Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, met deze vraag wil ik graag even terugkomen op een gedachtewisseling die we op 14 maart in de commissie hebben gehad met de Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de Europese Unie. Tijdens die gedachtewisseling werd verwezen naar de problematiek van de staatssteun en het DAEB-gegeven, de diensten van algemeen economisch belang. De afvaardiging wees erop dat de toepassing van het DAEB-kader vragen opwerpt en dat er op Europees niveau een debat gaande is over wat een DAEB in de huisvestingssector precies inhoudt. Tevens werd erop gewezen dat de concrete financieringsmaatregelen in vrijwel alle lidstaten van de Europese Unie niet echt zijn afgestemd op de economische en boekhoudkundige methodologie én dat de Raad van State in zowat alle adviezen over initiatieven op het vlak van huisvesting opmerkingen maakt als steunmaatregelen niet bij Europa zijn aangemeld en daarbij informeert naar de ingeroepen verantwoording dienaangaande.
Om alle mogelijke discussies in de toekomst te vermijden lijkt het aangewezen om, op het vlak van de kwalificatie en de rapportering van de diensten en de steunmaatregelen in het kader van het woonbeleid, een duidelijke en rechtszekere oplossing te vinden. Er zouden inderdaad gesprekken aan de gang zijn tussen Vlaanderen en de Europese Commissie om een dergelijke oplossing te vinden.
Met deze vraag, minister, wil ik gewoon eens polsen naar de stand van zaken.
Is het correct dat Vlaanderen momenteel in overleg is met de Europese Commissie om te zoeken naar een oplossing voor de problematiek van de steunmaatregelen in de huisvestingssector? Zo ja, wie nam het initiatief tot dit overleg, Europa of Vlaanderen? Zijn er nog overheden bij het overleg betrokken? Welke standpunten neemt Vlaanderen in bij dit overleg? Welk eindresultaat hebt u voor ogen en binnen welke termijn denkt u dat te bereiken?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, u hebt de situatie zeer goed geschetst. Ik wil nog wel meegeven dat de vragen die we nu voortdurend van de Raad van State krijgen, pas zijn beginnen binnen te komen na de vernietiging van de sociale last in het Grond- en pandendecreet. Voordien heeft de Raad van State daar nooit een vraag over gesteld.
U hebt verwezen naar de gedachtewisseling in deze commissie van 14 maart, met een algemene afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de Europese Unie, over de problematiek van de staatssteun. Op 27 juni 2016 vond een onderhoud plaats met de diensten van de Europese Commissie betreffende de problematiek van de staatssteun in het kader van het zoeken naar een oplossing voor de algemene problematiek van de steunmaatregelen in de huisvestingssector.
Op wiens initiatief is dergelijk overleg opgestart? Het betreft een initiatief dat ik zelf heb genomen, naar aanleiding van het advies van de Raad van State bij de wijziging van het decreet met betrekking tot wonen dat op 5 oktober in de plenaire vergadering is goedgekeurd. Zoals bekend is de Europese Commissie niet alleen bevoegd maar ook verplicht om een onderzoek te openen wanneer ze, op welke manier ook, lucht krijgt van een mogelijk concreet staatssteunprobleem waarbij de grensoverschrijdende mededinging mogelijk zou worden vervalst, en waardoor het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig zou kunnen worden beïnvloed. Een dergelijke vraag, dus een aanleiding of een klacht, ligt vandaag niet voor. Het spreekt voor zich dat we, rekening houdend met het recht, de bekommernis en de aandacht die de Raad van State vraagt voor de staatssteunaspecten van nieuwe regelgeving, streven naar een onderbouwde en afgetoetste stellingname op dat punt.
De Vlaamse delegatie die deelnam aan het overleg bestond uit vertegenwoordigers van mijn kabinet, van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en van het Agentschap Wonen-Vlaanderen. Via de attaché bij de Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering werd contact opgenomen met de bevoegde diensten van de Commissie met het oog op een vrijwillige en informele uitwisseling en toetsing. Momenteel zijn er geen andere instanties of overheden bij dit overleg betrokken dan degene die ik heb vernoemd.
Welke standpunten heeft de Vlaamse Regering concreet ingenomen? We hebben nog geen definitieve standpunten ingenomen. Daar is het nog net iets te vroeg voor. Tijdens het onderhoud werd wel een voorstelling gemaakt van de voornaamste steunmaatregelen van het gewestelijk huisvestingsbeleid en werd ook gesproken over de mogelijkheden om de staatssteungevoeligheden en de daaraan inherente risico’s te kunnen beheren. Op haar beurt maakte de Commissie documentatiemateriaal en mogelijke werksuggesties over die momenteel verder worden onderzocht.
Welk eindresultaat heb ik voor ogen? Dat is nogal moeilijk omdat we nog geen definitief standpunt hebben ingenomen. Het is wel degelijk de bedoeling van het initiatief, zowel van het overleg als van alle andere zaken, om de uiteindelijke standpuntbepaling en de kwalificatie van de verschillende steunmaatregelen van het gewestelijk huisvestingsbeleid te kunnen onderbouwen en die kwalificaties verder te kunnen verduidelijken en coherent te kunnen maken. De gesprekken daartoe zullen worden voortgezet in 2017. Mijn diensten hebben al de opdracht gekregen de evolutie van de probleemstellingen op te volgen in de ons omringende landen, waar concrete mededingingsproblemen bestaan of hebben bestaan, bijvoorbeeld in Nederland en Frankrijk, zodat we op een onderbouwde manier de toekomstige ontwikkeling in Vlaanderen kunnen voorbereiden, met uiteraard ook aandacht voor de EU-spelregels en voor de belangen van alle betrokken partijen.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Ik heb begrepen dat er nog geen definitieve standpuntbepaling is en dat de besprekingen in 2017 zullen worden voortgezet. Wij zullen dit verder afwachten, in de hoop dat er in 2017 duidelijkheid en rechtszekerheid komt over de aanmeldingen die in het kader van huisvesting in Vlaanderen gebeuren bij Europa.
De vraag om uitleg is afgehandeld.