Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de regularisatie van gesco's
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, in het regeerakkoord en de beleidsnota Werk kondigde u aan dat de gescoregeling zou worden hervormd. Daarvoor zijn al heel wat stappen gezet door de regering. De beslissing is genomen. Er is afgesproken op welke manier dit zal gebeuren. Er is beslist welke projecten geregulariseerd worden, uitdoven of worden beëindigd. Deze beslissingen zijn genomen op 18 december 2015 door de Vlaamse Regering.
Ik had begrepen dat u vanuit het beleidsdomein Werk had gekozen om de gesco’s te regulariseren. Regulariseren is naar mijn aanvoelen ervoor zorgen dat de gesco’s waar ze zitten, geregulariseerd kunnen worden. Blijkbaar vult u regularisatie anders in dan andere ministers en anders dan ik het had begrepen. Bij de werkplekarchitecten gaat het om zo’n 270 gescomedewerkers die momenteel 7500 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt begeleiden. Ook daarbuiten zijn er nog gesco’s onder het beleidsdomein Werk.
Bij deze regularisatie zouden de werkgevers hun gescocontracten omvormen tot gewone werknemerscontracten. In plaats van de loonpremie en RSZ-korting zouden de werkgevers een loonsubsidie krijgen van 95 procent. De subtiliteit zit in het laatste aspect, waar wij vermoedden dat deze subsidie zou blijven gelden tot de werkkrachten die gesubsidieerd worden, hun functie zouden verlaten. Zo had ik het begrepen en zo wordt het ook toegepast door de andere ministers. U knikt van neen, maar dat zal ik dan straks horen.
Het beleidsdomein Werk besloot echter om de gesco’s na de regularisatie nog tot juni 2017 te subsidiëren. Bij de sectoren heerst er onzekerheid over wat er nadien moet gebeuren. Indien deze subsidie zou wegvallen, komt er een financieel gat dat de projecten maar moeilijk kunnen opvullen met eigen middelen indien ze deze werkkrachten aan de slag willen houden.
De werkplekarchitecten hebben deze bezorgdheid reeds aan uw kabinet overgemaakt. We riskeren, net als in de voorbije jaren van het werkervaringsplan-plus (WEP-plus), om met meerdere korte termijnen en veel onzekerheid achter te blijven. De koepel van de organisaties die begeleiding organiseren, lijkt klaar te zijn om verdere stappen te zetten indien er geen zekerheid wordt gegeven over de toekomst van deze gesco’s, zeker aangezien het regeerakkoord leek te garanderen dat de werkgevers van deze gesco’s op een regularisatiepremie zouden kunnen rekenen tot het einde van hun tewerkstelling.
De vzw waarin ik verantwoordelijk ben voor WEP-plus, heeft toevallig gisteren de jaarrekening goedgekeurd. De afschaffing van WEP-plus heeft onze organisatie 170.000 euro gekost aan het uitbetalen van werknemers. Het gaat om werknemers die in opzeg waren geplaatst en die op een bepaald moment zijn uitbetaald omdat we geen WEP-pluscontracten meer hadden. Hetzelfde dreigt voor heel wat andere organisaties. U geeft de mogelijkheid om te regulariseren, maar als ze geen garantie krijgen dat er ook na 2017 nog een contract kan worden aangeboden, moeten ze in die periode van één jaar beslissen wat er met de medewerkers zal gebeuren.
Als mensen in een gescoregeling nu worden opgezegd, dan hebben ze een opzegtermijn van zeven dagen. Als die mensen geregulariseerd worden, hebben die een veel langere anciënniteit, want er zijn mensen die al 20 tot 25 jaar in organisaties zijn, waardoor men een zeer lange anciënniteit heeft. Als het is zoals men mij zegt, en ik vermoed dat dat juist zal zijn, dan organiseert men een grote opzeg, een grote opzegperiode en een krediet waar we eigenlijk niets mee zijn. Die opzegperiode kost enorm veel geld. Wij hebben voor die WEP-plus 170.000 euro betaald. Ooit is dat gesubsidieerd geweest, dus dat is geld dat wij naar individuele oud-werknemers hebben gebracht. Ik vind dat echt een heel rare manier van werken.
Minister, ervaart u diezelfde bezorgdheid? Welke plannen hebt u voor deze gesco’s na juni 2017? Als er zekerheid komt, moeten die mensen niet in opzeg geplaatst worden en komen we in een heel andere situatie.
De heer Beenders heeft het woord.
Voorzitter, de inleiding van collega Claes was zeer duidelijk. Ik deel uiteraard de bezorgdheid die vandaag in de sector leeft rond de hervorming die aangekondigd is. Ik denk dat er rond de interpretatie van het woord ‘regulariseren’ een misverstand is. Ik heb altijd begrepen dat regulariseren voor u betekent dat u de middelen zou recupereren en dat u die zou inzetten in andere trajecten, maatregelen of andere zaken waar u bevoegd voor bent. Maar aangezien er al onduidelijkheid is in de vraagstelling, denk ik dat het heel belangrijk is om zo meteen van u daar nog eens een bevestiging over te krijgen zodat dat voor eens en altijd voor iedereen duidelijk is.
Minister, voor het beleidsdomein Werk zult u binnenkort een beslissing moeten nemen rond de toekomstige financiering. Op 1 juli worden er 59 projecten geregulariseerd. Daar zit vandaag die onduidelijkheid, zowel bij onze fractie als bij de sector. Wat gaat u in de toekomst doen? Hoe ziet u die toekomstige financiering? In het verleden hebt u in de commissie aangekondigd dat u de gescomiddelen binnen uw beleidsdomein zou heroriënteren naar het nieuwe kader tijdelijke werkervaring. Binnen een maand start de regularisatie voor 59 projecten binnen uw beleidsdomein. Daaromtrent heb ik vier concrete vragen.
Minister, hoe zult u de financiering van deze projecten doen verlopen per 1 juli 2016? Hoelang voorziet u nog in financiering voor deze projecten? Wij horen dat die zou stoppen ergens medio 2017. Door die onduidelijkheid moet men stappen ondernemen om iedereen in regel te zetten. Het is belangrijk dat de spelregels van de hervorming duidelijk zijn van bij de start. Hoe zult u de middelen na regularisatie aanwenden binnen uw beleidsdomein? Binnen welke maatregelen ziet u een toekomst weggelegd voor de aflopende gescoprojecten binnen uw beleidsdomein?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil starten met een paar dingen duidelijk te stellen. Er is een besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2015 dat zegt wat de regularisatie is. Ik vind het raar dat er wordt gezegd dat ik als minister dat anders interpreteer dan de rest. We zouden dat allemaal op dezelfde manier moeten doen, met name zoals ik het doe. Ik lees u voor wat er staat over wat regularisatie betekent: “Regularisatie betekent dat er 95 procent van de loon-, omkaderings- en werkingssubsidie en 95 procent van de werkgeversbijdragevermindering voor het jaar 2014 wordt overgeheveld naar het betrokken beleidsdomein.” Dus niet naar de betrokken organisatie, maar naar het betrokken beleidsdomein. “De toekenning van het budget aan het betrokken beleidsdomein is aan geen bijzondere voorwaarden onderhevig. Het betrokken beleidsdomein beslist autonoom welke projecten subsidiëring krijgen, alsook het bedrag van de subsidiëring, en dit binnen de eigen kaders.”
Dat heb ik gedaan. Ik ben het gaan beoordelen project per project. Zo zijn er projecten voor 43 voltijdequivalenten (vte’s) bij het ABVV voor een budget van 2.235.000 euro. Er zijn projecten voor het ACV voor 39,67 vte en een budget van 1,8 miljoen euro. Ik haal ze eruit omdat ze 4 miljoen euro van het budget van 10 miljoen euro invullen. Het ACLVB heeft geen enkele gesco. De vraag kan worden gesteld: zijn dat projecten waar wij genoeg kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) tegenover hebben of willen we die middelen binnen een ander kader van tijdelijke werkervaring inzetten?
U weet dat er nog andere zijn. Er waren zelfs gesco’s bij politieke partijen waarvan we uitdrukkelijk hebben gezegd dat we ze zouden stopzetten. We gingen die niet continueren. Ik vind het dus nogal raar dat er wordt gezegd: je ging dat geld toch aan die organisaties geven en ze mochten dan voortdoen. Ik wil heel duidelijk stellen dat dat geldt voor alle gesco’s die er zijn. We gaan die beoordelen en zien of die in die projecten blijven of dat we die middelen voor tijdelijke werkervaring gaan inzetten. De voorbeelden die ik geef, tonen heel goed aan dat het nodig was dat dat eens geëvalueerd werd.
Na regularisatie zijn de verplichtingen voor de werkgevers in het kader van ontslag dezelfde als die van voor de regularisatie. Binnen het beleidsdomein Werk zijn er 68 projecten met in totaal 358 vte’s tewerkgesteld. De gesco’s binnen mijn beleidsdomein hebben niet allemaal dezelfde inhoud, dat is heel gevarieerd. Sommige gesco’s richten zich op begeleiding en opleiding, andere zijn meer specifieke inhoudelijke projecten per organisatie en ze zijn niet allemaal even duidelijk.
Zoals hierboven gesteld, heeft ieder beleidsdomein autonoom de keuze welke piste het wil kiezen, welke projecten verder subsidiëring krijgen, alsook het bedrag van de subsidiëring, en dit binnen de eigen kaders. Ik heb gekozen voor een kader waarbinnen alle projecten binnen het beleidsdomein geregulariseerd worden op 1 juli 2016, behalve de gesco’s bij de VDAB, die we op 1 januari al hebben geregulariseerd.
Om de bezorgdheden uit de weg te helpen, heb ik beslist snel een infosessie te houden, waarop alle gescoprojecten binnen Werk waren uitgenodigd. Die heeft plaatsgevonden op 13 november 2015. Tijdens die sessie is geduid wanneer ik de projecten wou regulariseren en wat dat concreet zou inhouden. De inhoud zou dus ook duidelijk moeten zijn geweest. Ik heb daarbij duidelijk uitgelegd dat er sprake is van een overgangsperiode voor alle projecten, zodat ze nog zeker gedurende een jaar worden gesubsidieerd. Dat moet ook de mogelijkheid geven om projecten te beëindigen als we eenmaal beslissen dat die definitief stoppen, zodat men niet na het einde nog zit met bedragen qua uitbetaling of dergelijke meer. Het is niet zo dat men in dat jaar mag doen wat men wil: voor die periode hebben we een specifieke overeenkomst opgesteld, die gebaseerd is op inhoudelijke acties en niet op de inzet van personeelsleden. De vraag is dus niet: hoeveel mensen heb je? De vraag is: wat ga je doen in dat jaar? Dat is dus de samenwerking met VDAB en het departement die is opgezet.
De overeenkomst geldt dus van 1 juli 2016 tot 30 juni 2017. De financiering voor die periode bedraagt 95 procent. Als er sprake is van middelen in het kader van het Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA), dan worden die voor 100 procent gegeven. Eventueel is er sprake van VDAB-bijpassingen als het over Kelchtermansgesco’s gaat. De basisberekening gebeurt op basis van 2014.
Ik heb gekozen voor een overgangsperiode van een jaar. Dat geeft ons, geeft VDAB de mogelijkheid om met alle organisatoren van projecten aan tafel te gaan zitten en te bekijken of de concrete inhoud en taken van die projecten passen in onze visie. Die oefening is nu volop bezig, maar zoals aangegeven, ook tijdens de infosessie, is het de bedoeling om op langere termijn de middelen te heroriënteren. Het is de bedoeling om meer in te zetten op een actief arbeidsmarktbeleid, in de vorm van meer maatwerk en competentiebeleid. We denken daarbij aan de versterking van de begeleiding, aan het nieuwe stelsel van tijdelijke werkervaring waarmee we vanaf 1 januari starten. Die kaders zijn we nu verder aan het uitwerken. Het is mijn bedoeling de projecten zo snel mogelijk te laten weten of ze in de toekomst nog kunnen blijven bestaan of niet, en met hoeveel geld, zodat dat jaar kan worden gebruikt als een overgangsjaar.
Heel kort samengevat: ik denk dat ik compleet binnen de beslissing de sector juist heb geïnformeerd. Ze weten perfect dat er nu een overgangsjaar is. Ze weten ook wat ze in dat overgangsjaar moeten doen. We willen dus eigenlijk in eerste instantie inzetten op de filosofie van tijdelijke werkervaring. Dat lijkt me conform te zijn met wat er moet gebeuren. Dat wil niet zeggen dat iedereen die vandaag projecten heeft waarvan we morgen oordelen dat die niet passen, sowieso niet meer aan de bak komt. We zullen immers allicht een oproep doen. Partners zullen zich dus kunnen inschrijven op een of andere call die we daaromtrent zullen organiseren. Dat is dan niet op basis van een bepaald aantal personeelsleden, maar eventueel op basis van resultaten. Dat lijkt me een juistere manier van werken. We willen activerende maatregelen die mensen aan werk helpen, niet het subsidiëren van organisaties.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, u hebt het juist samengevat. Het is inderdaad uw autonome beslissing. U hebt beslist om in een overgangsjaar te voorzien en te bekijken op welke manier organisaties vandaag die gesco’s invullen. Ik kom hier niet op voor organisaties die weet-ik-veel wat doen. Ik kom op voor de organisaties die op dit ogenblik dat werk doen, die op dit ogenblik werklozen begeleiden naar die tijdelijke werkervaring. Het zou echt zonde zijn dat organisaties die mensen vandaag begeleiden naar een tijdelijke werkervaring, hun mensen in opzeg zouden moeten plaatsen. Dat zijn immers verloren middelen, en men kan dat absoluut vermijden. Als je die mensen niet in opzeg moet plaatsen, houd je natuurlijk ook de knowhow van de mensen en gooi je niet weg wat al twintig jaar is geïnvesteerd in het begeleiden van die moeilijk plaatsbare doelgroep op de arbeidsmarkt. Dat is mijn pleidooi. Ik wil ook vermijden dat er voor iedereen een oproep moet zijn. Er zijn vandaag immers heel wat organisaties die dat werk doen, en we mogen toch niet toelaten dat er dan een totaaloproep komt waardoor iedereen in die sector in opzeg moet worden geplaatst, met onzekerheid voor iedereen. Dat krijg je trouwens ook niet geregeld in dat jaar. Als mensen worden geregulariseerd, dan hebben die immers vaak een veel langere opzegperiode dan zeven dagen of dan een jaar. Dat was mijn pleidooi van daarnet.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de verduidelijking. Ik wil toch terugkomen op de voorbeelden die u geeft. Daar gaan inderdaad veel middelen naartoe, maar ik denk ook dat u kunt bevestigen dat die middelen ook echt wel passend in het Vlaamse activeringsbeleid worden ingezet. U lijkt met uw voorbeelden aan te geven dat het geld dat daarheen gaat, voor andere doeleinden wordt ingezet. We moeten erover waken dat we de discussie correct blijven voeren. U kunt er een probleem mee hebben dat er middelen naar bepaalde organisaties gaan, maar ik hoop wel dat u beoordeelt op basis van inhoud en de vraag of de middelen ook juist worden ingezet. Ik denk dat we op dat vlak toch dezelfde taal spreken.
Wat collega Claes zei, is terecht: de onduidelijkheid moet zo snel mogelijk worden weggenomen, zodat er een planning kan worden gemaakt. U gaat bepaalde organisaties beoordelen en blijkbaar aangeven dat ze mogen voortwerken. Andere organisaties zullen dat niet mogen doen en moeten zich dan inschrijven op een oproep die u gaat lanceren. Daar zit nu net de cruciale vraag: wanneer zal die oproep er komen? Wanneer komt die verduidelijking van die evaluatie er, zodat die organisaties maatregelen kunnen nemen voor mensen, die toch wel financiële implicaties kunnen hebben? Die vraag lijkt me duidelijk. U hebt de sector geïnformeerd over de beslissing die is genomen. Dat is terecht. U hebt de sector echter niet correct of duidelijk genoeg kunnen informeren over wat de toekomst brengt.
En het is net die toekomst die vandaag onduidelijk is. Timing is cruciaal zodat er een backplanning kan worden gemaakt door organisaties om beslissingen te nemen die ook financieel voor die organisaties het meest voordelig zijn.
Minister, ik hoop dat u snel duidelijkheid kunt geven zodat die timing, die heel nodig is, kan worden gegeven.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Collega’s, ik wil toch wel benadrukken dat van in het begin de communicatie van de minister zeer duidelijk is geweest. Het beleidsdomein Werk had besloten om haar gesco’s na de regularisatie nog tot juni 2017 te subsidiëren. Dat is van in het begin duidelijk gecommuniceerd. De minister van Werk heeft, veel sneller dan andere ministers in andere vakdomeinen, als eerste een plan op tafel gelegd. De heroriëntering naar de tijdelijke werkervaring vanaf 2017 is toch duidelijk. Ja, het moet nog verder worden uitgewerkt, maar ik ben er vast van overtuigd dat die mensen niet aan hun lot zullen worden overgelaten, zoals hier kennelijk wordt geschetst. We horen toch van de minister dat men bezig is met projecten en dat de mensen niet te lang in onzekerheid zullen worden gelaten. De oefening is volop bezig.
We moeten er toch allemaal van overtuigd zijn dat we vooral bezig moeten zijn met maatregelen die focussen op het omvormen van gesubsidieerde tewerkstelling naar tewerkstellingsinstrumenten die instroom en doorstroom van werkzoekenden bevorderen. We moeten in onze denkwijze iets veranderen. Het is toch de bedoeling om meer in te zetten op een echt actief arbeidsmarktbeleid in de vorm van meer maatwerk en competentiebeleid. Dat is toch wel het belangrijkste van die hervorming.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, ik heb het gevoel dat iedereen het met de essentie van de zaak eens is: we moeten de instrumenten inzetten om mensen die werkzoekend zijn, te activeren naar werk.
Ik zal een gemakkelijker voorbeeld geven om duidelijk te maken waarom de oefening moet gebeuren. Ik heb ook een sportbevoegdheid. Er waren een aantal federaties die soms tot tien gesco’s hadden en niet zo groot waren, en andere federaties die heel groot waren maar geen gesco’s hadden. Ik wil niet met de vinger wijzen, want dit is vaak historisch zo gegroeid. Wat je wel ziet, is dat het na een tijd bijna eerder een subsidiëring van de organisaties werd dan een werkgelegenheidsmaatregel. Het is dan wel eens tijd om het geheel te herbekijken. Dat is wat we nu doen.
Vind ik dat al die mensen goed werden ingezet? Neen. Vind ik dat er goede afspraken over waren? Neen. Mogen we dat nu eens opnieuw scherpstellen? Ja, want dat is mijn job. Collega Beenders, dat is mijn antwoord op uw vraag.
Collega Claes, ik ben het met u eens over de zonde van het verlies van talent als dat er is. Vandaar mijn oefening die ik vraag aan VDAB. Ik vraag hun om de projecten eens te onderzoeken en na te gaan welke projecten misschien zonder call kunnen voortdoen omdat er unieke kennis en unieke expertise aanwezig is, complementair aan de expertise van VDAB. Dat is ook zo met andere projecten. Sommige projecten kunnen voortdoen met mensen die nu een normaal contract krijgen. Bij andere, die eerder een twijfelgeval vormen, kan er wel een call komen – en ik zal echt zorgen dat die op tijd is – zodat organisaties die vandaag expertise hebben en vinden dat die sterk genoeg is, mee kunnen doen. Op die manier kunnen ze de expertise die ze vandaag hebben, houden in de toekomst.
Vandaar dat we ook een jaar nemen. In dat jaar kunnen we dan zo snel mogelijk een evaluatie doen van elk project, zo snel mogelijk bevestigen welke projecten kunnen blijven en zo snel mogelijk een call doen om ervoor te zorgen dat die andere ook kunnen inschrijven in bepaalde projecten. Dat is wat we willen doen. Op die manier neem ik uw bezorgdheid voor het grootste deel weg.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ‘zo snel mogelijk’ maakt me toch bezorgd. Ik heb het vooral over de derden, de derde die in opdracht van VDAB of in heel nauwe samenwerking met VDAB de zwakke doelgroepen begeleidt. Als ze positief worden geëvalueerd, is er geen probleem want dan kunnen die mensen blijven. Anders moeten ze in opzeg worden gezet, ook in dat jaar. Daar maak ik me zorgen over, over de timing, over de timing van de evaluatie, gecombineerd met een jaar overgang en de oproep.
Daar maak ik me zorgen over. Ik wil dus aandringen om inderdaad zo snel mogelijk te handelen. U zult er vandaag geen datum op plakken, want uit ervaring weet ik al dat u dat niet doet. Ik wil toch aandringen om zo snel mogelijk te handelen zodat er duidelijkheid is.
De heer Beenders heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de bezorgdheden van collega Claes. Ik hoop ook dat u de redelijkheid voor ogen houdt als er problemen opduiken in de sector waardoor er timingproblemen ontstaan. Ik hoop dat we dan met gezond verstand beslissingen nemen. Het kan niet de bedoeling zijn dat, doordat de sector nu langer op duidelijkheid moet wachten, het uiteindelijk veel meer geld kost. Daar wordt niemand beter van, vooral het Vlaams activeringsbeleid niet.
Als u zegt ‘zo snel mogelijk’, hoop ik toch dat er tegen september of oktober duidelijkheid is over de oproep. Ik hoop ook dat de evaluatie er dan is zodat organisaties die gewoon verder kunnen doen, dat ook weten. U zei net dat iedereen zou moeten inschrijven op de oproep? Neen, het deel dat positief is geëvalueerd niet, de andere wel. Tegen het najaar zouden we toch een zicht moeten hebben op de oproep zodat er zo snel mogelijk kan worden gereageerd waardoor de opzegperiodes geen financiële kater zullen veroorzaken voor heel wat organisaties.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil nog wat verduidelijking geven over de uitspraak ‘positief geëvalueerd’. Ik heb gezegd dat, als VDAB bij een evaluatie ziet dat er een bepaalde expertise is die complementair is met de expertise van de VDAB, het ook zonder call kan worden voortgezet. Ook anderen kunnen heel positief worden geëvalueerd, maar daarbij kan worden gezegd dat de VDAB dat doet. Dat zou ook kunnen. Dat wil ik even duidelijk stellen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.