Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, we hebben het in het parlement al verschillende keren gehad over het verdeelrecht. Dat was zo toen u hier in het verleden was en het is niet gestopt toen u even weg was. We zijn hier al opnieuw om u hierover een vraag te stellen.
We hebben hier al voorgesteld om het verdeelrecht van 1 procent ook te laten toepassen voor feitelijk samenwonenden.
Tot nu toe is ons voorstel hier nog niet aan een meerderheid geraakt. Nieuwe keizers, nieuwe wetten, vandaar dat ik het er vandaag met u, minister, die ik ken als een heel aimabele man met een brede blik die heel veel contacten heeft op het terrein en ongetwijfeld weet dat de bestaande toestand niet eerlijk is, eens over wilde hebben. Uw partijgenoot, de heer Schiltz, vindt ons voorstel in elk geval sympathiek. Meer nog, hij zegt: “Voor ons is het evident: dat onderscheid moet weg. Dat staat ook zo in het regeerakkoord. Daarin schrijft de Vlaamse regering dat ze het verdeelrecht zal aanpassen zodat samenwonende koppels, in welke vorm dan ook, hoogstens 1 procent moeten betalen als ze uit elkaar gaan.”
Ook in de beleidsnota van uw voorganger, mevrouw Turtelboom, vind ik twee relevante passages: “In het programmadecreet ter begeleiding van de begrotingsopmaak 2015 wordt het tarief van het verdeelrecht van 2,5 procent naar 1 procent gebracht. Het was mijn wens en die van de Vlaamse Regering om spoedig werk te maken van deze verlaging. Vanaf 1 januari 2015 betalen koppels die uiteen gaan nog hoogstens 1 procent verdeelrecht op het onroerend goed dat zij naar aanleiding van hun breuk verdelen of waarvan zij afstand doen. De verlaging van het verdeelrecht past in mijn voornemen om de financiële lasten te beperken voor mensen die zich in een echtscheidingssituatie bevinden of die net een stopzetting van een wettelijke samenwoning achter de rug hebben.”
In een volgende passage van de beleidsnota lees ik: “Ik stel tevens vast dat de fiscale regelgeving soms niet voldoende aangepast is aan de huidige tijdsgeest. Blijvende en fundamentele familiale verschuivingen in de samenleving, zoals het dalend aantal kinderen per gezin en de nieuw samengestelde gezinnen, krijgen onvoldoende aandacht. Daarom zal ik werk maken van een weloverwogen modernisering van onze fiscale hefbomen, in functie van moderne gezinsvormen.”
In de recente discussies werd ook steevast verwezen naar een lopende procedure bij het Grondwettelijk Hof. Op 25 mei deed het Grondwettelijk Hof een uitspraak ten gronde. Iemand had het onderscheid tussen de behandeling van wettelijk samenwonenden en feitelijk samenwonenden aangeklaagd. Het hof heeft die klacht afgewezen, maar zegt wel dat het onderscheid tussen gezinsvormen een discretionaire bevoegdheid is. Die uitspraak maakt een nieuw initiatief opnieuw relevant. We hebben gewacht op het Grondwettelijk Hof dat zijn uitspraak heeft gedaan. Vandaag kunnen we dit debat dan ook vrij voeren in functie van wat men al heeft verklaard en geschreven.
Mijnheer Lantmeeters, wanneer het u menens is om de belastingen te verlagen als u dat kunt, vinden we voortaan ook in u een medestander.
Minister, hoe reageert u op de uitspraak van het Grondwettelijk Hof? Welke initiatieven zult u nemen om het verdeelrecht conform de beleidsnota aan te passen aan nieuwe samenlevingsvormen? Zult u het tarief van 1 procent ook toepassen voor feitelijk samenwonenden?
Minister Tommelein heeft het woord.
Geachte volksvertegenwoordiger, beste vriend gewezen fractievoorzitter, u van de meerderheid, ik van de oppositie. Het kan verkeren, zei Bredero.
Een van de eerste realisaties van deze Vlaamse Regering, in tegenstelling tot de vorige, mijnheer Vandenbroucke, is het terugschroeven van de miserietaks. Dat stond zo in het regeerakkoord dat ik als fractieleider mee heb goedgekeurd. Ik was een van de hevigste tegenstanders van die verhoging destijds. Ik kijk echter niet naar het verleden maar naar de toekomst.
De tariefverhoging die werd doorgevoerd in 2012, van 1 procent naar 2,5 procent, wordt hiermee gelukkig ongedaan gemaakt voor koppels die uit elkaar gaan. In deze commissie heeft mijn voorganger ook meermaals omstandig toegelicht waarom in deze tariefverlaging werd voorzien voor zogenaamde geformaliseerde vormen van samenleving, maar niet voor feitelijk samenwonenden.
Daarvoor bestaan een drietal redenen. Ten eerste zijn niet alle feitelijk samenwonenden te beschouwen als een koppel zoals geformuleerd en bedoeld in het regeerakkoord. Ook ouders en inwonende kinderen, broers en zussen die samen het ouderlijk huis of een ander pand betrekken, zijn feitelijk samenwonenden. Nochtans is dit niet de situatie die beoogd wordt door het Vlaams regeerakkoord.
Ten tweede kan men een echtscheiding of stopzetting van een wettelijke samenwoning duidelijk vaststellen aan de hand van een akte van echtscheiding met onderlinge toestemming of een formele verklaring van stopzetting van de wettelijke samenwoning. Dat zijn formele handelingen die perfect controleerbaar zijn. Er is dan geen twijfel mogelijk dat het koppel uit elkaar gaat. Maar hoe weten we dat een koppel dat feitelijk samenwoont ook echt uit elkaar gaat? Het einde van de onverdeeldheid belet de voortzetting van de feitelijke samenwoning niet, hetzij in hetzelfde goed, hetzij in een andere eigendom van een of van beide partners. Nochtans is ook dit niet de situatie die de Vlaamse Regering voor ogen had.
Ten derde zijn er juridisch objectieve verschillen tussen een huwelijk, een wettelijke samenwoning en een feitelijke samenwoning. Een huwelijk en wettelijke samenwoning doen rechten en verplichtingen ontstaan die nu eenmaal verschillend zijn van die van een feitelijke samenwoning. Er zijn ook mensen die doelbewust niet kiezen voor een huwelijk, maar die ervoor kiezen om feitelijk samen te wonen. Als er een onderscheid bestaat, zal dat wel een reden hebben.
De vorige Vlaamse Regering verleende aan scheidende koppels een fiscale verzachting in de vorm van een abattement van 50.000 euro. Mijnheer Van Malderen, dat voordeel was voorbehouden voor gehuwden en wettelijk samenwonenden, feitelijk samenwonenden konden daar geen aanspraak op maken. In de regering waar uw partij deel van uitmaakte, werd dus een duidelijk onderscheid gemaakt tussen feitelijk samenwonenden enerzijds en gehuwden en wettelijk samenwonenden anderzijds.
Intussen werd een beroep tot vernietiging ingesteld bij het Grondwettelijk Hof. De verzoeker betwist het onderscheid dat de regering waar u deel van uitmaakte, had gemaakt.
Het Grondwettelijk Hof heeft in een arrest van 25 mei gesteld dat de keuze van de decreetgever om enkel aan echtgenoten en wettelijk samenwonenden het voordeel van het verlaagde tarief toe te kennen, steunt op een pertinent criterium van onderscheid. De geformaliseerde samenlevingsvormen worden gekenmerkt door een aantal rechten en verplichtingen die rechtstreeks voortvloeien uit de wet. De decreetgever is niet verplicht de feitelijk samenwonenden dezelfde fiscale voordelen toe te kennen. Het hof stelt ook dat de samenwonende partners die ervoor kiezen niet door de wettelijke samenwoning of door het huwelijk te worden verbonden, de voor- en nadelen van de ene en de andere samenlevingsvorm kennen en de juridische gevolgen van hun keuze aanvaarden. Er is bijgevolg dan ook geen reden om de bestreden bepalingen te vernietigen. De regeling heeft dus de toets van het Grondwettelijk Hof doorstaan. Het hof heeft geoordeeld dat de keuze die de Vlaamse Regering heeft gemaakt juridisch correct is.
Ik weet ook wel dat het Grondwettelijk Hof met deze uitspraak een eventuele gelijkschakeling niet verbiedt. Er zijn andere vormen waar we die gelijkschakeling wel hebben. Ik ben daarom altijd bereid om eventuele voorstellen tot bijsturing te bekijken. Maar er is natuurlijk altijd het regeerakkoord waar ik me aan houd, mijnheer Van Malderen.
En als u mij vraagt of ik het eens ben met de heer Schiltz die dit een sympathiek voorstel vindt, kan ik daar alleen bevestigend op antwoorden.
Eind vorig jaar hebben we de regeling nog versoepeld via een samenwerking van het parlement met mijn kabinet, wat op het terrein zeer gewaardeerd wordt. U herinnert zich de problematiek van de onderhandse en authentieke regelingsakte. Maar een bijsturing moet wel een antwoord bieden op de knelpunten die ik hier zonet heb beschreven. Bovendien mogen we ook de budgettaire impact niet uit het oog verliezen.
Bij het aantreden van deze regering hebben wij onmiddellijk beslist om de miserietaks voor gehuwden en wettelijk samenwonenden ongedaan te maken. U weet echter dat het regeerakkoord ook andere ambities formuleert. U weet ook dat ik niet alleen minister van Financiën, maar minister van Begroting ben. Dat betekent dat ik ervoor moet zorgen dat het budget in evenwicht is en dat ik geen nieuwe schulden opbouw.
Wanneer er een aanpassing komt, dan moet die gebeuren in een ruimer kader van de hervorming van de belastingen in het algemeen en van de registratiebelasting op de gezinswoning.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig en gemotiveerd antwoord. Ik weet dat u de blik voorwaarts hebt en dat u echt naar de toekomst wilt kijken. Toch wil ik u uitnodigen om één keer een beetje in de tijd terug te gaan. Als we intellectueel eerlijk zijn, zullen we allemaal moeten toegeven dat de bijsturing waar u het net over had om bemiddeling en authentieke akte gelijk te schakelen, er is gekomen op voorstel en initiatief van mijn fractie.
Maar nu kijken we dus vooruit. Ik wil u aanraden om te blijven schroeven. De pijn, zowel figuurlijk als letterlijk financieel, is ongeacht de samenlevingsvorm dezelfde. De essentie is dat het onderscheid dat wordt gemaakt niet in proportie is. Als ik uw antwoord hoor, dan vraag ik me af of we een nieuwe beleidsnota zullen krijgen.
In de beleidsnota van uw voorgangster lees ik: “Ik stel tevens vast dat de fiscale regelgeving soms niet voldoende aangepast is aan de huidige tijdsgeest. Ik zal werk maken van een weloverwogen modernisering van onze fiscale hefbomen, in functie van moderne gezinsvormen.” We kunnen niet ontkennen dat feitelijk samenwonenden een frequent verspreide, moderne gezinsvorm is. Ik vraag me af of u nu een probleem krijgt met uw collega Schiltz, die toch heel stellig gezegd heeft dat samenwonende koppels, in welke vorm dan ook, hoogstens 1 procent moeten betalen als ze uit elkaar gaan. Ik probeer te zoeken hoe we hier samen uit kunnen komen, de blik voorwaarts gericht. U maakt op het einde een opening, zonder evenwel initiatief te nemen. Ik kan dat antwoord niet echt rijmen met die doelstellingen.
Ik wil nog ingaan op een paar technische dingen. U zegt dat men theoretisch de onverdeeldheid kan beëindigen, maar wel nog blijven samenwonen en zo meer. Laat ons dat uitsluiten. Je kunt daar werken met domicilie. Er zijn nog systemen waarbij we dat op die manier doen.
Uiteraard zijn er objectieve verschillen in rechten en plichten tussen gehuwden, wettelijk samenwonenden en feitelijk samenwonenden. Maar dat is de vraag niet. De vraag is: zijn die verschillen voldoende groot om er dergelijke consequenties aan te koppelen? Je kunt mensen en zaken anders behandelen als er voldoende elementen zijn die dat rechtvaardigen. In het andere geval ben je eigenlijk vrij willekeurig bezig.
Het is niet omdat het in het recht staat dat het rechtvaardig zou zijn. En het is niet omdat het vandaag in het recht staat, dat het er morgen ook in moet staan. We hebben als parlement inderdaad het laatste woord. Maar ik wil positief zijn. Ik wil ervan uitgaan dat uw antwoord, waarin u zegt dat we dit moeten bekijken in een hele hervorming van registratierechten enzovoort, geen poging is om de vis te verdrinken, maar effectief een uitnodiging aan iedereen om ermee aan de slag te gaan. We hebben dus een date, minister. We zullen de test doen. ‘You talk the talk’, maar we zullen zien of u ook ‘the walk’ doet. We zullen een voorstel ter zake indienen en dan kunt u dat beoordelen. U hebt u bereid verklaard om dat te doen. We zullen dat omstandig motiveren, en dan kijken we uit naar uw oordeel. Ik apprecieer de opening die u hebt gemaakt, zowel in beperkte zin ten aanzien van het gelijk behandelen van samenwonenden onderling, als in het globaler bekijken van registratierechten. Ik noteer dat met veel plezier.
De heer Diependaele heeft het woord.
Het onderscheid tussen verschillende samenlevingsvormen is natuurlijk niet alleen bij het verdeelrecht van belang, maar het komt hier wel naar voren. Als we dan toch allemaal terugkijken, zou het wel eens interessant zijn om de geschiedenis na te gaan van wie toen binnen de regering om een belastingmaatregel gevraagd heeft en wie uiteindelijk met deze maatregel naar voren is gekomen, mijnheer Van Malderen. Maar goed, in tegenstelling tot uzelf, heb ik er geen probleem mee om te erkennen dat wij dat toen mee goedgekeurd hebben. Ik vind trouwens uw amechtige pogingen om uw maagdelijkheid te herwinnen redelijk zielig. Neem toch gewoon de verantwoordelijkheid op voor de beslissingen die u genomen hebt.
Het enige feit is dat met deze regering, met deze ploeg die beslissing teruggedraaid is. Dat zijn de feiten. U mag er wakker van liggen en elke poging ondernemen om weer met uzelf in het reine te komen, maar dat zal niet gaan. Neem daar dan ook de verantwoordelijkheid voor op en doe daar niet flauw over. Maar goed, zo zijn er waarschijnlijk nog wel gebieden waar het nuttig of troostend kan zijn om een poging te doen om uw maagdelijkheid te herwinnen, al zijn het er volgens mij maar weinig waar dat echt lukt.
De vraag om uitleg klopt in mijn ogen ook maar half. Mocht u nu aan een of andere universiteit een examen over de beginselen van het recht aan het afleggen zijn, zou de professor zeggen: goede advocaat, slechte rechter. U ziet immers maar één deel, dat in uw kraam past. U zegt dat het onderscheid tussen gezinsvormen een discretionaire bevoegdheid betreft. Zo heeft het Grondwettelijk Hof het niet helemaal verwoord. En die zin klopt ook niet helemaal. Het Grondwettelijk Hof zegt wel dat het onderscheid dat toen door de regering gemaakt is, toegelaten is en dat je dat kunt gebruiken om een verschil in beleid mee te voeren en om verschillende tarieven in te voeren.
Mijn partij is altijd voor elke vorm van belastingverlaging. Als we dat kunnen doen, gaan we dat ook doen. Minister, u moet natuurlijk de vinger op de knip houden. Dat is absoluut uw opdracht. We moeten dat allemaal doen. In dit geval vind ik de budgettaire gevolgen iets minder belangrijk, omdat het hier echt gaat om verschillen tussen mensen. Er zijn andere goede redenen om het te doen, namelijk de puur praktische redenen en de mogelijke misbruiken die kunnen gebeuren. Dat is de voornaamste reden om het hier niet te doen.
Het enige wat je van mensen vraagt, is een absoluut minimum aan administratieve inspanning, om een kwartiertje naar het stadhuis te gaan. Wettelijk samenwonen is veel gemakkelijker dan een huis kopen, dat veel omslachtiger is. En zelfs dat minimum aan administratieve inspanning, zouden we niet mogen vragen, mijnheer Van Malderen? U noemt dat buiten proportie. Komaan zeg, dat is helemaal binnen proportie. Het Grondwettelijk Hof zegt ook dat dat perfect toegelaten is. Je vraagt hier een minimum aan administratieve inspanning om een fiscaal voordeel te krijgen. Dat is perfect toelaatbaar. Daarmee gaan wij als overheid een pak praktische problemen oplossen en heel wat misbruik uitsluiten. Dat is perfect in proportie. Ik snap echt niet dat u dit buiten proportie noemt. Een onroerend goed kopen is veel moeilijker en omslachtiger. Dit kost amper vijf minuten, zowel om het aan te maken als om het uit te maken met het wettelijk samenwonen. Ik ben zelf in die situatie. Ik ben niet getrouwd, maar wettelijk samenwonend. Dat is een minimum aan inspanning, punt. Een huis kopen is veel moeilijker.
Mijn standpunt is: als je die belasting kunt verlagen, en je kunt dat doen op een manier dat er geen misbruik mogelijk is, dat het praktisch haalbaar is en dat het rechtvaardig is, is dat voor mij perfect en gaan we dat direct doen. Maar als je dat niet kunt, dan moet je een grens inbouwen. Die grens gaat samen met een minimale vraag aan mensen: als je wilt genieten van dat voordeel dat de fiscale regelgeving je geeft, vragen wij een minimum aan inspanning. Dat is perfect legitiem en rechtvaardig. Dat is perfect te verdedigen. Zo heeft ook het Grondwettelijk Hof bevestigd.
Ik vind het echt zielig dat men hier blijft proberen om de verantwoordelijkheid uit het verleden te ontlopen en die maagdelijkheid te herstellen. Ik vind dat maar een flauwe ingreep. Ik heb er geen probleem mee om het zo te stellen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik vind dat minder zielig. Ik vind het sympathiek, mijnheer Van Malderen, dat u een onrechtvaardigheid wenst te herstellen die u zelf mee in het leven hebt geroepen. Als u dan naar oplossingen zoekt, zoals de gelijkschakeling waar u het net over had en waarvoor u constructief met ons hebt meegewerkt, heb ik er geen enkele moeite mee om dat constructief tegemoet te komen en te bekijken waar het kan. Maar als u ons natuurlijk het mes op de keel meent te kunnen zetten om nog verder te gaan dan u ooit bent gegaan, dan denk ik: wacht even. Er is al bijzonder geremedieerd door de twee samenwoningsvormen, huwelijk en wettelijk samenwonen, weer onder het verlaagde tarief te brengen. Het is effectief niet zo eenvoudig om een onderscheid te maken tussen feitelijk samenwonende koppels en feitelijk samenwonende andere mensen. Het is onder die vaststelling dat mijn partij en de heer Tommelein en ik, die absoluut geen problemen met elkaar hebben en die elkaar zeer goed verstaan, in dit dossier en in andere dossiers, niet geneigd zijn om nu meteen het gaspedaal in te duwen en alle feitelijk samenwonende koppels onder een verlaagd tarief te laten vallen.
Ik weet niet of we erin kunnen slagen om een onderscheid te maken tussen feitelijk samenwonende koppels en feitelijk anders samenwonenden. Ik weet niet of dat mogelijk is. U zegt dat u een voorstel zult doen. We zullen bekijken of het controleerbaar en haalbaar is. Het is effectief zo dat er voor feitelijk samenwonen geen enkele administratieve last gebeurt. Dat je wettelijk moet samenwonen om van een verlaagd tarief te genieten, daar kan ik mee leven. Dat is een onderscheid dat het Grondwettelijk Hof trouwens ook gevalideerd heeft.
Ik blijf dus uw sympathieke medestander in de zoektocht naar meer rechtvaardigheid. Maar om nu, op een moment dat er al veel gebeurd is, voor de laatste mijl nog zo wild te keer te gaan en te spreken over buitenproportionele onrechtvaardigheden, dat lijkt me een beetje te ver te gaan. Ik kijk uit naar uw voorstel. Ik zal te allen tijde blijven strijden voor een zo gelijk mogelijke berechtiging van alle mogelijke koppelvormen of samenwoningsvormen van koppels.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, het is wel een beetje grappig dat u ervoor pleit om een belasting te verminderen die u zelf hebt verhoogd. Bovendien gaat het dan nog om een heel specifieke belasting, namelijk een belasting op vermogensverschuiving, iets waar u en uw partij op dit moment heel veel voorstellen over formuleren, over vermogens die meer belast mogen worden. Nu gaat het specifiek over iets wat u zelf hebt verhoogd, en nu zegt u dat het verlaagd moet worden. Dat gaat helemaal in tegen het discours dat uw partij op andere fronten aan het voeren is.
Maar ik geef toe, mijnheer Van Malderen, dat u een vreemde eend in de bijt was. U hebt in een ongelooflijk moeilijke situatie gezeten. U was ertegen dat die belasting werd verhoogd. U hebt altijd gezegd dat u daar niet mee kon leven. Maar uw partij heeft het toch maar gedaan in de regering. En u had het moeilijk met die beslissing van uw partij. Nu probeert u zich in vijftien bochten te wringen, maar u had toen wat harder op de tafel moeten kloppen in uw eigen partij. Maar u bent een loyale mens, ik versta dat. Ik ga ook niet met alles akkoord wat goedgekeurd wordt. Als het aan mij ligt, zou ik nog veel meer belastingen verlagen. Maar daar moet je een meerderheid voor hebben, en ze moeten allemaal mee willen.
Ik wil toch even uit de beleidsnota van mijn voorganger, mevrouw Turtelboom, citeren, onder het puntje ‘Verlaging verdeelrecht voor scheidende koppels’: “In het programmadecreet ter begeleiding van de begrotingsopmaak 2015 wordt het tarief van het verdeelrecht van 2,5 procent naar 1 procent gebracht. Het was mijn wens en die van de Vlaamse Regering om spoedig werk te maken van deze verlaging. Vanaf 1 januari 2015 betalen koppels die uiteen gaan nog hoogstens 1 procent verdeelrecht op het onroerend goed dat zij naar aanleiding van hun breuk verdelen of waarvan zij afstand doen.” Het gaat dus om een vermogensverschuiving: je wordt opeens volledig eigenaar, terwijl je daarvoor maar gedeeltelijk eigenaar was. Het vermogen wordt dus verhoogd.
Ik citeer verder: “De verlaging van het verdeelrecht past in mijn voornemen om de financiële lasten te beperken voor mensen die zich in een echtscheidingssituatie bevinden of die net een stopzetting van een wettelijke samenwoning achter de rug hebben.” Zo staat het in de beleidsnota van mijn voorganger, ingediend op 27 oktober 2014. Dat is ook wat in het regeerakkoord staat.
Ik zeg u dat ik opensta voor voorstellen, mijnheer Van Malderen. Ik volg daarin collega Diependaele. En het is niet alleen het budgettaire verhaal. Uiteraard is het mijn opdracht, als minister van Begroting, om ervoor te zorgen dat het budget in evenwicht blijft. Als ik dat niet zou doen, zou ik pas een slechte minister zijn. Maar ik sta open voor voorstellen.
Wat echter mijn grootste bezwaar is, is het feit dat het niet alleen over samenwonende koppels gaat, maar dat het verdeelrecht en het uit die onverdeeldheid stappen, niet alleen bij samenwonende koppels gebeurt, maar ook in andere situaties. Ik stel mij de vraag hoe we dat allemaal gaan monitoren, traceren en trancheren. Dat is mijn probleem. Ik sta open voor elk voorstel, want alles wat niet in het regeerakkoord staat, is mogelijk, als we een meerderheid vinden. Alles wat in het regeerakkoord staat, moet gevolgd worden. Dat is duidelijk.
Als we een idee hebben waar iedereen achterstaat en waar we een meerderheid voor vinden en waar mijn regeringspartners in het parlement het mee eens zijn, wie ben ik dan om het tegen te houden? Ik vind het dus sympathiek dat u met voorstellen zult komen. We gaan die voorstellen onderzoeken of ze beantwoorden aan wat duidelijk werd geformuleerd – ervoor zorgen dat het om die bepaalde doelgroep gaat. Maar mijn collega zegt ook duidelijk dat een huwelijk een inspanning vraagt en verplichtingen met zich meebrengt. Samenwonende koppels kiezen er bewust voor om dat niet te doen en dat heeft een aantal gevolgen. Dat is juist.
Ik persoonlijk heb er geen probleem mee om dit te onderzoeken, ervoor open te staan, de misbruiken te weren en budgettair neutraal te blijven.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik ga het grootste deel van mijn slotrepliek gebruiken om te antwoorden op wat collega Diependaele heeft geïnsinueerd, want daar gaat het over.
Collega Diependaele, u noemt het feiten, maar eigenlijk zijn het niet-gestaafde insinuaties. Dat is een wezenlijk verschil. Wat zijn feiten? De vorige regering heeft een verhoging van de zogenaamde miserietaks goedgekeurd die uitgevoerd is door uw minister van Financiën. De genese van dat dossier is een stuk complexer dan u schetst. Wat een feit is – en daar kunt u gerust een aantal citaten over opzoeken –, is dat ondergetekende zijn verantwoordelijkheid heeft genomen ten aanzien van de regeringsbeslissing en onmiddellijk heeft gezegd dat, als er een meerderheid kan worden gevonden om die beslissing terug te draaien, we die zouden versterken. Ik blijf zoeken naar die meerderheid. Dat was toen zo, dat is vandaag zo. Ik zal dat blijven doen omdat ik dit intrinsiek geen rechtvaardige belasting vind. Elke stap voorwaarts gaan we benutten. De laatste stappen zijn altijd wat moeilijker, maar ik zal die stappen blijven zoeken.
Een aantal van de opmerkingen die worden gegeven om dit onderscheid te blijven motiveren, vind ik echt niet kloppen. Men zou dit nu zien in het kader van het debat rond het correcter belasten van vermogens. Als we daar voorstellen over formuleren, gaan die over meerwaarden die men boekt en die men op een rechtvaardiger manier wil zien ingezet en niet over mensen die onder een druk heel vaak zelfs een minwaarde realiseren op hun pand – in elk geval een minwaarde op hun bankrekening – op het moment dat ze de verdeeltaks moeten betalen.
Collega Diependaele, in alle eerlijkheid hoop ik dat u dezelfde ijver aan de dag legt om misbruik en fraude tegen te gaan op alle beleidsniveaus, maar ik denk dat u nog heel veel marge hebt.
Minister, ik ga positief blijven. Uw uitgestoken hand wordt met heel veel plezier aangenomen. We geven elkaar rendez-vous op het moment van de stemming over een aantal voorstellen van decreet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.