Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de Vlaamse ondersteuningspremie voor werkgevers voor de integratie van werknemers met een arbeidshandicap
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, naar aanleiding van de tiende verjaardag van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap publiceerde GRIP (Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap) cijfers over onder meer de werkzaamheidsgraad van personen met een handicap. Daaruit blijkt dat de Vlaamse overheid er niet in slaagt meer personen met een handicap aan het werk te krijgen. De evolutie stagneert.
Uit het rapport van GRIP, gebaseerd op cijfers die de vzw opvroeg bij de Vlaamse overheid, blijkt dat de werkzaamheidsgraad van personen met een handicap is gedaald door de economische crisis, van 42,7 procent tweede kwartaal 2007 tot 33,5 procent in 2010 en zich daarna weer heeft ‘hersteld’: hij zit nu weer op hetzelfde niveau als ervoor, 43,1 procent in 2015.
Ter vergelijking: bij personen zonder beperkingen bleef dit stabiel met 77,4 procent in het tweede kwartaal van 2007, 77,3 procent in 2010 en 77 procent in 2015.
De kloof tussen de algemene bevolking en personen met een handicap blijft dus even groot als tien jaar geleden: 34,7 procentpunten in 2007 versus 33,9 procentpunten in 2015. De conclusie is dat we in tien jaar dus amper zijn vooruitgegaan.
In het slechtste jaar, 2010, bedroeg de kloof maar liefst 43,8 procentpunten. De sterke daling op het hoogtepunt van de economische crisis en de sterke schommelingen in de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap maken ook duidelijk dat personen met een handicap heel kwetsbaar zijn. Ze zijn de eersten die ontslag krijgen als de werkgever het moeilijker krijgt.
Minister, hoe verklaart u dat er geen merkbare evolutie is in de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap de voorbije tien jaar? Welke initiatieven hebt u als minister van Werk deze en vorige ambtstermijn genomen om meer personen met een handicap aan het werk te krijgen? De werkzaamheidsgraad van personen met een handicap bedroeg in 2015 43,1 procent. Wat vindt u zelf van dit cijfer? Tot op welk niveau ambieert u dit cijfer in deze legislatuur nog op te trekken? Plant u om in overleg te gaan met de mensen van Grip vzw om te overleggen welke noden er zijn en welke initiatieven er beleidsmatig kunnen worden genomen om meer personen met een handicap aan een job te helpen? Welke acties plant u als minister van Werk om meer personen met een handicap aan het werk te krijgen? Welk tijdspad houdt u hierbij voor ogen?
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik ben geen vast of plaatsvervangend lid van de commissie, maar wil toch een zeer specifieke vraag stellen over de promotie van de Vlaamse ondersteuningspremie.
De Vlaamse ondersteuningspremie is een win-winpremie bedoeld voor zowel de werkgevers, ter compensatie van rendementsverlies, als voor de werknemer met een arbeidshandicap om zijn of haar integratie in het arbeidscircuit te bevorderen. Het gaat daarbij om aandoeningen van psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard die het moeilijk maken om werk te vinden of een job uit te voeren. De website van VDAB, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, somt heel wat voorbeelden op van ziektes waarover het kan gaan.
Mijn vraag gaat specifiek over mensen die een zware kankerbehandeling achter de rug hebben. Leven, het driemaandelijks magazine van Kom op tegen Kanker, vermeldt dat ook personen die opnieuw willen werken na kanker, deze premie kunnen aanvragen. Wie in zijn directe omgeving wordt geconfronteerd met iemand die een zware kankerbehandeling achter de rug heeft, weet dat een dergelijke behandeling een zeer grote invloed heeft op de vermoeidheid. Ook de Vlaamse Liga tegen Kanker koos in 2012 voor werkhervatting na kanker als jaarthema.
Een werkzoekende, werknemer of jobstudent moet zelf het recht op de premie aanvragen bij VDAB. Eenmaal de aanvrager het recht heeft verkregen, moet de werkgever de premie aanvragen. Daar zit natuurlijk de kern van de zaak. Dit is een dubbele drempel. Niet iedereen weet dat de premie bestaat. Dat bleek ook duidelijk in het tijdschrift Leven. De patiënt moet het recht op de premie vragen en de werkgever moet dan de premie zelf aanvragen. In het kader van een toegankelijke dienstverlening vind ik dit een belangrijk punt. In het Vlaams regeerakkoord staat duidelijk dat we voorstander zijn van een automatische toekenning van rechten. Ik begrijp dat dat niet voor elke maatregel mogelijk is, maar wel belangrijk is dat de overheid proactief handelt en outreachend te werk gaat. Ze informeert de mensen actief en gaat na hoe ze hen beter op de hoogte kan brengen.
Minister, welke instantie staat in voor de informatieoverdracht?
Is er volgens u een taak weggelegd voor VDAB om het medisch personeel, onder meer artsen, in kennis te stellen van de verschillende premies waarvoor patiënten mogelijk in aanmerking komen, zoals de Vlaamse ondersteuningspremie, zodat zij de informatietaak op zich kunnen nemen? Gebeurt dat reeds en welk zorgverstrekkers zijn ervan op de hoogte? Of indien niet, wat zijn de moeilijkheden?
Op welke wijze en door wie wordt de Vlaamse ondersteuningspremie gepromoot bij werklozen, werknemers en jobstudenten? Hoeveel middelen stelt de Vlaamse overheid hiervoor ter beschikking?
Op welke wijze en door wie wordt de Vlaamse ondersteuningspremie gepromoot bij werkgevers? Hoeveel middelen stelt de Vlaamse overheid hiervoor ter beschikking?
Ik heb ook nog een schriftelijke vraag ingediend om meer specifieke cijfers op te vragen. Bepaalde elementen kunnen dus ook schriftelijk worden doorgegeven.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik begin met uw cijfers, mijnheer Annouri. Eerlijk gezegd bekijk ik ze een beetje anders dan u. Als we de cijfers bekijken, dan was 2007 een positief jaar. Daarna begon de werkzaamheidsgraad van gehandicapten af te nemen. In 2008 werd beslist de bevoegdheid voor de tewerkstellings- en ondersteuningsmaatregelen voor personen met een arbeidshandicap over te hevelen van Welzijn naar Werk en Sociale Economie. Toen ik midden 2009 minister werd, zette de dalende trend zich nog altijd voort. We hebben op dat moment een reeks maatregelen genomen, en daar wil ik eerst op ingaan om dan te kijken welk effect ze hebben gehad.
We hebben een bestuurlijke hervorming uitgevoerd en de gespecialiseerde diensten een veel groter werkingsbudget gegeven. Ik kom daar zo meteen op terug. En we hebben maatregelen genomen in verband met de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP).
Ik geef twee voorbeelden: de middelen voor de Gespecialiseerde Dienstverlening zijn gestegen van 20.440.055 in 2009, toen ik bevoegd werd, naar 33.804.631 in 2017. Dat is een stijging met meer dan 65 procent! We hebben dus in veel meer middelen voor de Gespecialiseerde Dienstverlening voorzien. Een tweede voorbeeld: daar waar voor de Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP) vroeger een vast bedrag in de begroting stond, hebben we met de hervorming van het doelgroepenbeleid – u weet wel, de 35 groepen die we hebben herleid tot drie groepen – van de VOP een kostendrijver gemaakt. Voor degenen die begrotingstechnisch iets minder onderlegd zijn: een kostendrijver betekent dat het bedrag zich aanpast aan het aantal mensen. Als meer mensen de Vlaamse Ondersteuningspremie vragen, zullen we bij de budgettaire controles meer geld inschrijven. Daar waar het vroeger een vast bedrag was, is het nu een kostendrijver. Dat is een enorm verschil. Het betekent dat ik bij de begrotingsronde of bij de begrotingsopmaak nooit middelen moet gaan vragen. Het aantal premies die er nog nodig zijn, worden automatisch voorzien in het budget. Ik vind dat logisch, maar het is pas nu gerealiseerd. Dat is toch een enorme aanpassing tegenover het verleden.
Naast het uitbreiden van de capaciteit van de gespecialiseerde partners hebben we ook ingezet op het inclusiever maken van de eigen VDAB-dienstverlening. Door opleiding, kennisdeling, intervisie en overleg blijven we investeren in de kwaliteit van de VDAB-bemiddeling, zeker ook voor personen met een arbeidsbeperking.
Ten slotte heeft een nauwe samenwerking met de zorg- en gezondheidssector ervoor gezorgd dat we ook voor moeilijker bereikbare groepen een begeleiding op maat kunnen aanbieden. We hebben de afgelopen jaren dus zowel op het kwantitatieve als op het kwalitatieve vlak grote inspanningen geleverd. Dat zien we heel goed in de resultaten. Ik heb hier een grafiek waarin we de dalende trend die vanaf 2007 bezig was, zien. Vanaf 2010 zien we een positieve evolutie.
In 2010 werd het Pact 2020 besproken met de sociale partners. Ook in het Pact 2020 zijn er doelstellingen gezet voor heel wat zaken rond tewerkstelling. Dat waren altijd zeer ambitieuze doelstellingen, waarvan we wisten dat het moeilijk zou zijn om ze te bereiken. We hebben ons in dit Vlaams regeerakkoord geëngageerd om de engagementen van het Pact 2020 te realiseren. Met betrekking tot het engagement inzake de werkzaamheidsgraad van personen met een arbeidshandicap was de doelstelling zeer ambitieus: van 33 procent in 2010 wilden we in 2020 met 10 procent, of één procent per jaar, stijgen. Wij, en de sociale partners, gingen ervan uit dat dat een zeer ambitieuze doelstelling was. We hebben die doelstelling in 2015 bereikt, niet in 2020. Ga ik nu op mijn lauweren rusten? Neen, ik ga proberen de stijgende tendens, dankzij de maatregelen die we hebben genomen en de maatregelen die ik nog wil nemen, nog verder verhogen. Maar de ambitieuze doelstellingen die we hebben gesteld, hebben we niet op tien jaar, maar op vijf jaar bereikt.
U had ook een vraag over het overleg met GRIP. We zijn in permanent overleg met de mensen van GRIP, niet op één, maar op vier verschillende niveaus. Ten eerste hebben zij een structureel project in het kader van het ‘Focus op Talent’-programma. Ten tweede zijn ze lid van het Stakeholdersforum van de VDAB, waarin de VDAB regelmatig met de verschillende stakeholders van gedachten wisselt. Ten derde zijn ze vertegenwoordigd in het Partner Overleg Werk en Arbeidshandicap (POWA). Ten vierde maken zij deel uit van de Commissie Diversiteit van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Ze werken daar uiteraard goed mee en leverden daar input voor het advies actielijst arbeidsbeperking 2020, waarvoor ik in december een engagementsverklaring heb getekend. We zijn met GRIP continu in overleg. Dat blijkt wel duidelijk uit die vier initiatieven.
Zoals ik daarnet al zei, blijven we niet op onze lauweren rusten. Ik wil uiteraard het huidige beleid voortzetten, maar ik plan bovendien de komende jaren een reorganisatie van de Gespecialiseerde Dienstverlening, omdat ik wil kijken of we de capaciteit verder kunnen uitbreiden, niet met geld maar door een andere organisatie. Daarnaast willen we ook meer inzetten op een uitbreiding van de dienstverlening aan werkgevers, waar we nog groeipotentieel zien. Verder zullen we in functie van de re-integratie van personen met gezondheidsproblemen, actief blijven samenwerken met de welzijns- en gezondheidssector. Bovendien zullen de hervormingen rond werkplekleren ook voor deze groep van werkzoekenden een effect hebben. Daarmee toon ik aan dat de maatregelen die we hebben genomen sinds ik minister van Werk ben geworden, een stijgend effect hebben. Dat blijkt uit de grafiek die ik als bijlage 1 bij het verslag laat voegen.
Ik kan ook de vergelijking geven met de andere werkzaamheidsgraad. Dan ziet u dat dat ook piekte in 2010. Ook hier kwamen we naar een continue verslechtering. Het verschil met de werkzaamheid daalt continu. Het is niet alleen een positief effect, maar als je de vergelijking maakt met de andere werkzaamheidscijfers, verbeteren we de situatie continu. Ik zal deze grafiek als bijlage 2 bij het verslag laten voegen.
Ik blijf dus niet op mijn lauweren rusten, ik probeer met een aantal initiatieven, zoals juist gezegd, verder te gaan.
Mevrouw Franssen, wat informatie betreft, denk ik dat het nodig is dat personen die denken recht te hebben op een premie, die zelf aanvragen bij VDAB. Daar zit een logica achter omdat het heel vaak over vertrouwelijke informatie gaat, informatie over diagnoses gesteld door een arts of een specialist. Het is aan de persoon zelf om te oordelen of de diagnoses van een arts of een specialist een effect hebben op het werk en in welke mate. Het is heel belangrijk ten aanzien van vertrouwelijkheid en dergelijke dat dat niet zomaar wordt overgemaakt. De persoon zelf moet het vragen als hij ondersteuning wil krijgen.
Vanuit verschillende zorgvoorzieningen wordt er vandaag met VDAB of de gespecialiseerde trajectbegeleiding (GTB) samengewerkt om personen gericht te kunnen doorverwijzen. Vanuit patiëntenverenigingen en andere stakeholders wordt ook informatie verspreid over al die premies en voorzieningen. Op de website van VDAB is er een deelsite specifiek rond arbeidshandicap, waar de verschillende categorieën zijn opgenomen en waar de persoon gericht informatie kan vinden. Iemand die wil weten of hij ergens voor in aanmerking kan komen, vindt bijvoorbeeld op de deelsite van VDAB zeker al die informatie, als hij die al niet heeft gekregen via de zorgvoorziening waar hij zelf bij is. Ook de werkgever kan op de deelsite van VDAB een specifieke rubriek met informatie over personen met een arbeidshandicap vinden.
Er zal een nieuw samenwerkingsakkoord met het RIZIV moeten worden gesloten. We zullen hierin ook voor dit specifieke onderwerp aandacht hebben en er effectief voor zorgen dat de artsen beter geïnformeerd worden. U vroeg naar de communicatiekosten die we maken rond algemene communicatie en dergelijke. Wij maken daar geen apart budget voor, dit is gewoon een onderdeel van de algemene communicatie die VDAB en zijn partners voeren naar burgers en werkgevers.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreid antwoord en voor de grafiek. Ik kijk vanuit mijn perspectief naar die cijfers. 2007 was een uitzonderlijk goed jaar voor de tewerkstelling van mensen met een arbeidshandicap, daarna is de daling begonnen en nu zitten we weer op het punt van 2007. Ik zou graag de cijfers van voor 2007 erbij halen, maar die zijn er niet. Hoe komt het dan dat er toen een uitzonderlijk goed jaar was? Welke factoren hebben toen meegespeeld? Ik weet wel dat er een daling is gekomen na de financiële crisis en dat mensen met een arbeidshandicap heel vaak er als eerste aan moeten geloven als er ontslagen komen. Welke initiatieven kunt u nemen om ervoor te zorgen dat, mochten we opnieuw in een moeilijke situatie terechtkomen of in een financiële storm, die mensen niet opnieuw de eerste slachtoffers worden en we weer een inhaalbeweging moeten maken in de toekomst.
U geeft zelf aan dat er een reorganisatie zal komen in de toekomst. U zegt dat u niet op uw lauweren zult rusten maar verder zult blijven werken. Er komt een reorganisatie, maar u zegt dat dat niet wil zeggen dat er meer geld zal komen. Ik neem ook aan dat dat niet wil zeggen dat er minder geld zal zijn. Het is dus geen efficiëntie-oefening. Ik vraag dit puur ter verduidelijking om te weten wat u precies zegt.
Er zijn in het verleden een paar rapporten van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) verschenen die misschien ook wel inspiratie kunnen bieden, onder andere een in 2014 over het psychisch welzijn op de arbeidsmarkt. Ik denk dat er vorig jaar nog een is verschenen met zeventig werkpunten voor mensen met een arbeidshandicap op de arbeidsvloer. Zijn dit dingen die u meeneemt in het continu evalueren en het verbeteren van uw beleid rond de tewerkstelling van die kansengroepen?
Over de cijfers zelf: elke stijging is een goede zaak. Ik zou er cynisch over kunnen doen en zeggen dat we al op die 43 zaten. Maar er is een stijging en dat is een goede zaak. Als u hier de ambitie uitspreekt om erop te blijven werken en ervoor te zorgen dat het cijfer blijft stijgen, dan kunnen we ons daar zeker achter scharen. We zullen dit mee blijven opvolgen. Ik had graag nog een antwoord op de twee extra vragen die ik heb gesteld.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Het is goed dat dit wordt meegenomen naar het federale niveau en de besprekingen binnen het RIZIV alsook de sensibilisering naar artsen en andere zorgverstrekkers toe. Ik twijfel er niet aan dat er inderdaad al heel wat communicatie gebeurt met de welzijnsactoren. Zoals ik zelf al in mijn toelichting heb gesteld, is automatische rechtentoekenning hier niet mogelijk vanwege de vertrouwelijkheid van medische dossiers. Je zit met een dubbele drempel van ten eerste het recht opvragen en ten tweede de premie aanvragen. Maar mensen moeten het ook weten. Eigenlijk is het een passieve openbaarheid dat het op de website van de VDAB staat.
Ik kan u verzekeren, zeker als het gaat over mensen met een chronisch vermoeidheidssyndroom of mensen met een zeer hoge vermoeidheid ten gevolge van een kankerbehandeling, dat zij met de weinige energie die ze nog hebben, niet rond geraken met hun dagelijkse taken, laat staan dat ze nog actief alles gaan kunnen opsnorren waar ze recht op hebben. Er zit een mattheuseffect in: de mensen die het het meest nodig hebben, zullen het minst gemakkelijk de weg vinden. Dat is uiteraard een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Misschien moeten we ook eens kijken wat er samen met de OCMW’s kan worden gedaan. Maar het is in elk geval goed dat het dossier werkhervatting na kanker ook verder onder jullie aandacht blijft. De proactieve communicatie blijft heel belangrijk in het hele gegeven.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, u hebt een dalende trend die er was, omgezet naar een stijgende trend. Dat is belangrijk. De structurele samenwerking met gespecialiseerde trajectbegeleiding (GTB) is daar een belangrijke reden voor. GTB en VDAB weten heel goed wat ze aan elkaar hebben. De stijging van het budget speelt mee, evenals de stijging van de VOP-premie. Ik ben toch wel tevreden dat we niet op onze lauweren zullen rusten. Het was uw ambitie om 43,5 procent te behalen, maar dat is toch nog altijd een heel stuk onder het Europese gemiddelde van 47 procent. We mogen onze ambitie toch wel naar het Europese niveau richten.
In de voormiddag heb ik het heel even gehad over het EAD-beleid (evenredige arbeidsdeelname en diversiteit). Ook hier is het belangrijk dat er duidelijkheid komt over de rol van GRIP (Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap) in het vernieuwde EAD-beleid. Ook de betrokkenheid van de werkgevers is belangrijk.
CD&V heeft ook gepleit voor de betrokkenheid van artsen. Artsen zijn vaak de eersten die worden geconfronteerd met de vraag van een patiënt om opnieuw een job te zoeken of zijn de eersten om te peilen of het zinvol is dat een patiënt opnieuw aan het werk gaat.
Wij blijven als overheid de slechtste leerling van de klas. Alle overheden zijn een slechte werkgever voor deze doelgroep. De CD&V-fractie heeft in de Senaat gepleit voor quota voor de overheden. We hebben toch wel de plicht – en ik wik mijn woorden – als overheid om, zeker voor deze doelgroep, een voorbeeldfunctie te hebben. We moeten er samen over nadenken op welke manier we als overheid iets kunnen betekenen voor deze doelgroep.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, mijn bijkomende vraag houdt verband met het federale beleid, het beleid inzake re-integratie van langdurig zieken. Vlaanderen heeft op dat vlak, succesvol, al ondersteuning gegeven. Het wordt nu geïntensifieerd, en dan rijst de vraag naar de impact van het beleid op de VOP. Uiteraard ondersteunen we de re-integratie van langdurig zieken, maar we moeten ook oog hebben voor de mogelijke gevolgen ervan. Minister, hebt u een zicht op de numerieke impact van dit beleid? De werkgever zal een beroep kunnen doen op de VOP. Wat zal de budgettaire impact zijn op de begroting van de VOP?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik wil me aansluiten bij de oproep om de rol van de overheid hierin te herbekijken.
Sinds het overplaatsen van de gespecialiseerde dienstverlening zijn de middelen met 65 procent toegenomen. Er is ook een stijging geweest van het aantal VOP-middelen. Af en toe stel ik u daar eens een schriftelijke vraag over. Gelukkig kunt u ook de tabel tonen waarin de stijging van de werkzaamheidsgraad te zien is. Wat essentieel is, is op te volgen waar mensen terechtkomen. Is dat in het reguliere economische circuit? Is dat in de sociale economie? In een heel ver verleden zaten ook de beschutte werkplaatsen bij Welzijn. De filosofie is heel hard gewijzigd. Het lijkt me dat we die spreiding moeten onderzoeken. Voor sommige mensen met een handicap zal de sociale economie een plek zijn waar ze aan de slag kunnen en kunnen blijven, maar de grote winst valt te boeken in het reguliere economische circuit.
Mevrouw Franssen vraagt om iets te doen voor mensen die hersteld zijn of herstellende zijn van ziektes zoals kanker. Wij hebben met onze fractie een conceptnota ingediend rond armoedebestrijding waar dit, wat uw agenda betreft, net een van de punten is. Er is een enorm armoederisico bij mensen die kanker hebben, zeker als ze daardoor ook nog eens hun job verliezen of dreigen te verliezen. Vandaag benaderen we hen als arbeidsgehandicapt. Je moet dus eigenlijk al de link gaan leggen, zelf of laten leggen, met de arbeidsmarkt, waar ik denk dat die link evident is. Wie een kankerbehandeling heeft ondergaan, zelfs als je integraal geneest, heeft minstens voor een periode een aantal gevolgen: vermoeidheid, andere lichamelijke problemen.
De VOP laat toe om daarmee om te gaan, aangezien in de VOP ook is voorzien in een evaluatie. Er kan bovendien worden afgebouwd op het moment dat de ‘handicaps’ wegvallen. Waarom zouden we er niet voor gaan – ik hoor dat pleidooi ook bij mevrouw Franssen – om de VOP voor die categorie van mensen automatisch toe te kennen?
Minister Muyters heeft het woord.
Op het laatste kan ik antwoorden dat de VOP automatisch toekennen geen optie is omdat het aangevraagd moet worden als gevolg van de vertrouwelijkheid van gegevens.
Mijnheer Annouri, in 2007 was de eerste meting. Een werkzaamheidsgraad wordt gemeten op basis van een enquête bij arbeidskrachten. U kunt zich inbeelden dat zo’n eerste enquête nog wat onzekerheid bracht over hoe erop te antwoorden: ben ik licht gehandicapt, ben ik ernstig arbeidsgehandicapt, ben ik wel arbeidsgehandicapt? Mij is gezegd dat 2007 zo’n beetje de start was en dat er wel wat meer schommeling in zat. De vraag is dat – ik heb me daar niet willen achter verschuilen in mijn eerste antwoord – als we die bevraging opnieuw zouden doen, we dezelfde resultaten zouden krijgen. Bij eerste metingen is het altijd een beetje zoeken. Daarna krijg je een tendens.
Ik denk dat de huidige cijfers beter zijn dan in 2007, maar het blijft voor een stuk een subjectief gegeven. Het is een bevraging. Dat wil ik duidelijk stellen. U zegt dat er vanaf 2010 een stijging is. Maar let op, als er geen crisis is, zijn dat blijkbaar de eersten die afvallen. In 2011 hebben we een tweede dip gekend. We zien dat de cijfers niet verslechterd zijn. De werkloosheidsgraad is slechter geworden, maar dat is niet het geval bij de arbeidsgehandicapten. Dat is echter geen garantie. Ik garandeer ook niet dat 2016 een beter jaar zal zijn dan 2015. We nemen maatregelen en we moeten kijken wat de resultaten zijn.
Als er goede rapporten zijn, moeten we die uiteraard meenemen en kijken of die in het beleid vertaald kunnen worden.
Mevrouw Franssen, het gaat bij u echt over informatieverstrekking. We mogen ook niet onderschatten wat het effect is van een vereenvoudiging van het doelgroepenbeleid. We hebben steeds gecommuniceerd dat een van de drie doelgroepen arbeidsgehandicapten zijn. Dat is bij werkgevers zeker goed gekend. Het maakt het ook veel gemakkelijker dan dat er 36 zijn. Het is geweten dat er specifiek voor arbeidsgehandicapten premies zijn, RSZ-kortingen enzovoort. We mogen dat niet onderschatten. Dit zal zijn effect nog wel hebben. Het nieuwe doelgroepenbeleid is nog niet zo lang van kracht.
Mevrouw Franssen, ik blijf hameren op de zorgvoorziening.
We zullen kijken hoe we dit kunnen aanpakken in het nieuw af te sluiten samenwerkingsakkoord met het RIZIV. Wij hebben naar de geneesheren niet meteen een hefboom, maar we kunnen dat misschien doen met het RIZIV. Uw pleidooi neem ik in elk geval mee om daarop te blijven inzetten.
Mevrouw Claes, u hebt het ook heel uitdrukkelijk over EAD en de overheid. Dat is niet mijn bevoegdheid, maar ik ben ervan overtuigd dat minister Homans de nodige maatregelen op dat vlak neemt. Mijnheer Van Malderen, u vroeg waar ze zijn. Duidelijk niet bij de overheid. Het zal wel voor een groot deel in de privésector zijn en de sociale economie, maar ik heb die opsplitsing niet. Ik weet trouwens ook niet of die bestaat.
Mevrouw Talpe, u had het over langdurig zieken. Daar zit het moeilijke van onze staatshervorming en de structuur van ons land. Hoe meer ik langdurig werklozen aan het werk krijg, hoe meer VOP ik nodig heb en hoe meer dit weegt op de Vlaamse begroting. Maar ik heb geluk, het is een externe kostendrijver. Ik heb er geen moeite mee om het te vragen. Dat moet dan ergens in de begroting worden gecompenseerd, ofwel kan het via de groei die in de begroting is opgenomen. Het nadeel is dat ik daarmee de federale begroting ontlast. De uitkeringen voor langdurig zieken moeten dan niet meer betaald worden. Eigenlijk kan het mij niet schelen. Ik vind het essentieel dat die mensen er beter van worden. Laat ons dat maar verder doen. Als het budget van de VOP stijgt omdat we de langdurig zieken meenemen, laat ons dat dan maar voortzetten.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende antwoorden. Wat u net zei over 2007 en de eerste meting is interessant. In uw eerste antwoord zei u dat 2007 een uitzonderlijk goed jaar was, maar dat blijkt dan een eerste meting te zijn met nog wat ruis op van de respondenten.
Ik ben blij met uw antwoord omdat u dit zult blijven opvolgen en omdat u belooft dat u zult blijven investeren. We zullen zien op welke manier dit zal evolueren.
Ik sluit me aan bij de oproep van mevrouw Claes. De Vlaamse overheid heeft een enorme verantwoordelijkheid om te tonen aan de buitenwereld dat ze diversiteit serieus neemt. Er zijn al heel wat debatten geweest over dit thema en in andere commissies over diversiteit in de etnisch-culturele zin en de rol die de overheid daarin te spelen heeft. Het moet me van het hart dat er een enorme inhaalbeweging nodig is. Om bepaalde dingen geloofwaardig te kunnen beweren naar de arbeidsmarkt en de bevolking, moet u dit serieus nemen. Ik zeg niet dat u dit niet serieus neemt, maar het moet duidelijk zijn in de realiteit.
Collega Claes heeft het woord ‘quota’ gebruikt. Die discussie wil ik gerust op andere momenten voeren. De intensiteit waarmee u daarin investeert, zal resultaten met zich meebrengen. Als er te weinig diversiteit is, in eender welke vorm, in de eigen organisatie, welke organisatie dat ook is, dan vrees ik dat de simpele slotsom is dat u niet hard genoeg hebt geprobeerd. Ik roep u dan ook op om daar veel meer in te investeren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.