Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in het Belgisch landenrapport van de Europese Commissie is mij opgevallen dat er staat te lezen: “A higher ‘fear to fail’ rate in Belgium than in the European Union as a whole.” In België is er 49,4 procent, en het gemiddelde is 40,7 procent. Dat is toch een groot verschil.
Ook in het verslag van de Nationale Bank van België (NBB) staat: “Culturele factoren beïnvloeden eveneens de dynamiek van de beide ondernemerschapsvormen. In België is de culturele omgeving relatief minder gunstig voor de oprichting van ondernemingen dan gemiddeld in Europa. Een grotere faalangst en een sterkere risicoaversie worden, bijvoorbeeld, herhaaldelijk genoemd als remmen op de oprichting van ondernemingen in België, terwijl de objectieve belemmeringen, zoals de omvang van de daartoe te vervullen administratieve formaliteiten er veeleer gering zijn.”
Minister, wat is volgens u de oorzaak, en kunnen we er als overheid iets aan doen?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het juist is wat de Nationale Bank naar voren brengt. Oorzaken van falen hebben een cultureel aspect. Volgens mij hangt dit aspect wel samen met administratieve rompslomp. Als het je moeilijk wordt gemaakt om te starten met een onderneming, zal dat meespelen om een onderneming niet te starten. Het hebben van een vangnet is ook een belangrijk aspect, en dat heeft soms gefaald.
Samen met de Vlaamse ondernemersorganisaties hebben we gezocht naar een visietraject rond ondernemerschap. We hebben dat besproken met het middenveld. Uit die gesprekken bleek dat eerlijke ondernemers na een faling, snel een tweede kans zouden moeten krijgen. Als je met de auto een accident hebt, raad men ook aan om zo snel mogelijk opnieuw te rijden om de faalangst te overbruggen. Dat is niet alleen positief voor de gefailleerde, maar dit heeft ook een positief effect op potentiële starters wegens minder schrik om te falen.
We zijn nu bezig met dienstverlening aan ondernemingen die we samen met het middenveld willen doen. Er wordt concreet ingegaan op elementen rond faalangst. Die gesprekken zijn nu bezig. Ik kan er niet concreet op ingaan, maar faalangst is er zeker een element van.
In perceel 2 voorzien we in specifieke begeleiding, ook afgestemd op het aanbod dat Dyzo als structurele partner zal ontwikkelen. Hierbij moet het ook de bedoeling zijn om ondernemers de procedures bij faling duidelijk te maken en duidelijk te maken wat ze mogen verwachten na faling. Het is goed om te weten dat, als je start met een onderneming en je faalt, die faalangst ook kan worden weggenomen. Faalangst wordt immers veroorzaakt door het feit dan men niet weet wat er kan gebeuren op het ogenblik dat je faalt. Hier al informatieverstrekking en desgevallend basisbegeleiding rond plannen, kan een element zijn van wat we nu aan de middenveldorganisaties kunnen vragen.
Samengevat: de cijfers uit het landenrapport zijn voor mij geen verrassing en in lijn met de informatie die naar voren geschoven werd in het visievormingstraject. In het nieuw beleid ter uitvoering van deze conceptnota die we naar aanleiding van de ondernemerschapsvorming naar voren hebben gebracht, is de overheidsopdracht in zijn finale fase en is sensibilisering en beeldvorming, waaronder het stigma op falen, een zeer belangrijk onderdeel. Zodra de onderhandelingen afgerond zijn, ben ik uiteraard bereid om hier toelichting te geven.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Natuurlijk is een deel van de faalangst gekoppeld aan de objectieve belemmeringen, zoals men dat hier noemt. Een algemene, positieve kijk op het economische beleid van een land helpt zeker om mensen te overtuigen om te ondernemen.
De Nationale Bank maakt de belangrijke opmerking dat we de culturele factor niet mogen onderschatten. Een professor Bedrijfskunde heeft mij eens verteld dat hij ieder jaar aan zijn 150 studenten vraagt wie er van plan is om zelf een onderneming te starten. Van de 150 studenten zijn er altijd 10 of 12 die dat van plan zijn. Het is een groep die nog nooit is geconfronteerd met de administratieve Kafka of de fiscale druk. Als student ken je die fenomenen amper, tenzij je al een onderneming bent gestart, maar dat is een heel kleine groep. Er speelt dus een culturele factor. Ik was verbaasd dat de sliplift de winnaar van het televisieprogramma De Bedenkers was. Laat ons in deze besloten ruimte zeggen dat het toch een beetje een ontgoocheling was dat de sliplift de winnaar was.
Ik vind het goed dat er in verschillende projecten wordt ingezet op faalangst. Er is het interessante project van een dame die zelf gefaald heeft en daar een succes van probeert te maken. Ze organiseert met andere gefailleerde ondernemers sessies en steekt hen een hart onder de riem. Het blijkt een groot succes te zijn. Het is toch iets waar we over moeten blijven praten, want het is wel een probleem. Er zijn ook bepaalde politici die het moeilijk hebben, want voor hen is het nog moeilijker om terug te komen dan in de ondernemerswereld.
Collega Van Rompuy, er is inderdaad een culturele factor bij faalangst. Al in de vorige legislatuur maar ook in deze legislatuur zijn we daarmee bezig. Iedereen zal zich de goede discussies herinneren over een ‘second chance’ voor ondernemers. Eigenlijk draait alles rond twee dingen. U spreekt over de culturele factor. Weinig jongeren zijn geïnteresseerd en de negatieve connotatie rond het ondernemerschap moet worden aangepakt. Ook al vind ik vanuit de oppositie dat we een aantal andere accenten zouden kunnen leggen, toch stel ik vast dat er op dit ogenblik een actieplan wordt uitgerold door minister Crevits, dat samen is opgesteld met minister Muyters, om in het hele onderwijs jongeren te stimuleren om te kiezen voor ondernemerschap.
Ik heb daar heel wat kritiek op geleverd omdat ik op mijn honger blijf zitten wat betreft de evaluatie van het vorige. Die moet er zijn vooraleer we met de uitrol van het nieuwe kunnen komen. Ik heb die vraag gesteld aan minister Crevits. Kunt u daar meer informatie over geven? Het gaat om een actieplan om ondernemerschap in onderwijs te stimuleren, maar het is net als het vorige een gezamenlijk actieplan. Ik blijf op mijn honger zitten inzake de evaluatie. Misschien moet ik een initiatief nemen dat u daarmee naar hier komt.
In Onderwijs moet de culturele switch gebeuren, maar dat moet samengaan met het wegnemen van stigmatisering bij falen. Ik zou ook schrik hebben om failliet te gaan, zeker als er studies uitwijzen dat mensen denken dat 30 procent van de gefailleerden fraudeurs zijn. Men zit dus niet alleen emotioneel en financieel met de gebakken peren, maar ook met een stigma. Daar moet aan worden gewerkt. We hebben daartoe een resolutie ingediend.
U verwijst naar de dienstverlening aan ondernemingen. Dat is heel belangrijk. Er is een call bezig en u bent aan het onderhandelen. Ik vraag u om met duidelijke indicatoren af te komen. U zegt dat het middenveld dit zelf zal oplossen. De mensen vanuit het middenveld zouden een visie in dezen met open armen ontvangen. U moet dat samen doen en indicatoren plaatsen. Tegen wanneer denkt u dat dit klaar zal zijn? Als dit klaar is, bent u dan bereid om daarmee naar het parlement te komen en het toe te lichten?
Mevrouw Remen heeft het woord.
Ik ben een prediker voor het ondernemerschap. Ik praat ook veel met ondernemers. De Vlaamse ondernemer is op dit moment behoorlijk tevreden met het beleid en deze regering. Er zijn al heel wat stappen in de goede richting gezet. Het sociaal statuut voor de zelfstandige is verbeterd en de faillissementsverzekering is uitgebreid. Er zijn een aantal maatregelen genomen op Vlaams niveau. Zo gaat de eenvoudige kmo-portefeuille in op 1 april, wat een prachtig initiatief is. Ik verwijs ook naar de conceptnota Ondernemerschap Stimuleren, met een bredere sensibilisering en aanmoediging voor ondernemerschap.
We moeten wel waakzaam blijven dat we ook de jonge start-ups niet als een booming business blijven hypen. Het begin van het traject van een nieuwe onderneming is misschien wel glamoureus, maar er komen nog heel wat moeilijke fases in het leven van de ondernemer. Vlaanderen zou moeten inzetten op twee aspecten bij de informatieverstrekking en bewustwording: enerzijds moeten we de zin voor ondernemerschap blijven aanwakkeren en anderzijds mensen bewustmaken van de moeilijke fases in een ondernemersproces, want het is niet elke dag feest. Dat is een moeilijk combineerbare boodschap, maar ze is wel van groot belang.
Faalangst is inderdaad een van de grootste belemmeringen om een zaak op te starten. Vlaanderen mag niet aan symptoombestrijding doen, maar we moeten wel de oorzaken durven aanpakken. België hinkt achterop in Europa: er worden hier maar 2,2 bedrijven opgericht per 1000 inwoners in tegenstelling tot 6,6 per 1000 inwoners in Europa. We moeten dat verschil zo snel mogelijk wegwerken.
Wat kunnen we doen? De toegang tot financiering voor de kleine ondernemers moet worden vergemakkelijkt. Nu vragen banken veel te veel persoonlijke waarborgen van de beginnende ondernemers. Ook administratieve vereenvoudiging blijft een absoluut speerpunt. Ik heb begrepen dat u en de Vlaamse Regering daar werk van maken.
Dan is er nog de belangrijke vraag over hoe onze jongeren nog tegenslagen kunnen incasseren. Ze worden opgeleid in een risicoaverse schoolomgeving door mensen die risicoavers zijn. Dit is nefast voor ondernemerschap. Het onderwijs speelt een zeer grote rol in deze discussie. Ik kijk dan ook uit naar het actieplan Ondernemerschap in het Onderwijs. Wat is daar de stand van zaken?
De heer Schiltz heeft het woord.
Met betrekking tot een tweede kans voor ondernemers hebben we een resolutie ingediend. De minister heeft al meermaals aangekondigd dat er ook met betrekking tot de toegang tot het beroep stappen worden ondernomen. Er is ook het bankenoverleg om ervoor te zorgen dat er genoeg financiering is vanuit de banken naar nieuwe ondernemingen en dat de banken jonge ondernemers voldoende begeleiden. Hebt u er zicht op wanneer er meer nieuws is?
Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat deze Vlaamse Regering stevig op koers ligt om een en ander recht te trekken.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, ik wou ook zeggen wat u net aanhaalde. De call is gelanceerd. Ik heb al in mijn antwoord op de vraag van de heer Van Rompuy gezegd dat ik dit zelf zou komen toelichten na de toewijzing. Ik heb daar geen enkel probleem mee. Ik zal dit dan inplannen in overleg met de voorzitter. Ik vermoed dat de toewijzing kan gebeuren in mei of juni.
Het bankenoverleg komt straks nog aan bod in de vraag van de heer Bothuyne. Het effect van het bankenoverleg staat ook in DORIS. Vandaag is er geen probleem meer met de toekenning van financiering. Ik herhaal mijn slogan van PMV: “Wie een goed plan en een goed team heeft, moet aan financiering kunnen komen.” Dat is ons uitgangspunt. Dat is anders dan in het verleden. Toen waren er allerlei instrumenten die men kon gebruiken. Nu draaien we het om en kijken we naar de klant. Dat is een fundamenteel verschil in de manier van werken.
Wat betreft de toegang tot het beroep heb ik inderdaad gezegd dat ik zo veel mogelijk vereenvoudiging wil in enerzijds het stakeholdersoverleg en anderzijds rekening houdend met de nieuwe Europese richtlijn daaromtrent.
Het stimuleren van ondernemerschap is ook een project met derden. In dat geheel vind ik het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (VLAIO) erg belangrijk. Ik heb hun gevraagd om het accent wat te verleggen. VLAIO heeft al schitterend werk gedaan. We bereiken al een heel aantal jongeren, maar nog essentiëler zijn de leraars. Als leraars zelf al een ondernemerschapsmentaliteit hebben, dan brengen ze dat over op de jongeren. Kunnen we het accent niet verleggen naar het stimuleren van ondernemerschap bij leraars? Dat project wordt nu bekeken. Dat is een accentverschuiving waarmee we veel meer jongeren zullen kunnen bereiken.
Mevrouw Turan, voor de eerste keer ooit zullen we bij de calls werken met indicatoren en resultaatsverbintenissen. Dat is mijn uitdrukkelijke wens. Dat is een nieuwe tendens. Ik doe dat bij de sectorconvenants. Ik zal dat doen bij de vakbonden, de werkgevers en de werkgeversorganisaties. Dit is nieuw in Vlaanderen. (Opmerkingen van Güler Turan)
Voor alle duidelijkheid, ik doe het, wat tot nu toe nog niet was gebeurd.
Mevrouw Remen, er is ook de call inzake dienstverlening aan ondernemingen. Dat is in alle fases. Ik denk dat wie zich inschrijft in die call, dat beter kan dan de overheid. Ik vind dat de overheid niet het best geplaatst is om aan ondernemingen te zeggen wat ze moeten doen. Dat is niet de rol van de overheid. Er zijn derden, zoals werkgeversorganisaties of consultants op hoger niveau, die dat waarschijnlijk veel beter kunnen dan wij. Daarom werk ik met een call, opdat zij ondernemingen kunnen ondersteunen in elke fase van die onderneming.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, op dit vlak bent u goed bezig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.