldoende kwaliteit aanwezig was. We mogen geen verkeerde verwachtingen scheppen. De verwachtingen van topsport zijn dat men daar geheel of gedeeltelijk zijn beroep van kan maken. Als dat niet mogelijk is, moet men zich daarbij neerleggen. Van a tot z wil niet zeggen: voor iedereen, voor elke sporttak topsportschool aanbieden. Voor mij betekent dat van recreatief tot hoogstaand competitief niveau.
Mijnheer Anseeuw, ik zal een brief of mail sturen naar de zwemfederatie. Ik zal schrijven wat u hebt gezegd en uitleg vragen over het feit dat men aan gemengde competitie doet waarna een nationale selectie voor jongens gebeurt en niet voor meisjes. Ik zal vragen of dat klopt en hoe ze dat kunnen verklaren.
U mag natuurlijk sceptisch zijn over mijn antwoord. Ik kan niet meer doen dan weergeven wat bij navraag is gebleken. Zoals u al hebt begrepen, zal ik dit verder opvolgen en bijkomende vragen stellen.
Mijnheer Moyaers, wat u vraagt in verband met de bovenlokale structuur, ik kan en ga dat niet doen. We kunnen toch niet voor elk gerenoveerd en nieuw zwembad opleggen dat het overal even diep moet zijn? Dat kunnen we niet verwachten. Dat is niet betaalbaar, en het is ten opzichte van peuters niet erg vriendelijk, tenzij dat we dat nog eens apart doen.
Ik kan dat opnemen als positief punt voor degenen die de aanvraag indienen. Dat kunnen we doen. Als een zwembad bijvoorbeeld multidisciplinair is, krijgt het extra punten. Als er naast zwemmen ook waterpolo mogelijk is, is er multidisciplinariteit. Zo kan het wel een positie beoordeling krijgen.
Ik kan niet eisen dat een zwembad in Duffel of Hove of Edegem altijd geschikt is voor waterpolo.
De heer Moyaers heeft het woord.
Dat vind ik positief, dat zoiets extra punten kan opleveren.
Ik zou nog het idee willen lanceren dat we met deze commissie het onderwerp sportmotivatie bij kansengroepen en meisjes enzovoort aandacht blijven geven. Ik zou tot heel goede resultaten willen komen bij personen uit de sector en tot oplossingen om de sportparticipatie over alle grenzen heen – zeker de gendergrens – te verbeteren.
In dat opzicht ben ik positief verrast dat men dat in de voetbalwereld ook wel doet. Dit jaar werd ook een Gouden Schoen voor beste vrouwelijke speler uitgereikt. Dat is een mooie manier om ook damessport te promoten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.