Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Minister, eind vorige maand stelde u samen met minister Muyters het nieuwe beleidsplan voor de horecasector voor. Het plan moet de administratieve en energiekosten voor de sector verminderen. Maar u wilt met dit plan ook de Vlaamse culinaire identiteit in de kijker plaatsen. Om dit op te volgen, kondigt u een werkgroep aan. Deze Task Force Horeca zal het plan opvolgen met een tweejaarlijks rapport.
In de beleidsbrief Toerisme hebt u alvast de knelpunten van de sector in beeld gebracht en een aantal acties geformuleerd. Het horecaplan bevat een overzicht van een aantal lopende en ook van nieuwe, nog te nemen initiatieven. Het gaat over het versterken van starters, het thematisch overleg met de lokale besturen over de horecasectorproblematiek en het voeren van een breed beleid binnen Toerisme Vlaanderen met projecten als de Flanders Food Faculty, kindvriendelijkheid en Jong Keukengeweld.
In het kader van de Flanders Food Faculty werden zes projecten opgesteld: een manifest over de Vlaamse culinaire identiteit, de focus op het lokale ambassadeurschap, de begeleiding van jonge talenten op internationale wedstrijden, een innovatieplatform, een culinair uitwisselingsprogramma en een infopunt voor internationale promotie.
Minister, in een commissievergadering in februari stelde u dat de Flanders Food Faculty al een startmeeting had met diverse spelers. Er werden werkgroepen opgericht en individuen werden geresponsabiliseerd, zoals dat heet. Naar verluidt zijn er sterrenchefs, vertegenwoordigd namens Peter Goossens, en zetelen ook Horeca Vlaanderen, Flanders Investment & Trade (FIT) en verschillende andere spelers in deze werkgroepen. De verschillende trekkers hebben elk een bepaald thema opgepakt als voorzitter of covoorzitter van een werkgroep. Zij zouden met specifieke acties terugkomen naar de werkgroep.
Volgens Horeca Vlaanderen moet het ambitieuze beleidsplan de toegevoegde waarde van de sector voor de Vlaamse economie veiligstellen en de faillissementsgraad terugdringen. De sectorfederatie ziet het plan als een startpunt en noemt de oprichting van de Task Force Horeca misschien wel de belangrijkste beslissing.
Minister, kunt u toelichting geven bij het tot stand komen van het horecabeleidsplan? Wat zijn de gedetecteerde knelpunten en welke acties moeten hieraan tegemoetkomen? Kunt u toelichting geven bij de verschillende werkgroepen en thema’s die werden opgericht binnen de Flanders Food Faculty? Graag had ik ook wat toelichting gehad bij de samenstelling en werking van de nieuwe Task Force Horeca.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Van Esbroeck, ik moet u als specialist van de horeca en het horecabeleid niet duiden op het belang van de horeca inzake tewerkstelling. Het gaat om een toegevoegde waarde van 3,7 miljard euro in het Vlaamse Gewest en bijna honderdduizend banen in Vlaanderen. Met ons horecabeleidsplan willen we vooral bijdragen – ook al hebben we weinig instrumenten omdat onze bevoegdheden beperkt zijn – en het maximaal mogelijke doen op de beleidsdomeinen die de onze zijn.
We willen onder andere focussen op de lage overlevingskansen. Dat is nodig: slechts 53 procent van de horecaondernemingen overleeft na vijf jaar. Dat is de slechtste score van alle sectoren, misschien samen met de bouw. Daar zijn heel wat redenen voor: de hoge kosten van deze arbeidsintensieve sector; vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn niet altijd in evenwicht, we moeten onderwijs en arbeidsmarkt op elkaar afstemmen; het ondernemerschap is nog niet altijd op het niveau dat het zou moeten zijn; er zijn pieken en dalen in de vraag, denk aan de seizoensgebondenheid en de kortstondige pieken.
We gaan inzetten op de kostenefficiëntie. Productiekosten maken tussen de 58 en 69 procent uit van de kostenstructuur in de horeca. Regeldruk zorgt dan weer voor 8 tot 13 procent van de totale kosten. Het is een feit dat veel van de bevoegdheden om de ondernemingskosten te drukken, op federaal niveau zitten. Maar minister Muyters heeft concrete punten kunnen aandragen.
Zo willen we de operationele kosten drukken door een financiële ondersteuning van de opstart van het dienstverleningsplatform Xenia. Xenia is een initiatief gesteund door Horeca Vlaanderen dat een nieuw businessmodel wil introduceren in de horeca. De doelstelling is om door administratieve formaliteiten gezamenlijk af te handelen de individuele horecaondernemer te ontlasten en kostenbesparend te werken. Een doelgroepkorting voor laag- en middengeschoolden zal de personeelskosten drukken. We kunnen kosten die gepaard gaan met regeldruk, verminderen door de toegankelijkheidsverordening en de vestigingswetgeving te hervormen of door de horecavergunning te digitaliseren. Om energiekosten te drukken, zijn er gratis energiescans ter beschikking van horecaondernemingen. Via zo’n scan komen ze te weten met welke – soms beperkte – ingrepen ze hun energiefactuur kunnen drukken.
Voor de versterking van het onderwijs en de arbeidsmarkt heeft minister Muyters samen met minister Crevits gezorgd voor enkele maatregelen. Er is de opmaak van beroepskwalificatie- en beroepscompetentiedossiers om het onderwijs beter te organiseren, lees: meer afgestemd op de concrete vraag van de horeca. Men gaat de sector structureel betrekken bij de organisatie, inhoud en begeleiding van de opleidingen via een onderwijsconvenant. De concepten duaal leren en werken en tijdelijke werkervaring worden uitgebouwd, zodat de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt verkleint. Sinds de teloorgang van het alomgekende leercontract waren er verschillende vormen en statuten ontstaan zodat men na verloop van tijd de bomen door het bos niet meer kon zien.
We gaan ook het gezond ondernemerschap ondersteunen en faciliteren. We stellen immers vast dat nog steeds heel wat faillissementen op korte termijn te wijten zijn aan een gebrek aan ondernemerschap. Daarom gaat men initiatieven zoals de Vlaamse startersbegeleiding en het Participatiefonds beter bekendmaken bij de horecasector. Men gaat opleidingen organiseren om de financiële competenties van horecastarters te versterken. Boekhouding, een begrotingsopmaak en een langetermijnplanning schieten er nog vaak bij in. Er komt een thematische overlegtafel rond horeca en toerisme.
We gaan Vlaanderen op de kaart zetten als een internationale toeristische bestemming, ook op het vlak van eten en drinken. We mogen niet alleen focussen op de elite, op de top die we onmiskenbaar hebben, we hebben procentsgewijs de hoogste concentratie aan Michelinsterren. Dat wil zeggen dat West-Vlaanderen ongeveer evenveel Michelinsterren heeft als heel Denemarken. Antwerpen alleen al heeft twaalf sterren. We hebben dus wel wat potentieel. Uit internationaal onderzoek blijkt dat 40 procent van de toeristen hun keuze gedeeltelijk laten afhangen van het culinaire, het genieten van eten en drinken. We willen dat potentieel versterken. We hebben al wat acties ondernomen inzake het kindvriendelijke aspect, met toeristische promotiecampagnes zoals Jong Keukengeweld en Flanders Kitchen Rebels, en een kwaliteitsbeleid voor logies.
Heel specifiek is er natuurlijk de oprichting van de Flanders Food Faculty, waarmee ik in eerste instantie de spelers wil samenbrengen. We hebben tal van organisaties en verenigingen die het culinaire en onze drankcultuur promoten. Oei, dat klinkt slecht. Ik bedoel: al wat we te bieden hebben op het vlak van bieren en andere hoogstaande dranken.
Er is een taskforce die bestaat uit Toerisme Vlaanderen, en dat is tevens de voorzitter, het Departement internationaal Vlaanderen, het Agentschap Innoveren en Ondernemen, het departement Onderwijs, Kind en Gezin, het Vlaams Energieagentschap, aangevuld met Horeca Vlaanderen. Het is de bedoeling dat ze tweejaarlijks rapporteren aan de regering en voorstellen formuleren voor nieuwe acties. Het eerste idee was om de neuzen van alle administraties in dezelfde richting te zetten, maar ook om de band te hebben met het terrein.
Tot slot wat meer toelichting bij de concrete werking van de Flanders Food Faculty. We hebben samen zes groepen samengesteld.
De belangrijkste is het opstellen van een manifest. We willen graag nog voor de zomer iets op papier hebben. Dat hoeft niet veel te zijn. Het gaat over de aanduiding en vormgeving van onze identiteit. We moeten vastleggen wat onze onderscheidende identiteit is op culinair vlak ten opzichte van andere landen. Hoe zorgen we ervoor dat al die verschillende spelers, verenigingen en organisaties die bezig zijn met het culinaire aspect, hetzelfde verhaal vertellen? We moeten dan ook zorgen dat we één identiteit uitdragen, wat cruciaal is voor onze marketing.
Er moet een centraal aanspreek- en informatiepunt komen voor de brede sector van de gastronomie en horeca waarbij men concrete vragen kan stellen en men terechtkan voor alles wat te maken heeft met de promotie en het uitdragen van die identiteit.
Culinaire talenten moeten beter worden opgespoord en begeleid. De culinaire positie op de ranglijst wordt mede bepaald door de mate waarin er gescoord wordt op internationale kookwedstrijden. Bij de Olympische Spelen begeleiden wij met overheidsmiddelen mensen die daaraan deelnemen. We willen iets gelijkaardigs doen voor mensen die deelnemen aan internationale kookwedstrijden en die op die manier bijdragen tot onze internationale reputatie. Zij zorgen ervoor dat we onszelf op toeristisch vlak beter kunnen verkopen in het buitenland.
Flanders Kitchen Lab heeft tot doel om de innovatie in de Vlaamse keuken meer gestalte te geven.
Ik pleit ook voor culinaire uitwisselingsprogramma’s, een soort van culinair Erasmus, waarbij jong talent zich in het buitenland kan vervolmaken. Vandaag bestaat daar geen enkele ondersteuning voor. Wanneer een jonge souschef ervaring wil opdoen in internationale toprestaurants, moet die alleen ter plaatse gaan en een individuele aanvraag doen waarvoor hij of zij meestal geen vergoeding krijgt. Men moet dan een job laten staan in ruil voor wat zwarte sneeuw. Vraag is dan ook of we hier geen ondersteuning kunnen bieden op basis van dezelfde ratio als bij het bestaande Erasmusprogramma. Dat kan ook in de andere richting werken: chefs uit het buitenland zouden dan in Vlaamse keukens stage kunnen lopen.
Tot slot willen we het lokaal draagvlak versterken. Daarbij moeten we inzetten op publiekscampagnes en lokale initiatieven die deze culinaire beweging mee vorm geven, zowel in binnen- als in buitenland.
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is belangrijk dat we dit blijven ondersteunen en dat er bijkomende maatregelen worden genomen. Dat Erasmusproject lijkt me heel belangrijk.
Is het bij het ondernemerschap de bedoeling dat de ondersteuning gebeurt via de overheid, meer bepaald het onderwijs? Of is daar een taak weggelegd voor Horeca Vlaanderen, dat ook al een aantal initiatieven in die richting heeft proberen te nemen? Wordt de vertegenwoordiger van de sector daarbij betrokken?
Iedereen weet en ziet dat de sector het moeilijk heeft. De belangrijkste hefpunten van die kosten bevinden zich op het federale niveau. Met dit plan wordt de sector vanuit de Vlaamse bevoegdheden maximaal ondersteund en kan worden bijgedragen aan een verdere ontwikkeling.
Wat de kwalitatieve verhoging betreft, lopen we gezien de stijgende kosten het gevaar te verglijden naar een vorm van grote bistrocultuur waarin overal hetzelfde verhaal wordt gebracht. We moeten ervoor zorgen dat we niet verglijden naar een culinaire beweging van ‘take-out’ of ‘fast food’. Dat is vandaag nog niet het geval, maar we moeten daar de nodige aandacht voor hebben.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, de voorstelling van het Vlaamse horecabeleid is heel belangrijk voor de sector. Ik stel dan ook voor om daar op een ander moment nog meer aandacht aan te schenken. Daarbij kunt u het plan nog wat verder toelichten aan de commissieleden en kunnen we daar vervolgens een debat over voeren.
Minister, kunt u een overzicht geven van de totaal geraamde kostprijs en van het extra budget dat moet worden vrijgemaakt om dat actieplan tot een goed einde te brengen? In dat plan staan heel wat maatregelen, maar rekening houdend met de verschillende besparingsrondes die verschillende ministers moeten doorvoeren, vraag ik me af of er voldoende budgetten zijn om dat actieplan uit te voeren.
U had het over de energiescans. Ik vind dat een heel interessant plan. Kunt u een overzicht geven van hoe en wanneer die energiescans zullen worden uitgevoerd en wie dat zal doen? Wat is de geraamde kostprijs? Welke budget zal daarvoor worden gebruikt?
U wilt de positie van de horeca op de arbeidsmarkt versterken door in de toekomst extra middelen in te zetten voor doelgroepkortingen – u had het over duaal leren en werken – om op die manier de personeelskost te drukken. Vandaag zijn er 700 jongeren aan de slag, u mikt echter op 3500. Hebt u een concrete timing wanneer die doelstelling moet, kan of zal worden gehaald? Meten is weten: het is belangrijk te weten op welke manier we vooruitgang boeken.
Wat de beroepskwalificatiedossiers horeca betreft, ben ik blij dat u al ver gevorderd bent met de besprekingen. Het beroepskwalificatiedossier toerisme is echter andere koek. Ik denk dat daar nog maar heel weinig vooruitgang is geboekt. Het wordt dringend tijd dat u zelf het heft in handen neemt. U hebt gezegd dat u eerst de verschillende deelnemers hun werk wilt laten doen. Wanneer u echter merkt dat daar weinig of geen vooruitgang wordt geboekt, dan is het uw taak om dat te coördineren, zodat er op termijn wel stappen vooruit kunnen worden gezet.
Wat de beroepskwalificatie toerisme betreft, is minister Muyters vanuit de commissie Economie bezig met de toegang tot het beroep, die tot aan de zesde staatshervorming een federale bevoegdheid was maar nu bij Vlaanderen zit. Hij is bezig met een heel brede bevraging om die toegang tot het beroep aan te passen aan de noden van Vlaanderen. Minister, hebt u daar al over samengezeten met minister Muyters? Of zijn het dezelfde mensen die u bevraagt vanuit de sector?
Verschillende vragen gaan ook over de bevoegdheden van mijn collega’s. Daar moet ik mij enigszins op onthouden. Zo vallen de vragen over het budget voor energiescans en over extra jobs onder de bevoegdheid van minister Muyters.
De vraag naar het budget voor het toeristisch luik, namelijk Flanders Food Faculty, zit volledig bij ons. We voorzien daarvoor in een budget van 500.000 euro. Dat is toch een aanzienlijke bijdrage. Ik heb wel voorzien dat we pas 100.000 euro investeren als daar 100.000 euro van de private sector tegenover staat. Dat is een versterkend effect. Het dossier van de beroepskwalificatiedossiers voor toerisme blijft absoluut een moeilijkheid. Ik vrees inderdaad dat ik daar nog eens zal moeten tussenkomen. Op dat vlak is er nog geen evolutie, alleszins geen positieve.
Mijnheer Van Esbroeck, u vroeg naar Horeca Vlaanderen en de betrokkenheid als het gaat over het op elkaar afstemmen van de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Horeca Vlaanderen is rechtstreeks betrokken bij het onderwijsconvenant. Ze zitten daar mee aan tafel, zoals ze ook mee aan tafel zitten bij de overkoepelende taskforce. De betrokkenheid is daar volledig gegarandeerd.
Ten slotte refereert u aan de fastfoodcultuur. Ik ben heel gelukkig met de evolutie, waardoor we er steeds meer in slagen om het idee ingang te doen vinden dat je in Vlaanderen kunt genieten aan elke tafel en aan elke toog op elke sport van de culinaire ladder, van de snackbar tot het klasserestaurant. En dat geldt ook op de laagste niveaus. Ik verwijs naar initiatieven zoals Würst, of Balls & Glory van Wim Ballieu. Er komen alsmaar ‘food trucks’ bij. Dat is belangrijk voor de beeldvorming: zelfs op het vlak van de snelle hap bieden we in Vlaanderen kwaliteit en gaan we nog veel meer focussen. Dat is een positieve evolutie. Ik was onlangs op de voorstelling van het programma ‘Antwerpen proeft’. Je ziet er de toename van de food trucks en de snelle, maar kwalitatief hoogstaande hap. Men slaagt erin om voor een heel schappelijke prijs, zelfs 5 euro, een kwalitatief hoogstaande hap te bieden.
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Mijn vraag over de kwaliteitsverschillen ging er vooral over dat het niet mag zijn dat alleen dat nog kan. Dat was wat ik wou zeggen. We moeten op de ladder de andere dingen kunnen behouden. Die zijn uiteraard vandaag waardevol. We moeten daar oog voor blijven hebben. De uitbreiding naar de food trucks is zeker positief.
De vraag om uitleg is afgehandeld.