Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, het is begonnen in de Verenigde Staten naar aanleiding van het ‘shale gas’. Ze hebben heel wat bedrijven die geoutsourcet hadden, kunnen overtuigen om te ‘reshoren’ en de activiteiten terug te brengen naar het eigen land. De redenen waren divers. De productiekosten waren goedkoper geworden, in het bijzonder de energiekosten. Daarnaast merkte men dat de lonen in de lageloonlanden toch niet meer zo laag waren als tien of vijftien jaar geleden.
Het motiveren van ondernemingen om de mogelijkheden van reshoren te onderzoeken, is ook in Nederland een belangrijk thema geworden. Er is veel op ingezet de afgelopen jaren, en met relatief succes.
Vlaanderen heeft ook zijn troeven. Dat de lage lonen minder laag zijn geworden, geldt ook voor ons. Beschikt u over cijfers met betrekking tot reshoring in Vlaanderen? Hoeveel bedrijven beslissen om terug naar hier te komen? Wat denkt u van het fenomeen?
We gaan het debat over de algemene economische politiek – over het beperken van de loonkosten en dergelijke – niet opnieuw voeren. Ziet u specifieke maatregelen die we kunnen nemen om bedrijven gevoelig te maken voor reshoren?
Nee, volgens onze informatie is er geen cijfermateriaal over reshoring in Vlaanderen.
Het aantrekken van investeringen, en dus ook het reshoringfenomeen, valt op zich binnen de bevoegdheid van minister-president Bourgeois. Maar vanuit mijn eigen bevoegdheden wil ik uiteraard zo gunstig mogelijke randvoorwaarden creëren, die er in de eerste plaats voor zorgen dat ondernemingen in Vlaanderen blijven, en er ook blijven investeren.
Ik wil er proberen voor te zorgen dat mensen die er in het verleden aan dachten om aan offshoring of outsourcing te doen, toch hier blijven. Vanuit die optiek wil ik reshoring toch wat ruimer bekijken. Wijzigingen in het industriële weefsel, het belang van Onderzoek en Ontwikkeling, zowel in productontwikkeling als in het productieproces, maar ook de tendensen naar steeds meer specialisatie en productie op maat van de klant – denk aan alles wat met 3D-printing te maken heeft – leiden ertoe dat de initiële redenen tot offshoring en outsourcing – vooral de loonkost en het juridische en sociaal kader – voor een aantal activiteiten minder doorslaggevend zijn geworden of worden.
Het belang van Research and Development, de kennisintensieve productie en specialisatie in Vlaanderen zijn dus belangrijke drijfveren van de ontwikkeling van nieuwe Vlaamse industriële activiteiten, die door hun aard zeer moeilijk te verplaatsen zijn naar het buitenland. Doordat er meer maatwerk moet worden geleverd, wordt het zelfs interessanter om het hier te realiseren. Daardoor weegt het verschil in kostenstructuren tussen Vlaanderen en het buitenland minder door dan in het verleden waardoor een verhuis van productie minder een optie wordt. Het inzetten op die elementen van verankering maakt dan ook integraal deel uit van het industriële beleid dat we in Vlaanderen volop voeren. Ook de filosofie van het clusterbeleid en dergelijke sluiten daarbij aan.
De vaststelling dat uitgeweken Vlaamse ondernemingen vandaag effectief terug naar Vlaanderen komen, sterkt ons in de overtuiging dat we maximaal moeten blijven inzetten op de ondersteuning van innovatieve bedrijven en innovatieve productiebedrijven en de economische randvoorwaarden die we vanuit Vlaanderen kunnen scheppen. Ik denk, buiten Research and Development, bijvoorbeeld aan het toegang verlenen tot voldoende kapitaal, de aanwezigheid van de juiste arbeidsvaardigheden, de competenties en een modern juridisch kader. Dat zijn andere elementen die daartoe kunnen helpen.
We voeren een beleid rond Research and Development, maar ook bijvoorbeeld het veranderen van de filosofie bij de Stichting P&V, zodat wie een goed team heeft en een goed project, geld moet kunnen vinden bij P&V of elders. Dat zijn elementen die ertoe moeten bijdragen dat de investeringen die vroeger misschien wel geoutsourcet werden, in Vlaanderen blijven, en zelfs tot reshoring kunnen komen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn enthousiasme. Misschien zou het toch interessant zijn dat u eens kijkt of het niet mogelijk is om daar een eerste studie rond te laten uitvoeren, hetzij door FIT, hetzij door de Studiedienst van de Vlaamse Regering. Het gaat erom het thema op de publieke agenda te kunnen krijgen en daar aandacht voor te maken. Het kan een suggestie zijn. Men doet elk jaar een aantal specifieke onderzoeken. Misschien kan reshoring een topic zijn voor de Studiedienst van de Vlaamse Regering of misschien kan men dat binnen FIT opnemen in zaken die men volgend jaar probeert in kaart te brengen. Op die manier kan het iets zijn dat begint te leven, net zoals in Nederland is gebeurd. Ik zal ook aan de minister-president hierover een vraag stellen om ook daar het idee wat meer ingang te doen vinden.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik ben iets minder optimistisch dan de heer Van Rompuy, maar ook iets minder pessimistisch. Of het reshoring of nieuwe industrie is, vind ik veel minder belangrijk. De essentie is dat de tewerkstelling goed is, dat we iets aan de loonkloof doen, dat er meer mensen hier rendabel aan de slag kunnen gaan. We zijn op dit moment ook bezig met hoorzittingen over circulaire economie, dat net de bedoeling heeft om in een heel aantal sectoren opnieuw werk te genereren. Collega Van Rompuy, ik denk dus dat het belangrijker is om de gehele tewerkstelling, de economische welvaart van Vlaanderen te boosten en daar de vinger aan de pols te houden dan specifiek te gaan kijken wat het effect van reshoring is.
Uit de literatuur blijkt trouwens dat de effecten van reshoring zowel in Amerika maar ook bij ons, eerder beperkt zijn en dat ze de tendens in klassieke industrieën om naar lageloon- en lagekostenlanden te vertrekken nog altijd niet kunnen tegengehouden. Er is maar een klein onderdeeltje ervan dat terugkomt. Ik zou daar dus niet te fors op focussen, om te vermijden dat we in een soort euforie raken, maar ik zou vooral blijven inzetten op het verlagen van loonkosten en ervoor zorgen dat nieuwe sectoren hier een sterke tewerkstellingsgraad kunnen creëren.
De heer Diependaele heeft het woord.
Als ik de collega’s hoor, denk ik dat iedereen het over de grote lijnen eens is. Het gaat echt om een totaal economisch beleid dat goed moet zijn voor ondernemers. Het moet goed zijn voor bedrijven om hier te investeren. Dat slaat op alle mogelijke gebieden: loonkosten, opleiding, mobiliteit. Dit is een vraag naar een totaal economisch beleid van een land. Trouwens, de argumenten waarmee bedrijven worden overtuigd om terug te komen, zijn dezelfde als de argumenten die worden gebruikt om bedrijven hier te houden of om totaal nieuwe bedrijven, die hier nog nooit geweest zijn, naar hier te halen. We moeten gewoon zorgen voor een goed economisch klimaat. Dit valt daar zeker onder. Onze blik moet zeer ruim zijn om voor alle bedrijven een zo goed mogelijk economisch klimaat te hebben.
Ik had vorig jaar het voorrecht om namens het parlement, samen met vier andere collega’s – waaronder mevrouw Turan – een bezoek te brengen aan de OESO. Daar konden wij een ‘one to one’ hebben met een OESO-expert. Dat ging over reshoring. Die man zei me dat dat inderdaad een serieuze trend is. Die heeft uw punt dus zeker bevestigd. Dat is vooral zo in de States, naar aanleiding van Fukushima, omdat er een zeer ondoorzichtige en zeer afhankelijke relatie kwam naar de ‘value chain’.
Het was vooral Mexico dat daar zwaar van profiteerde omdat het voor de loonkost interessanter was om daar te investeren. Niets houdt ons tegen om in de commissie eens een vertegenwoordiger van de OESO of van de Permanente Vertegenwoordiging uit te nodigen om wat toelichting te geven. Het is mij ook niet echt duidelijk in welke mate Vlaanderen kan inspelen op die trends. Als er één aspect is waarop we zouden kunnen inspelen, is het misschien zorgen voor voldoende ruimte en bedrijventerreinen voor reshoringactiviteiten. Het kan interessant zijn dat iemand van de OESO of van de Permanente Vertegenwoordiging ons wat meer informatie zou geven.
Ik denk dat er over sommige topics nog eenstemmigheid bestaat in deze coalitie, en dat dit een van die topics is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.