Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, onlangs verscheen het LIVIS-onderzoek (Lage Impact VISserij) met als titel ‘Een transitie naar commerciële kleinschalige visserij in België’. De doelstelling van het rapport betreft het in kaart brengen van de Belgische recreatieve zeevisserijsector met vaartuigen – de Belgische niet-professionele kleinschalige visserij – en het identificeren van de knelpunten die een transitie naar een potentieel toekomstig en complementair commercieel kleinschalig visserijsegment bemoeilijken, meer bepaald rendement, technische eisen, certificaten enzovoort.
Het rapport benadrukt de voordelen van een kleinschalige visserijsector, maar onderstreept tevens de nood aan verder wetenschappelijk onderzoek naar onder andere de impact op lokale visbestanden. Het LIVIS-rapport maakt melding van het feit dat in het verleden gekozen werd om de kleinschalige vissersvaartuigen niet te registreren waardoor die dus vallen onder de recreatieve visserij. Dit heeft als gevolg dat in tegenstelling tot veel andere Europese landen en ondanks een groot aantal troeven, er in België geen commerciële kleinschalige visserij te vinden is.
Momenteel zijn er in de zeevisserij 67 vissersvaartuigen actief onder Belgische vlag, waarvan 65 sleepnetvaartuigen en waarvan er 58 varen met een boomkor. De Belgische recreatieve vissersvloot bestaat naast 102 recreatieve sleepnetvaartuigen voornamelijk uit hengelvaartuigen, namelijk 549.
Tot op heden is er geen evenwichtige regelgeving tussen de recreatieve en commerciële visserij, waardoor tal van recreatieve vaartuigen en hun bemanning niet voldoen aan de strikte commerciële regelgeving. Dat heeft implicaties voor de recreatieve visser die interesse toont in een transitie naar de professionele visserij. Door de strikte regelgeving die wordt vooropgesteld voor de professionele hengelvisserij in een koninklijk besluit van 2014 wordt de trend naar het varen onder Nederlandse vlag aangemoedigd.
Minister, wat is uw conclusie over dit rapport? Bent u van mening dat dergelijke transitie een complementaire versterking kan betekenen voor de Belgische visserij? Zo ja, hoe wordt de positieve of negatieve impact hiervan ingeschat op de bestaande visserijvloot en de bestaande visverkoopkanalen? Steunt u bijkomend onderzoek hieromtrent? Er zijn verschillende bevoegde instanties op verschillende beleidsniveaus die de regelgeving opstellen voor zowel de recreatieve als commerciële visserij. Hebt u reeds contact gehad met de andere bevoegde ministers over dit onderzoek? Worden er met de andere bevoegde ministers stappen ondernomen om deze transitie te bespreken en mogelijk te maken? Zo ja, welke en wanneer? Welke verdere stappen zult u ondernemen om de mogelijkheid van deze transitie te onderzoeken?
Staat u open voor een discussie omtrent de afzwakking van bepaalde strikte bepalingen in de wetgeving die een transitie vanuit de recreatieve visserij naar een kleinschalige commerciële visserij bemoeilijken of verhinderen, rekening houdend met de regelgeving die van toepassing is op de huidige commerciële visserij? Hierdoor wijken Belgische vissers immers uit naar Nederland, hierdoor bieden visserijscholen geen opleiding aan over alternatieve vismethodes en hierdoor blijft de overheid volledig in het ongewisse over de gevangen biomassa via recreatieve visserij. Tot op heden heeft in het kader van dit rapport een beperkte ruimtelijke analyse plaatsgevonden vanaf het onderzoeksschip Simon Stevin, dewelke zich voornamelijk beperkt tot de territoriale zee en te kampen heeft met trajectafhankelijkheid en tijdsgebonden beperkingen. De recreatieve visserij vindt immers eveneens plaats ver voorbij de 12 zeemijlgrens. Onderschrijft u het belang van deze observaties en een eventuele uitbreiding van deze observaties met alternatieve surveytechnieken zoals luchtobservaties?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandenberghe, het LIVIS-project is een van de projecten die bijzonder succesvol is uitgevoerd in kader van de doelstellingen van het Europese Visserijfonds. Het project bevat twee luiken: enerzijds een monitoring van de recreatieve visserij voornamelijk het aantal recreatieve vaartuigen, welke technieken, bemanning enzovoort en anderzijds het analyseren van een aantal drempels waarom men de stap niet zet naar de professionele vissersvloot.
Het rapport brengt de realiteit van de sportvisserij in kaart, formuleert aanbevelingen en duidt op een aantal knelpunten van een transitie. De subwerkgroep Recreatieve Visserij wordt getrokken door de provincie West-Vlaanderen en kadert in het convenant ter uitvoering van de doelstellingen van het Vistraject. Daarin proberen alle betrokkenen samen een antwoord te geven op de problematiek. De professionele visserijvloot – de Rederscentrale –, een vertegenwoordiging van de recreatieve visserij, de diverse regionale en federale overheden, Nieuwpoort, Natuurpunt, het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) maken deel uit van deze groep.
Deze werkgroep heeft inmiddels beslist om de monitoring uit te breiden tot de visserij vanaf de kustlijn en de staketsels, en ook om te pogen een inschatting te maken van de omvang van de visvangst door recreatieve vaartuigen. Daarover hebben we hier een aantal weken geleden een discussie gehad. Ik heb toen gezegd dat voor deze datacollectie reeds een nieuw en verbeterd protocol is opgemaakt. Deze doorgedreven monitoring zal gebeuren op basis van het EU Data Collection Framework. Binnen de werkgroep Kust worden de knelpunten die beschreven staan in het rapport ook verder getoetst.
Een van de kernboodschappen van het rapport is dat er bijkomend onderzoek nodig is omdat er leemtes zijn in de kennis. De kleinschalige visserij kent voordelen zoals minder energieverbruik en minder bodemimpact, maar vervolgonderzoek is nodig. Elke maatregel die ertoe leidt om deze kennis te verhogen, is positief. Op dit ogenblik zijn we nog niet toe aan het nemen van beleidsbeslissingen. Door de medewerking vanuit de verschillende departementen wordt uiteraard het pad geëffend om, indien nodig, bijkomende beleidsbeslissingen te nemen.
Ik wil ook duidelijk zijn. Ofwel is men een recreatieve sportvisser en geniet men van bepaalde vrijstellingen voor het uitoefenen van deze sport, maar daar zijn bepaalde verplichtingen aan gekoppeld, zoals het verbod tot commercialisering van de vangsten. Ofwel is men beroepsvisser en is men in de strikte regelgeving gedwongen om een aantal verplichtingen na te komen. Ik heb het dan over veiligheid, bemanningsvereisten, uitrusting enzovoort.
Heel wat bepalingen worden supranationaal opgelegd en daar heb je niet altijd de handen vrij om veel te sturen. De internationale regels die werden getransponeerd naar nationaal of regionaal recht, blijven uiteraard van toepassing. Alle knelpunten voor een transitie zijn uiteraard bespreekbaar en we kunnen zeker vergelijken met de internationaal geldende standaarden.
U vraagt ook naar de mogelijkheden van een eventuele uitbreiding van de observaties met alternatieve surveytechnieken. Er bestaat al enige ervaring met de controle vanuit de lucht. Belangrijk aspect hierbij is de formele identificatie van de vaartuigen. De aanwezigheid van kleine sportvissersvaartuigen buiten de limieten kan worden vastgesteld vanuit de lucht en die waarnemingen kunnen ook worden gebruikt.
Ik verwees al naar de continue monitoring voor de recreatieve visserij die wordt uitgebreid voor de strandvisserij en naar het vernieuwd protocol dat op dat vlak is afgesloten.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik heb heel wat vragen gesteld en het is ook geen eenvoudig dossier om op te volgen. Ik zou willen vragen om hier geregeld op terug te komen in de commissie. Welke beleidsbeslissingen zullen er worden genomen? We moeten de monitoring en de studies verder kunnen opvolgen. Dat is niet onbelangrijk, want op het werkveld zijn daar heel wat vragen over. De informatie vind ik in elk geval heel interessant. We moeten hier in deze commissie verder op doorwerken in de komende maanden.
De heer Verstreken heeft het woord.
Het is interessant dat collega Vandenberghe hierop terugkomt. In de vorige legislatuur hebben we het vistraject ook al besproken en bevraagd. Het is nogal complex. Ik veronderstel dat er ook een federaal onderdeel is. Zijn daarover afspraken? In elk geval moeten we het stimuleren van kustvisserij blijvend op de kaart zetten. We mogen dat niet aan de kant laten liggen. In het rapport van het VLIZ komt die transitie ook aan bod, over het onderzoek in het LIVIS-project.
Minister, hebt u een zicht op de rentabiliteit? Zo’n transitieproject is pas nuttig als het ook rendabel kan worden. Hebt u daar zicht op?
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Het LIVIS-rapport is inderdaad een zeer interessant rapport, dat een slotanalyse maakt van de vraag of er een potentieel is voor een kleinschalige commerciële visserij. Ik lees daarin vooral dat er bottlenecks zijn, bijvoorbeeld voor de bemanning, beperking van ruimte, de boot of de quotaverdeling. Ik vraag me wel af of Vlaanderen behoefte heeft aan een kleinschalige, commerciële visserij. Ik zou dat eens willen vragen aan de beroepsvisserij zelf, hoe zij tegenover een kleinschalige beroepsvisserij staan. Is daar een rentabiliteit voor? Dat zal verder onderzoek moeten uitwijzen.
Wat me zeer verheugt in dat rapport, is dat er op pagina 117 een passage staat over de impact van het gebruik van vislood. Ik ben blij dat er een project komt waarvoor projectfinanciering wordt gezocht bij het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Ik ben blij dat dit wordt opgenomen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Het is een spijtige vaststelling wat collega Vandenberghe hier aanhaalt en onze bezorgdheid uitdraagt. Het is goed dat het onderzoek die problematiek in kaart heeft gebracht. Daaruit is alvast duidelijk geworden dat de overgang niet zo vanzelfsprekend is door de rentabiliteitsvooruitzichten, die zeer onzeker en relatief klein zijn. Acute tegenslagen kunnen ze mogelijks niet dragen.
Het rapport stelt op pagina 97 dat de commerciële visserij vandaag een omschakeling moeilijk acht zonder bijkomende subsidies. Een subsidieloze omschakeling met een onzekere rentabiliteit resulteert in ongekende risico’s. Zo staat het in het rapport. Ik ben geen groot voorstander van altijd maar subsidiëren, er zijn ook andere middelen om zaken mogelijk te maken.
Minister, is er ruimte binnen het Vlaamse visserijbudget? Is het een optie om daaraan tegemoet te komen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De vraag om dit verder op te volgen in de commissie laat ik over aan uw wijsheid als commissie. Ik ben ervan overtuigd dat jullie dat nauwgezet zullen doen. We zijn altijd graag bereid om daar ten volle aan mee te werken. De federale overheid is betrokken voor de elementen waarvoor ze bevoegd is, ook via het convenant.
De vraag over de rentabiliteit is terecht. De transitie zal natuurlijk pas gebeuren als het opbrengt. De studie is daarover bezig gegaan. Er is een rentabiliteitsstudie gemaakt over drie manieren van vissen: staand, hanglijnvisserij en sleepnetvisserij of plankenvisserij.
Voor deze scenario’s is de meest waarschijnlijke nettowinst positief maar het gaat wel over een lage winst, het is niet dat je daar rijk van wordt. Die nettowinst maakt het mogelijk om in te zetten op veiligheid. De wetgeving legt inzake veiligheid wel enkele verplichtingen op. Daar gaat de winst vaak naartoe.
Of Vlaanderen nu nood heeft aan kleinschalige visserij wordt juist in die werkgroep besproken waar ik net naar verwezen heb. Daar wordt uitgezocht of dit toekomst heeft of niet. Daar zal van afhangen of er subsidie of budgetten zijn. We hebben het Europees Visserijfonds waar we budgetten kunnen indienen. Dat kan altijd, er kan altijd een vraag worden gesteld, die moet natuurlijk worden beoordeeld; het moet passen binnen de visie die uit het overleg vanuit dat convenant komt. Het is op voorhand niet uitgesloten. Op dit moment worden daar nog geen subsidies aan gegeven. Als er een mooi project zou zijn waar ook vraag naar is, waar nood aan is, kan dat altijd in het kader van die fondsen worden bekeken. Dat is iets wat we later moeten afwegen, conform de bepalingen van het Europees Visserijfonds.
Dank u, minister en collega’s, om het belang te helpen onderstrepen. Ik neem niet direct een pro- of contrastandpunt in, ik vraag gewoon dat dit wordt bekeken, om de studie op te volgen, om te zien of dat een opportuniteit kan zijn. In Europa bestaat het wel en het heeft succes.
Ik ben me ervan bewust dat het commercialiseren van de kleinschalige visserij voor- en nadelen heeft. U hebt er een aantal opgesomd. Ik vind wel dat we het niet mogen loslaten. We moeten bekijken wat de eventuele opportuniteiten kunnen zijn. Dat moet nu vandaag niet gebeuren, we hebben nog te weinig informatie om een definitief standpunt in te nemen. Voorzitter, kunnen we dit als commissie van dichtbij opvolgen?
Niets belet u om over een jaar opnieuw een vraag om uitleg te stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.