Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, een op drie Vlamingen doet aan amateurkunsten. In 2015 ontvingen de negen landelijke amateurkunstenorganisaties in totaal een som van ruim 5,8 miljoen euro. Het decreet van 22 december 2000 aangaande de amateurkunsten bepaalt dat uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan een nieuwe beleidsperiode de Vlaamse Regering de subsidie-enveloppe bepaalt. Verderop in het decreet staat onder artikel 11 dat bij aanvang van een nieuwe beleidsperiode de regering de subsidie-enveloppe ook algemeen kan aanpassen op basis van eigen intenties en evaluaties. Het totale bedrag van de subsidie-enveloppes van de organisaties kan echter maximaal stijgen met 20 procent.
Er bestaat in de sector een budgettaire kloof, die doorheen de geschiedenis gegroeid is. Die is weliswaar kleiner geworden, maar ze bestaat nog altijd. In de commissievergadering van 9 juni 2016 zei u daarover het volgende: “Deze kloof proberen te dichten is niet realistisch op korte termijn, maar ik ben mij wel bewust van het feit dat sommige amateurkunstenorganisaties grote nood hebben aan meer financiële ruimte om hun werking op termijn haalbaar te houden.” U stelde in dezelfde commissie ook dat het de intentie was om de praktijken van ‘cultural governance’ verder te integreren binnen de amateurkunstensector.
Minister, kunt u toelichting geven bij de verdeling van de subsidies voor de komende beleidsperiode? In hoeverre adviseerde uw administratie over een eventuele bijsturing in de sector en in welke mate hebt u dat advies gevolgd? Ik had daar graag enige toelichting bij gekregen.
Welke maatregelen hebt u met deze toekenning genomen om rekening te houden met het feit dat sommige organisaties grote nood hebben aan meer financiële ruimte? In hoeverre is het plan om ‘cultural governance’ ingang te laten vinden en een antwoord te bieden op de eventuele aanbevelingen in de visitatierapporten naar boven gekomen in de beleidsplannen van de amateurkunstenorganisaties?
Minister Gatz heeft het woord.
Collega Meremans, ik baseerde mijn beslissing op de volgende punten. Op basis van de evaluatie van de werking gedurende de voorbije beleidsperiode, in navolging van de visitaties in 2015, kregen een aantal organisaties een positieve evaluatie over de hele lijn: Koor & Stem, Danspunt, Poppunt, Kunstwerkt, Muziekmozaïek en Creatief Schrijven. Een drietal kregen een evaluatie met belangrijke opmerkingen: Vlaamse Amateurmuziekorganisatie (Vlamo), Opendoek en het Centrum voor Beeldexpressie.
Op basis van de financiële behoefteplannen stelde mijn administratie de volgende drie prioriteiten voor, volgens orde van belangrijkheid. Ten eerste: bijkomend personeel voor het verhogen van de slagkracht en voor het versterken of verankeren van groeiende en succesvolle werkingen is de topprioriteit. Mijn administratie geeft aan dat de meervraag voor bijkomend personeel vooral voor de vier kleinere organisaties geen overbodige luxe is. Die organisaties geven bovendien blijk van een gezonde innovatiereflex, een groeiende populariteit en de bewezen mogelijkheden om een jong en divers publiek aan te spreken.
Ten tweede: tegemoetkomen aan de stijgende personeelskosten is ook noodzakelijk. De negen organisaties werken sinds 2011 gedreven voort met een genivelleerd budget, wat voor de kleinste organisaties minder evident is dan voor de grotere. De stijging van de werkingskosten heeft vooral een weerslag op de stijging van de loonkost. Dat is logisch, aangezien het grootste deel van de subsidie-enveloppe wordt aangewend voor personeelskosten. De kleinere organisaties hebben bovendien een hoog opgeleide, vaak jonge personeelsploeg, die vrij trouw blijkt te zijn aan hun werkgever, wat altijd een goed teken is. Het personeelsverloop is dus niet groot, wat betekent dat de anciënniteit binnen de loonbarema’s groeit. Bij de grotere organisaties stijgt de personeelskost door de leeftijd van de werknemers. De meeste fusieorganisaties – Vlamo, Opendoek, Koor & Stem, Danspunt – hebben personeel in dienst met een langere loopbaan.
Ten derde: communicatie en digitalisering worden door de meeste organisaties ook aangegeven als motivering voor de gestelde meervraag. Een concrete communicatiestrategie is voor veel amateurkunstorganisaties direct gelinkt aan digitalisering. Het gaat dan over huisstijl, website, e-communityplatformen en dies meer. Ofwel is de bestaande expertise voor de uitbouw van die platformen onvoldoende, ofwel geeft de organisatie aan dat die momenteel ontbreekt binnen de organisatie. Mijn administratie stelt dat, in het licht van de vorige twee prioriteiten, bijkomende middelen vragen voor het vernieuwen van een site of database waarin door sommige organisaties jaren niet is geïnvesteerd, moeilijker te verantwoorden valt. Ik heb er dan ook voor gekozen om vooral te investeren in bijkomend personeel. Die investering wordt gerealiseerd door enerzijds 150.000 euro toe te voegen aan de subsidie-enveloppe van de sector, en anderzijds door de bestaande projectmiddelen, zijnde 225.000 euro, die nu door het Forum voor Amateurkunsten worden verdeeld, structureel te injecteren in het werkveld. Dat heeft tot gevolg dat op basis van voorgaande analyse er bijkomende middelen worden toegevoegd aan de enveloppes van zes organisaties en dat drie organisaties status quo blijven in vergelijking met de basisenveloppe van 2016.
Het is bekend dat de spreidstand van de kleinere, vaak jongere, organisaties tussen een groeiende werking en beperkte middelen moeilijk houdbaar is. Voor Kunstwerkt en Muziekmozaïek betekent één extra voltijdse equivalent (vte) een wereld van verschil. Vooral voor Creatief Schrijven en Poppunt is de situatie moeilijk te noemen. Zij worden bedeeld met respectievelijk twee en tweeënhalf extra vte’s. Voor Danspunt en Koor & Stem wordt nog een halve vte toegevoegd. Die organisaties zetten recent in op inhoudelijke en organisatorische vernieuwing.
Zoals ik al zei, baseerde ik mijn beslissing op de evaluatie van de werking gedurende de voorbije beleidsperiode, in navolging van de visitaties in 2015 en de ingediende financiële behoefteplannen. Het viel op dat sommige organisaties in hun dossier voor meervraag proactief en consequent rekening hebben gehouden met de gestelde aanbevelingen uit de visitatierapporten. Die scoren dan ook goed op het vlak van daadkracht, innovatie en professionalisme.
Om een lang verhaal kort te maken: wat ik u in de vorige commissievergadering gezegd heb, doen we nu opnieuw. Er worden nieuwe middelen toegevoegd aan de enveloppe, niet altijd zoveel als de sector verwacht, maar wel degelijk nieuwe middelen. En er wordt ook een herverdeling gedaan van de middelen, in dit geval van groot naar klein. Ik zal de cijfers aan de commissie bezorgen.
Ik hoop daarmee een evenwichtige beslissing te hebben genomen, die in elk geval bijkomende mogelijkheden voor de amateurkunstensector creëert.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik zal starten met wat positief is. Het is belangrijk dat we ons voor een stuk baseren op de visitaties. U hebt geprobeerd om de scheeftrekking te compenseren. Er is 150.000 euro bij gekomen. Het steunpunt zelf moet wel wat inleveren. Goed, als je dan toch keuzes moet maken, kun je zeggen dat je meer naar het veld gaat en minder naar de bovenbouw. Natuurlijk moet je zien dat die bovenbouw zijn werk kan blijven doen.
Als ik het goed voor heb, werd die 225.000 euro ook door het Forum onder de negen organisaties verdeeld. Het Bijzonder Fonds voor de Amateurkunsten was er om initiatieven die nieuw waren, projectmatig te gaan ontwikkelen bij die organisatie. Nu gaat u dat stopzetten en dat onmiddellijk aan de organisaties geven. Maar dan moeten we wel de garantie hebben dat die organisaties ook blijven inzetten op vernieuwing, ontwikkeling en dergelijke. Dat is de bezorgdheid die ik daarbij wou uiten.
Ik kan begrijpen dat u die keuzes maakt. Dat de kleine organisaties erbij krijgen, is goed en belangrijk nieuws, zeker voor die organisaties die door de geschiedenis heen een beetje achtergesteld waren. Aan de andere kant is er mijn bezorgdheid of die vernieuwing, die projectmatige aansturing, een incentive zal blijven. Een tweede bezorgdheid betreft het Forum, dat voorheen ook al ingeleverd heeft. Zal dat zijn werk kunnen blijven doen? En een derde vraag is of de provinciale middelen die oorspronkelijk toegekend waren, bij die organisaties blijven. Of is er daar ook een wijziging?
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik vond het tot nu toe een zeer positieve en constructieve commissievergadering, maar nu ben ik eerlijk gezegd een beetje ontgoocheld. Ik heb een beetje de indruk dat u op een creatieve manier rekent. Als het over cijfers en geld gaat, heeft iedereen natuurlijk zijn eigen interpretatie. U hebt in het verleden altijd aangegeven dat er een historisch gegroeide ongelijkheid is tussen de verschillende organisaties en dat u die historische scheeftrekking langzaamaan wilt wegwerken, wat ik heel goed begrijp. Maar om dat dan te doen door sommige organisaties meer te geven, maar andere echt wel minder?
Vorige week hebben we een boeiend debat gehad over kunst- en cultuureducatie. De rol die de amateurkunsten daarin spelen, is ook echt wel cruciaal. Als ik dan zie dat een aantal organisaties zelfs niet status quo blijven, maar de facto moeten inleveren, dan kan ik echt niet blij en tevreden zijn. Dat er meer werd gevraagd dan de middelen die u hebt, daar heb ik op zich veel begrip voor. Maar als het dan bij de ene wordt weggehaald en er zo een soort verdeel-en-heerspolitiek wordt georganiseerd in de sector, betreur ik dat heel hard.
Collega Meremans heeft een aantal elementen aangehaald. De vraag rond de provinciale middelen is al gesteld. Daar zal ik niet verder op ingaan. Ik wil wel nog even terugkomen op het Bijzonder Fonds voor de Amateurkunsten van 225.000 euro. Dat staat op zich wel verankerd in het decreet. Dat was ook een goede zaak. Ik vind het goed dat die opdracht was toegekend aan het Forum, net om die expertisedeling en het uitwisselen van innovatieve ideeën te laten leven. Het is niet voor elke organisatie – je hebt er grote, maar zeker ook kleinere – evident om die innovatieve reflex, die ze allemaal wel belangrijk vinden, sterk te kunnen ontwikkelen. De rol die het Forum daar de afgelopen jaren heeft opgenomen, lijkt mij cruciaal. En die wordt hier nu weggenomen en weggesneden.
Als we kijken welke projecten de afgelopen jaren gerealiseerd zijn via dat fonds, zitten daar heel mooie en knappe dingen bij. Een van de mooiste projecten van het afgelopen jaar vond ik ‘De Stem van ons Geheugen’, dat net over die diversiteit tussen jongere en oudere mensen ging. En er zijn nog heel veel voorbeelden te geven. Met de beslissing die u nu hebt genomen, ben ik bang dat we net die innovatieve reflex gaan kwijtspelen. U gaat de middelen in één keer aan de verschillende organisaties geven, maar het feit dat dat een aparte pot was, waar bijzondere aandacht aan moest worden gegeven, was een surplus, zo heb ik altijd van de organisaties begrepen. Het was een surplus dat ook nog eens door het Forum werd gecreëerd. Min 30.000 euro voor het Forum na de bijkomende besparingen, dat zal voor hen niet evident zijn. Het verlies van het Fonds is voor mij een heel moeilijke. Waarom hebt u op die manier die beslissing genomen?
Minister, ik heb gemengde gevoelens bij uw beslissing. Ik wil een paar dingen vragen en uitklaren, en ook wat commentaar geven.
Als ik me niet vergis, is de subsidie voor het Forum, een mengvorm van steunpunt en belangenbehartiger, een zeer specifieke situatie voor een kleine sector, vergelijkbaar met die van de circuswereld, waar ook die gemengde vorm bestaat, al fors gedaald in 2015. Ik kan fout zijn, maar als ik het goed lees op de website van de administratie, is er al zo’n 20 procent van die subsidie afgegaan. U haalt daar nu nog eens 30.000 euro van af. Het is nuttig en nodig dat er snel duidelijkheid komt over die visie op de bovenbouw. In de discussie over het Cultureel-erfgoeddecreet is dat een van de belastende elementen, omdat er geen duidelijkheid is. Idem dito voor het sociaal-cultureel werk. Ik pleit dus echt voor duidelijkheid. Het is misschien overdreven gesteld, maar het is een vorm van sluipende besluitvorming. Hierin kun je lezen: ik wil minder bovenbouw. Maar misschien is dat niet zo. Geef daar alstublieft duidelijkheid over.
Het is goed dat de sector de indruk heeft dat hij met 325.000 euro stijgt – sorry voor mijn negatieve bewoordingen. 30.000 euro komt overgeheveld van het Forum, 225.000 euro komt van het Bijzonder Fonds. Je kunt discussiëren over de techniek die je hanteert om innovatie in de amateurkunstensector te bevorderen, maar als er iets als een paal boven water staat, is het dat je die sector absoluut met instrumentarium moet stimuleren om te innoveren. Ik zie ze heel graag, maar er zijn heel veel artistiek-conservatieve tendensen. Dat weten we allemaal. We kunnen daar niet omheen. Je mag het instrumentarium niet uit handen geven om dat te doen.
Het Forum was geen subsidieverdeler, maar het was wel de motor van die innovatie, omdat het inhoudelijk de eindjes bij elkaar mocht houden – niet de centen, want die waren toegewezen. Dat gaf een heel belangrijke dynamiek in die vernieuwing. Dat laat zich ook zien op het terrein. En om het cru te stellen: de visitatie bewijst dat ook. Het feit dat Vlamo, Opendoek en het Centrum voor Beeldexpressie belangrijke opmerkingen kregen bij hun visitatie, toont aan dat zij op het vlak van cultureel-artistieke innovatie nog een serieuze weg af te leggen hebben.
Dan is er nog een bedrag dat elders vandaan komt. Waar komt dat dan vandaan?
Dan kom ik bij de bedragen zelf. Vlamo, Opendoek en het Centrum voor Beeldexpressie, de drie met dat matige artistieke advies, krijgen niets bij. Maar eigenlijk leveren ze elk 25.000 euro in, want ze verliezen die som uit het Bijzonder Fonds. Danspunt en Koor & Stem krijgen er 25.000 euro bij, maar dat compenseert die 25.000 euro uit het Bijzonder Fonds, dus dat is break-even. Muziekmozaïek en Kunstwerkt krijgen er geen 50.000 euro, maar 25.000 euro bij. Poppunt krijgt er 75.000 euro bij in plaats van 100.000 euro. En Creatief Schrijven krijgt 125.000 euro. Ik verreken gewoon telkens die 25.000 euro.
Met de keuzes voor degene die stijgen, ben ik het eens, minister. Ik heb de visitatierapporten niet allemaal gelezen. Ik heb er enkele gezien. Ik denk dat de keuzes juist zijn vanwege schaal, inhoud, artistieke ontwikkelingen enzovoort. Dat bestrijd ik niet, verre van. De elementen waar ik het wel moeilijk mee heb, heb ik vermeld.
Ik sluit me tot slot aan bij de vraag over de provinciale middelen. Hoe worden die ingezet in dat verhaal?
Het is fijn om een beetje meer onder spanning een aantal beleidsdiscussies te hebben in deze commissie. Het klopt inderdaad, zoals de verschillende vraagstellers gezegd hebben, dat de projectenpot van het Bijzonder Fonds nu in de herverdeling gestoken wordt. Sta me toe daar de volgende opmerking over te maken, hopelijk met voldoende warmte voor de betrokkenen, want dat is wel degelijk de bedoeling, maar anderzijds ook met voldoende kritiek van een bewindvoerder.
Als men als bovenbouw, als koepelorganisatie, gewoon bedragen lineair verdeelt over bestaande organisaties, dan heeft men voor die beslissing de bovenbouw niet nodig. Het spijt mij. Dat is een vergissing die men gemaakt heeft, die waarschijnlijk historisch gegroeid is binnen het draagvlak van de sector, omdat dat de gemakkelijkste manier is om middelen te verdelen, maar die niet meteen een beleidskeuze inhoudt. En als men als organisatie die soms meer dan een miljoen euro subsidies heeft, 21.000 euro uit dat fonds nodig heeft om innovatief te zijn, dan is er iets mis. Als je die extra toelage nodig hebt om innovatief te zijn, en je kunt het niet zonder, dan is er iets mis.
Wat hebben we nu gedaan? We hebben de innovatie wel degelijk beloond. Ik heb de adviezen van de administratie en de visitatiecommissies gevolgd. Degenen die innovatiever geweest zijn, worden nu beloond. Dan kun je zeggen dat degenen die minder innovatief beoordeeld zijn, nu wel met een probleem zitten.
Ja, die moeten en zullen wel eens nadenken. En ze hebben ook nog altijd middelen genoeg om te kunnen nadenken. Het is niet zo dat ze plots minder middelen krijgen, wat hun werking onmogelijk maakt. Maar als u een systeem ziet in mijn logica van de laatste jaren, dan gaan de middelen van groot naar klein, en gaat er een stukje minder van de bovenbouw naar het terrein.
Ik wil de discussie met het Forum zeker aangaan. Ik denk dat de middelen waarover ze beschikken, nog altijd toelaten om hun rol uit te voeren. Dat is voor hen wel een pijnpunt, en niet aangenaam. Dat kan ik me wel voorstellen. Tegelijk kan men me niet verwijten dat ik meer middelen naar het terrein laat gaan dan naar de bovenbouw, zonder de rol en het belang van de bovenbouw daarbij in vraag te stellen. Ik heb wel degelijk de logica van de adviezen gevolgd. Ik heb ook verder beslist op de lijn die bij vorige beslissingen in het cultuurbeleid aan bod is gekomen.
Mevrouw Bastiaens, ik ken de terminologie over ‘verdeel en heers’. Ik weet uit welke hoek dat komt. Ik doe echter niet aan politiek om te verdelen en te heersen. Zo cynisch ben ik niet. Als het betekent dat men iedereen evenveel afneemt en evenveel bijgeeft, als het omgekeerde daarvan – wat ik dus wel doe – door sommigen wordt geïnterpreteerd als ‘verdeel en heers’, wel, het zij dan maar zo. Maar dat is niet zo. Men kan de hele discussie van het Kunstendecreet als ‘verdeel en heers’ interpreteren. Neen, er is wel degelijk een beleid dat we proberen te voeren met nieuwe middelen. De vrijgekomen 150.000 euro waarover ik spreek …
We hebben in de gesprekken over het ontstaan van de nieuwe organisatie Cultuurconnect een aantal middelen van hen kunnen vrijmaken. Het zijn de middelen die vrijkomen door de gewijzigde rol van het nieuwe Cultuurconnect ten opzichte van Bibnet en Locus. Er kan over worden gediscussieerd of dat goed of slecht is. Het zijn middelen die we hebben geheroriënteerd.
De bedragen die de heer Caron noemt als goede percentages voor sommige organisaties, zijn niet wereldschokkend. Ze worden wel degelijk vertaald in voltijdsequivalenten of in sommige gevallen in halftijdsequivalenten. Het is niet zomaar een bijkomende werkingskost, maar het is wel de bedoeling van de betrokken organisaties om meer personeel te kunnen aanwerven.
De provinciale middelen komen mee, mijnheer Meremans. We kijken nu wat de provinciale ondersteuning voor de verschillende culturele organisaties in de amateurkunsten juist inhoudt. Die blijven gekoppeld aan de begunstigden. Die zullen we ook in het decreet met de werktitel regionaal cultuurbeleid vanaf 2018 meenemen. Er is geen wijziging.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, uw antwoord is genuanceerd. Het grenst aan de discussie met de bovenbouw. Het gaat over een kleine sector, die zowel belangenbehartiger is als steunpunt. Dat is een dubbele rol. Enerzijds ondersteun je, wat veronderstelt dat je bepaalde keuzes maakt. Anderzijds ben je de vakbond van de sector. Als je met de grotere organisaties op het terrein spreekt, dan is de boodschap: als er geld bij komt, geef het aan de kleintjes, maar neem het niet van de groten.
Over de cijfers kunnen we discussiëren. Het is wel zo dat de kleintjes moeilijk bij zullen krijgen. Op basis van de visitatieverslagen zullen sommigen stijgen, anderen zullen status quo blijven. Die 150.000 euro komt erbij. De optie die u kiest, is 225.000 euro gericht op innovativiteit enzovoort. Na het visitatieverslag zijn sommige organisaties al aan de slag gegaan om hun beleid daaraan te koppelen. Ik ben dus niet zo pessimistisch. Zogenaamde conservatieve organisaties beseffen ook wel dat ze een tandje bij moeten steken om de nodige wijzigingen door te voeren.
Het maakt me niet uit of de innovatie wordt gestimuleerd vanuit het steunpunt of vanuit een belangenbehartiger. Als ze maar gebeurt. De keus is dit aan het terrein geven of aan de bovenbouw. We hebben dat nog gedaan in andere sectoren. Daar zegden we: we gaan minder centralistisch werken, we gaan meer aan het terrein geven. Daar ben ik voorstander van. Dan moeten we wel evalueren of die innovatie wordt voortgezet. Misschien moeten we daarvoor de visitatie niet afwachten. We kunnen daar in de loop der jaren aandacht aan schenken.
Ik ben dus tevreden met uw antwoord, minister, wel met de nodige nuances die ik heb aangebracht.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, de discussie over de bovenbouw en de rol van de belangenbehartiger en het steunpunt hebben we al een paar keer aangeraakt. Het is goed om daar hoe sneller, hoe liever een debat over te hebben. Wat verwachten we van de verschillende organisaties? Zo kunnen we daar verdere keuzes op afstemmen. Anders gaan we rond de hete brij blijven draaien, en dat is voor niemand goed.
Voor het lineair herverdelen heb je geen organisatie nodig, zegt u, en dat vindt u een foute keuze. Die interpretatie kun je daaraan geven. U onderschat de rol dan wel een beetje van een steunpunt of een belangenbehartiger om innovatie te stimuleren. Als de heer Meremans zegt dat het oké is om dat nu aan de organisaties over te laten en dan te evalueren, dan heb ik schrik van de planlast. Dat hadden we hier nu helemaal niet. We delen de doelstelling om innovatie te stimuleren en misschien nog meer dan vandaag, en dat we met het rechtstreeks toekennen van de middelen aan die organisaties die doelstelling ook gaan bereiken.
De provinciale middelen dan. Dat heb ik nog niet goed begrepen. De huidige negen organisaties hadden bij de vorige ronde van de interne staatshervorming middelen gekregen, maar de vraag was wat er vanaf 2017 zal gebeuren. Het gaat niet over de nieuwe middelen na het stopzetten van cultuurbeleid bij de provincies maar vooral over de oude middelen. Blijven die bij de organisaties of gaan ze worden herverdeeld? Dat zou een bijkomende vraag kunnen zijn bij wat hier vandaag werd toegelicht.
Minister Gatz heeft het woord.
Het antwoord op die laatste vraag moet ik schriftelijk meedelen. Dat kan ik niet zomaar zeggen. Ik kan u wel geruststellen: er zijn geen bijzondere plannen met de provinciale middelen. Die zouden moeten blijven waar ze zijn.
We zijn vergevorderd met de discussie over de bovenbouw. De administratie heeft een heel goede oefening gedaan. Nu is het tijd om knopen door te hakken en om de discussie met u aan te gaan. Ik ben natuurlijk ook gevat door decretale beslissingstermijnen. Dingen doorkruisen elkaar altijd. Een minister kan daar niet onderuit. Het kan wel zijn dat het lang duurt, maar dat is omdat het niet eenvoudig is. Het kluwen van organisaties met verschillende rollen is heel groot. Iedereen in deze zaal, mezelf incluis, vindt dat er een absolute rol voor de bovenbouw is weggelegd. De vraag is net welke, hoe en in welke sectoren.
Bij de bespreking van de beleidsbrief kunnen we daar uitgebreid op terugkomen en er een hoofdstuk aan toevoegen. Ik was al net te laat met de beslissing die per 1 oktober moest gebeuren. Ik kan daar ook niet mee wachten. Dat is het leven van een bewindvoerder, en daar is niets aan te doen.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik heb mijn mening gegeven. We kijken uit naar de discussies die nog zullen losbarsten. Het zal boeiend worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.