Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Een paralympisch atleet die Pieter Timmers uitdaagt om samen baantjes te trekken: een beter pleidooi voor inclusie kun je niet bedenken. Intussen zijn in Rio de Paralympics beëindigd en daar was van inclusie weinig sprake. Integendeel, alle media-aandacht werd opgeslokt door de grote broer van de Olympische Spelen zodat de Paralympics het met heel wat minder moesten doen. Nochtans traden er 4300 topatleten aan in 22 sporten, een vertienvoudiging in vergelijking met de 400 atleten met een handicap die in 1960 aantraden voor de eerste Paralympics in Rome.
Een aantal van de sporters uit armere landen dreigden er zelfs niet te geraken omdat de Braziliaanse overheid schaamteloos 100 miljoen dollar overhevelde uit de kas van Paralympics om haar budget voor de echte spelen rond te krijgen. Samen met de Olympische Spelen verdween ook een deel van het personeel en werd al begonnen met de afbraak van de infrastructuur. Kan het nog cynischer? Nochtans is deelnemen aan de Paralympische Spelen het ultieme doel voor elke topatleet met een beperking. Ik moet hier wel bij vermelden dat latere berichtgeving toch een toch iets positiever beeld gaf.
Als we het echt menen met de integratie van sporters met een handicap is het hoog tijd om onze nek hiervoor uit te steken. Met een uithangbord als Wielemie en al onze andere minder bekende deelnemers, die vaak bovenmenselijke inspanningen leveren om te staan waar ze nu staan, moet zo'n inclusieverhaal toch kunnen? Waarom geen match van voetballers met een handicap voor of na de spelers zonder handicap? Waarom niet de infrastructuur vanaf het begin inclusief maken zodat alles is aangepast aan die spelers die dat extraatje nodig hebben? Waarom betoelaging van de spelen niet afhankelijk maken van die ‘inclusiviteit’? Is dat niet juist wat de Olympische Spelen zo bijzonder maakt, die universaliteit? Waar je voor een keer eens geen eerste-, tweede- of derderangsburgers bent maar gewoon sporters die gelijk aan de meet staan? De Olympische gedachte gaat bij uitstek over ethiek en participatie.
Het is tijd om voor sporters met een handicap dezelfde inhaaloperatie te doen als destijds voor de vrouwen. Die waren ook uitgesloten bij de start van de moderne Olympische Spelen in 1896 maar vier jaar later in Parijs mochten vrouwen een eerste keer aantreden in vijf disciplines: tennis, zeilen, paardrijden, golf en croquet. Geleidelijk aan werd dit aanbod uitgebreid en niemand zou er vandaag nog aan denken om weken na de officiële Spelen een aparte olympiade voor vrouwen te organiseren. 116 jaar later lijkt het me hoog tijd voor eenzelfde inclusie van sporters met een beperking.
Minister, kan Vlaanderen niet het voortouw nemen om te pleiten voor dergelijke inclusieve Olympische Spelen? Hoe zou Vlaanderen een dergelijke inclusiegedachte kunnen promoten?
Konden onze atleten op de Paralympics ook op overheidsbelangstelling en -bezoek rekenen? Op die vraag ken ik intussen het antwoord. Ik weet wat u hebt gedaan, minister, en dat u zelfs een van de weinige ministers was die beide olympiades heeft bezocht, wat ik heel erg apprecieer.
Minister Muyters heeft het woord.
Toen ik uw vraag zag, was ik op mijn hart getrapt. Ik heb me heel erg geëngageerd, en niet alleen gevoelsmatig. Toen men me in een interview vroeg wat ik vind van de Paralympics, heb ik geantwoord dat die er voor mij niet moeten zijn maar dat die gewoon geïntegreerd zouden moeten zijn in de Olympische Spelen. Het is echter niet aan mij om dat te beslissen. Ik pleit in mijn beleid voor samen sporten waar het kan en apart waar het moet. Dat is ook wat Parantee vzw uitdraagt. Parantee is bezig met G-sport bij verschillende federaties. Wij proberen een compleet integratiebeleid te voeren.
Op internationaal vlak is het gat tussen het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) en Parantee enorm groot. Zo nemen zij een totaal verschillende houding aan ten aanzien van de Russische sporters. De ene sluit de Russen uit, de andere laat de beslissing over aan de federaties.
Ook bij ons is dat niet vanzelfsprekend. Ikzelf en mijn collega-minister van Sport van de Franse Gemeenschap, Rachid Madrane, zijn dezelfde mening toegedaan. Maandag hebben wij samen aan het BOIC gezegd dat er meer toenadering moet komen. Ik gaf het voorbeeld van een reis naar Lanzarote, waarbij in hotel a de olympische atleten zaten en in hotel b de paralympische atleten. Waarom kan dat niet samen worden georganiseerd? Het zou ook voor een aantal praktische zaken een stuk gemakkelijker zijn. Er zijn natuurlijk wel verschillen, waaronder fysieke eisen.
Mijn vraag was ook waarom na de 100 meter voor mannen niet de 100 meter voor rolstoelmannen kan worden georganiseerd. Maar dat is te eenvoudig gesteld. Misschien wordt het wel te groot in zijn geheel, maar over de wil om samen te werken ben ik het helemaal eens. In die zin kunnen en moeten Vlaanderen en België een goed voorbeeld geven. Dat is ook de opdracht, zowel in breedtesport als in topsport, die van het beleid uitgaat.
Wat de Paralympics betreft, heb ik met veel plezier meer dan mijn nek uitgestoken. De betrokkenheid die ik als minister had bij de Paralympics was veel groter dan die bij de andere Spelen. Bij een van de wielerteams was er een coach te weinig in een van de volgauto’s. Ik heb die rol dan op mij genomen en ik kan u garanderen dat ik hees was. En dat was niet de enige keer.
Ik ben heel tevreden over de weerslag die de Paralympics hebben gehad. Als ik hier vraag wat het kernwoord was van de Paralympics, dan weet nagenoeg iedereen dat dat ‘poef’ was. Vijf jaar geleden was zoiets niet mogelijk. We zijn in die vijf jaar enorm geëvolueerd en ik ben blij met die vooruitgang.
Voor de huldiging van de olympiërs had ik twee vragen. Zo wilde ik dat de viering van de olympiërs en van de paralympiërs samen zou gebeuren. En dat is ook gebeurd. Tweede vraag was om dit over de gemeenschappen heen te doen. Vlaanderen heeft samen met de Franse Gemeenschap en Duitstalige Gemeenschap de inhuldiging van de olympiërs en de paralympiërs georganiseerd. Vanuit de gemeenschappen hebben we het initiatief genomen om dat samen te doen. Ik vind dat Vlaanderen het goede voorbeeld moet geven en steeds meer moet integreren: samen waar het kan, apart waar het moet.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het enthousiaste antwoord. Ik ben zelf ook redelijk gevoelig voor deze materie. Een van mijn vrienden was paralympisch kampioen in 1996 in Atlanta. Hij is gefrustreerd gestopt met sporten omdat dat op topsportniveau niet langer haalbaar was voor hem.
Ik ben vorige week naar de Vlaamse veldloopweek geweest in mijn eigen gemeente, Herk-de-Stad. Ik heb daar gesproken met mensen van Sport Vlaanderen. Zij waren heel blij met uw enthousiasme, minister. Weinig ministers, ook in andere landen, hadden zo enthousiast gereageerd. Dat werd dus heel erg geapprecieerd, en ik ben u daar ook dankbaar voor.
In mijn inleiding heb ik ook gezegd dat we niet willen dat die mensen eerste-, tweede- of derderangsburgers zijn. Ik kan dit het best samenvatten met de woorden van Sven Decaesstecker. Wat de aandacht betreft, zie ik ook weinig verschil met bijvoorbeeld judo. Ook daar is doorheen het jaar weinig aandacht voor. Door dat gebrek aan aandacht hebben zij nogal eens het gevoel onder de rubriek van human interest te vallen in plaats van onder sport. Dat moeten we vermijden, minister, maar ik heb uit uw antwoord vernomen dat u dat ook doet.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik heb heel hard uitgekeken naar het EK Voetbal, maar ik heb achteraf het meest genoten van de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen. Ik denk dat veel mensen in Vlaanderen hetzelfde gevoel hebben. Op de Olympische Spelen hebben veel mensen genoten van de finale van onze hockeyploeg en van de medailles van Greg Van Avermaet, Nafissatou Thiam enzovoort. Heel veel mensen hebben ook met een flinke portie empathie naar de Paralympics gekeken. Dat is een nieuw fenomeen, dat hebben we niet eerder meegemaakt.
Toen ik de tafeltennisprestaties zag van Florian Van Acker, heb ik geen moment gedacht dat dit human interest is. Ik was gewoon vol spanning aan het volgen om te zien wie er zou winnen. Ik was gewoon naar sport aan het kijken, punt.
Minister, ik vind het een heel goede zaak wanneer u zegt dat er kruisbestuiving moet komen, dat u dat wilt doen bij de medaille-uitreikingen. U zegt ook dat op olympisch niveau moet worden onderzocht of die zaken niet door elkaar kunnen lopen. Waar mogelijk, wilt u dat doen. Waar het niet kan, is een afzonderlijke organisatie nodig. Minister, mijn vraag aan u is of wij daar geen voorbeeldrol in kunnen spelen. Kunnen wij in Vlaanderen niet alvast experimenteren met mengvormen, bijvoorbeeld bij de atletiekbond? Kunnen we daar geen voorloper in zijn en ervoor zorgen dat de rest van de sportwereld ons daarin volgt?
De heer Poschet heeft het woord.
Ik denk dat we allemaal nogmaals onze felicitaties kunnen overbrengen aan onze paralympische helden. Zij hebben dat schitterend gedaan. Ik heb zelf meer naar de Paralympische dan naar de Olympische Spelen gekeken en was daar ook meer door ontroerd. Ik begrijp nog altijd niet hoe sommige mensen bijvoorbeeld blind kunnen voetballen. Minister, het is positief dat u inclusie centraal stelt.
Ik heb nog een vraag over de selectieomkadering. Er zijn ons een aantal verhalen ter ore gekomen van mensen die zich jarenlang inzetten om paralympiërs te begeleiden en die dan bij de uiteindelijke selectie afvallen als begeleider om door iemand anders te worden vervangen. Dat is demotiverend. Er is het Belgian Paralympic Committee. Daaronder valt voor de Vlaamse Gemeenschap Parantee en voor de Franse Gemeenschap de Ligue Handisport francophone. Hoe werken die samen voor de selectie van de omkadering? En wat hebt u daar als Vlaams minister van Sport in te zeggen?
De heer Wynants heeft het woord.
Ik wil even benadrukken dat de onderbouw van de G-sport enorm wordt ondersteund door Vlaanderen. Ik denk dan onder meer aan de provincie Antwerpen en een aantal ambassadeurs. Wanneer men in een bepaalde provincie iets nodig heeft, is het beter zich onmiddellijk tot het bedrijfsleven te richten. Die zijn enorm geïnteresseerd in die sport.
De heer Wouters heeft het woord.
Tussen droom en daad staan praktische bezwaren en wetten. Minister, u steunt de G-sport optimaal, u bent daar ook aanwezig. We moeten echter proberen de inclusie te optimaliseren, maar daarvoor staan heel wat praktische bezwaren in de weg. Als we zien dat een medaillewinnares zelf al aangeeft dat iemand in haar categorie iets meer kan, wordt het zeer moeilijk om valide en mindervalide spelers met elkaar te mengen. Dat ongelijkheidsbeginsel zal altijd aanwezig blijven. Ik pleit ervoor dat iedereen aan alles kan deelnemen in onze maatschappij, maar we moeten natuurlijk ook met onze voeten op de grond blijven. Het succes van onze paralympiërs en de ontwapenende interviews met de 16-jarige tafeltennisser Laurens Devos, die net goud had gewonnen, waren fantastisch. Iedereen, van jong tot oud, was daardoor aangedaan. Dat is de kracht die deze mensen uitstralen, en dat maakt het ook zo mooi.
Wanneer het over sportprestaties gaat, waren er zelfs nummers waarvan de tijden van de paralympiërs beter waren dan die van de atleten in de grote spelen, bijvoorbeeld bij de 1500 meter. Dat zorgt voor een interessante vraagstelling over het menselijk kunnen en over hulpmiddelen. Men kan tot een vorm van inclusie komen, maar dat vraagt wel een andere benadering.
Ook op de wielerpistes zijn er voor een aantal nummers op de Paralympics prachtige prestaties neergezet die vaak kunnen concurreren met de rest. Het is natuurlijk evident dat iemand met een handicap niet alles kan wat iemand zonder handicap kan, maar dat kan gecompenseerd worden, wat ook is gebeurd in die atletieknummers.
Ik pleit er bijvoorbeeld niet voor dat Usain Bolt samen loopt met iemand die een gezichtsbeperking heeft. Waar ik wel voor pleit, is dat de 100 meter Usain Bolt wordt gevolgd door de 100 meter binnen de G-sport.
Er zijn twee dopingmogelijkheden in de G-sport: de klassieke doping en het zich verkeerd laten categoriseren. Wanneer men in een lagere categorie terechtkomt, maakt men meer kans op een medaille.
Mijnheer Annouri, ook op mijn vraag zijn op een bepaald moment in de Memorial Van Damme een aantal nummers uit de G-sport opgenomen. Ook in Geel, op een internationale zwemmeeting, werden de nummers door elkaar gebracht. En dat is wat ik vraag.
Mijnheer Poschet, wat de omkadering van de selectie betreft, is het aantal begeleiders officieel beperkt en wordt per land bekeken hoeveel begeleiders er kunnen meegaan. Er moeten dus keuzes worden gemaakt en dat is natuurlijk niet gemakkelijk. Die aantallen zijn ook verschillend per sporttak binnen de G-sport. De gemeenschappen doen die selectie samen, want internationaal bestaat enkel België. Er moet dan ook een compromis worden gevonden. Het feit dat ik als ‘coach’ heb meegereden met een van de wielerteams, geeft ook aan dat niet iedereen van het wielerteam mee mag rijden.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, wij zitten op dezelfde golflengte. Inclusie wordt hier over de partijgrenzen heen op eenzelfde manier benaderd.
De heer Annouri vroeg naar een voorbeeldrol. Een aantal jaren geleden zag ik dat middenin de Vlaamse basketfinales ook de rolstoelbasketfinales werden gehouden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.