Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Wouters heeft het woord.
Voorzitter, minister, in de meeste steden verwijzen verschillende straatnamen nog naar de nauwe band tussen stad en voedselproductie in en rond de stad. Denk in Antwerpen maar aan de Vismarkt, de Eiermarkt, de Melkmarkt, de Paardenmarkt enzovoort. Het zijn enkele vaak voorkomende pleinen en straatnamen in onze Vlaamse steden. In de verstedelijkte gebieden van Europa is de voedselproductie echter grotendeels uitbesteed aan het omliggende platteland of overzeese gebieden. Het herintroduceren van de relatie tussen stadsbewoner en voedselproductie is dan ook relatief nieuw in onze Vlaamse steden. Nochtans bevindt meer dan 25 procent van het landbouwareaal in Vlaanderen zich in een stadsgewest.
Stadslandbouw is een breed begrip. Je kunt spreken van stadslandbouw als de productie van plantaardige en dierlijke landbouwproducten in een stedelijke of stadsnabije context plaatsvindt en vooral bedoeld is voor lokale consumptie. Door de brede invulling van het concept vallen allerlei vormen van professionele en niet-professionele landbouw onder dezelfde noemer.
In de beleidsnota Landbouw 2014-2019 lezen we het volgende op pagina 27 bij ‘Operationele Doelstelling 2.3 Nichemarkten krijgen de aandacht die ze verdienen’: “Stad en platteland raken steeds meer met elkaar vervlochten. Stadslandbouw vormt meer en meer de binding tussen stad en platteland. De stadslandbouw geeft vorm aan stedelijke behoeften door lokale voedselproductie en het koppelen van maatschappelijke doelen zoals zorg voor de omgeving en het bieden van ruimte voor ontspanning, zorg of educatie. Ik zal de nodige aandacht geven aan initiatieven zoals stadsboerderijen, voedselteams, volkstuinen en boerenmarkten, zelfoogstboerderijen en CSA (Community Supported Farms).”
Het interbestuurlijk plattelandsoverleg werkte het voorbije jaar aan aanbevelingen voor steden en gemeenten met het oog op de ontwikkeling van een duurzaam voedselbeleid. De noodzaak van het samenwerken van verschillende partijen en beleidsniveaus wordt hierbij als cruciaal beschouwd om tot oplossingen op lange termijn te komen. De minister gaf zelf tevens aan als antwoord op schriftelijke vraag 174 van 1 december 2015 van de heer Vanderjeugd dat ze een nieuwe Raad van Belang in het leven heeft geroepen, waarin partners vrij zijn het debat te voeden en op gang te trekken over lokale voedselstrategieën. Daar zou ook het concept stadslandbouw aan bod komen.
Deze concrete initiatieven kunnen ook leiden tot een grotere afzet van lokale producten in de stad en tot het uitbouwen van het aanbod van deze producten, zowel commercieel als niet-commercieel. In het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014-2020 is ook voor het eerst de financiële deur op een kier gezet voor stadslandbouwers.
Stadslandbouw kan eigenlijk bekeken worden als een horizontale bevoegdheid. Ik denk dan onder andere aan Stedenbeleid, Economie en Welzijn vanwege hun raakvlakken met stadslandbouw. Hebt u al overleg gehad met uw collega’s over het concept stadslandbouw? Zo ja, wat waren hiervan de conclusies? Zo neen, bent u van plan om hier overleg over te hebben? Gaat u het overleg aan met lokale besturen? Zo ja, op welke manier? Hoe ondersteunt u concrete initiatieven zoals stadsboerderijen, voedselteams, boerenmarkten, zelfoogstboerderijen en Community Supported Farms? Bent u ervan overtuigd dat er een draagvlak is voor deze initiatieven? Hoe probeert u stadslandbouw te promoten bij zowel steden als mogelijke producenten? Welke beperkingen ondervindt u die de ontwikkeling van stadslandbouw kunnen verhinderen? Kunt u enige toelichting geven over de stand van zaken van de nieuwe Raad van Belang? Hoe vaak komen zij samen? Wie maakt daar onder andere deel van uit? Is het concept stadslandbouw al ter sprake gekomen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Wouters, dit zit in de lift en er is heel veel interesse voor. We ondersteunen dat heel graag vanuit Landbouw. Stadslandbouw en Community Supported Agriculture zijn enkele van de initiatieven die ontstaan. Dit was voorwerp van een advies van het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg (IPO). Dit is uitgediept en meegedeeld aan de Vlaamse Regering zodat alle ministers daarmee aan de slag kunnen.
Ook wij zijn daar uiteraard al langer mee aan de slag, al van voor het advies. In november 2015 was er in Gent het Inspiratiemoment ‘De overheid als partner in lokale voedselstrategieën’ waar de lokale besturen en andere geïnteresseerden aan bod zijn gekomen. Ik heb daar aangegeven dat ik het strategisch platform Korte Keten wil aangrijpen om dit te laten evolueren naar een stuurgroep en een mediërende structuur die ook rekening houdt met de lokale voedselstrategieën. De focus moet niet eng liggen op de korte keten, maar ook de stadlandbouw en de CSA kunnen daarin worden betrokken. Het moet een structuur zijn die dat stimuleert, die de sectoren kan overschrijden en waar alle partners een stem in krijgen. Dat gaat over bedrijven, lokale partners en noem maar op.
Het doel is om letterlijk en figuurlijk lokale initiatieven ruimte te geven om zich te ontwikkelen en knelpunten te detecteren zodat die kunnen worden opgelost. Op dit ogenblik loopt binnen het departement Landbouw en Visserij een traject, waar u zelf naar verwijst, die ook de Raad van Belang grondig voorbereidt. Daarbij werd reeds contact opgenomen met alle lokale partners, overheden en de bedrijfswereld en de acties die uit het IPO-advies ‘lokale voedselstrategieën’ zijn gekomen, worden daar uitgewerkt.
Binnen de Raad van Belang en binnen mijn departement is er permanent een oplijsting van de knelpunten. Daar komt dus ook een antwoord.
In een volgende fase werken we ook al samen met de VVSG aan de VVSG-Voedseldag die in het najaar zal plaatsvinden. Hiermee willen we heel sterk het signaal geven aan lokale besturen dat een lokaal voedselbeleid een meerwaarde heeft. Lokale besturen kunnen daarmee aan de slag. Waarom geen schepen bevoegd voor lokaal voedselbeleid?
U vraagt ook naar de ondersteuning van concrete initiatieven. In het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) is voorzien in steun voor stadslandbouw. In plaats van de landbouwsubsidies enkel te richten op landbouwers actief in de klassieke vormen van landbouw, gaat het over een heel breed segment. De nieuwe VLIF-aanloopsteun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) kan daar ook voor worden ingezet. In de hoorzitting die we hier hebben gehad, zijn we daar trouwens op doorgegaan. Ook vanuit het plattelandsbeleid zijn er projecten rond lokale voedselstrategieën die kunnen worden gesubsidieerd.
Er zijn dus drie kanalen om dat te ondersteunen. Er is niet alleen financiële ondersteuning maar ook strategische, door het oplijsten van knelpunten en werken aan oplossingen. Wij geloven daar heel sterk in en we zetten daar vanuit het plattelandsbeleid heel graag op in.
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt me dat we zeker de goede weg op gaan. We mogen dat met zijn allen niet loslaten omdat het een belangrijke ontwikkeling is in de voedselstrategie. Ik durf hier zelfs een stukje integratie bij betrekken. Ik denk dat het veel verder gaat dan enkel die stadslandbouw. De ontwikkeling kijk ik hoopvol tegemoet.
Minister, deze nieuwe trend moet zeker worden gevolgd. Ik denk niet dat we op korte termijn en misschien ook niet op lange termijn hier qua productiewaarde en tewerkstelling uitzonderlijk veel van moeten verwachten. Anderzijds is het voor de inrichting van onze steden niet onbelangrijk om jongeren en burgers in het algemeen het contact met de land- en tuinbouwsector niet te laten verliezen. Deze trend is echt niet onbelangrijk om mensen verder te laten kennismaken met de land- en tuinbouw en ook de nodige goodwill naar de sector te creëren. Dit is een korte beschouwing die ik aanvullend wil meegeven.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik heb daar niet zo veel aan toe te voegen. Het klopt dat het een aanvulling is. Het kan nooit vervangend werken. Het biedt ook de mogelijkheid om de leefbaarheid in steden te vergroten, niet alleen om stedelingen in contact te brengen met voedselproductie maar ook groene oases in de stad te creëren. Je kunt een win-winsituatie hebben: je zorgt voor ontspanning, voedselproductie, contact met hoe dat voedsel wordt geproduceerd en je kunt groene oases in de stad creëren. Ik geloof daar heel sterk in.
Ik zie in een stedelijke context dat in de rand van steden vaak land- of tuinbouwbedrijven die op een bepaald moment een andere keuze moeten maken in het leven, vaak kiezen voor initiatieven zoals CSA. Dan zie je dat dat aanslaat. Dat is natuurlijk een heel ander economisch model dan de traditionele landbouwbedrijven kennen. Het moet de vrije keuze zijn van iedereen die dat wil realiseren. Daarom maken wij geen onderscheid binnen het GLB, VLIF en het plattelandsbeleid en we willen die keuze respecteren en ondersteuningsmogelijkheden bieden. Wij dringen vanuit de overheid geen bepaald model op. Iedereen moet voor zichzelf een economisch bedrijfsmodel ontwikkelen. Er worden ook initiatieven door burgers zelf opgestart. Dat is dan weer een heel ander initiatief, maar daar kunnen wij dus ook wel achter staan.
De heer Wouters heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de woorden van de minister. In een stadscontext is het vooral heel belangrijk dat de stadslandbouw de mensen naar buiten trekt, naar die groene oases waar u over spreekt. Dat kan niet overschat worden. Nieuwe vormen, zoals Buurderij, sluiten daar ook zeer nauw bij aan. Dat is het volgen waard en het kan onze extra hulp gebruiken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.