Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, eigenlijk ligt deze vraag enigszins in de lijn van de vorige vraag of de vorige opmerkingen. Wat ons immers natuurlijk het meest interesseert, op welk gebied dan ook, is dat de juiste mensen op de juiste plaats komen, ongeacht geslacht, leeftijd of wat dan ook. Ook bij het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) moet men vooral gaan voor excellentie. Dat is het enige criterium dat we voor ogen mogen hebben, dat voorrang moet hebben op al de rest.
Daarom waren er een paar aanleidingen voor het doorvoeren van een paar wijzigingen bij het FWO. Op 4 maart 2016 heeft de Vlaamse Regering acht leden van de nieuwe raad van bestuur benoemd. Het gaat om de vertegenwoordigers van de academische wereld en de onderzoeksinstellingen, die allemaal benoemd zijn op naam. In een volgende stap zullen nog vier onafhankelijke bestuurders vanuit het bedrijfsleven worden benoemd.
Minister, die vertegenwoordiging uit het bedrijfsleven en de aanwezigheid van onafhankelijke bestuurders past binnen de hervormingen die u doorvoerde en die steunen op transparantie, onafhankelijkheid en goed bestuur. Die impliceren verder ook dat het voorzitterschap voor de volledige periode in handen komt van een bestuurder die dat niet combineert met een uitvoerend mandaat. Dat is heel belangrijk, vooral voor de vertegenwoordigers van de academische wereld en de onderzoeksinstellingen. Ten slotte zullen ook de beslissingsprocedures worden bijgestuurd.
Minister, hoe gaat u om met de bezorgdheden uit zowel de academische als de bedrijfswereld wat de onafhankelijkheid van het beleid binnen het FWO betreft, tegenover het mogelijke belang voor de eigen universiteit dat de rectoren aanwezig onder de bestuurders zouden kunnen nastreven? Hoe zult u ook op lange termijn het brede karakter van die raad van bestuur garanderen? Wat zullen de prioriteiten zijn van de raad van bestuur als die eenmaal voltallig is?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Diependaele, ik dank u voor uw vraag, want dankzij die vraag kan ik wat dieper en grondiger ingaan op het belang dat ik zelf ook hecht aan deugdelijk bestuur, niet alleen bij het FWO, maar bij alles waarvoor ik voogdijminister ben.
Hoe ging het eraan toe bij het FWO? In het verleden was de raad van bestuur ervan voor een groot deel samengesteld uit mensen die niet wegens hun persoon, maar wegens de functie die ze uitoefenden, lid waren van die raad van bestuur. Zo was er ook een meerderheid van uitvoerende bestuurders vanuit de Vlaamse universiteiten. Een bijkomende moeilijkheid voor deugdelijk bestuur is dat de raad van bestuur zelf op een jaar relatief weinig bijeenkwam, in tegenstelling tot wat toch wel gebruikelijk is bij het overgrote deel van de overheidsagentschappen van de Vlaamse overheid. Het bestuur gebeurde de facto door het FWO-bureau, en in dat bureau zetelden de rectoren van de universiteiten en één andere bestuurder. Men moet er altijd van uitgaan dat rectoren ook altijd hun instelling in het achterhoofd houden. Wellicht denken ze zelfs in de eerste plaats aan hun instelling, zodat men in het verleden toch snel in een situatie zou zijn beland, en misschien is men wel in zo’n situatie beland, dat de bestuurskeuzes die het FWO moest maken, werden bekeken vanuit het perspectief van die rectoren en hun universiteiten. Met die manier van werken is het FWO eigenlijk uniek in de hele wereld. Nergens anders is het zo dat een onderzoeksinstelling zoals het FWO wordt bestuurd door rectoren of andere uitvoerende universiteitsbestuurders, die op die manier de leiding krijgen van een financieringsagentschap.
Ik heb ter zake duidelijk voor een andere richting gekozen. Ik heb aan de universiteiten gevraagd mandaten in te dienen, maar in elk geval zal voortaan de meerderheid van de bestuurders van het FWO die verantwoordelijkheid niet combineren met een uitvoerend mandaat aan een universiteit. Zoals u zelf al zei, worden ze nominatim aangeduid, en niet meer vanuit hun functie. Zelfs als iemand die vandaag rector is, wordt aangeduid, dan blijft die persoon lid van die raad van bestuur, ook wanneer hij geen rector meer is. Dat is dus een duidelijk verschil: het is niet de rector die daarin zetelt, maar de heer of mevrouw X of Y. Die kan vandaag misschien nog een uitvoerend mandaat hebben, maar morgen niet.
Van de acht namen die vandaag al werden voorgedragen, zijn er vijf die een uitvoerend mandaat hebben, twee die dat niet hebben en één persoon die wordt aangeduid vanuit de strategische onderzoekscentra (SOC’s). Er zijn dus drie personen die niet benoemd zijn, die niet vanuit de instellingen zelf komen. Verder worden er vier voorgesteld vanuit het bedrijfsleven. Zeven van de twaalf personen hebben dus geen uitvoerend mandaat. We gaan naar een totaal nieuwe situatie. De raad van bestuur zal zijn verantwoordelijkheid opnemen zoals die moet worden opgenomen. Het zal niet meer het Bureau zijn die die verantwoordelijkheid opneemt. De mensen die benoemd worden, zelfs die vijf die vandaag rector zijn, zijn als persoon benoemd en niet vanuit hun functie als rector. De voorzitter van het FWO is sowieso een van de personen die onafhankelijk is en geen universiteitsbestuurder zal zijn.
Ik heb gevraagd om een huishoudelijk reglement op te stellen, zoals gebruikelijk bij dergelijke organisaties en wanneer er een raad van bestuur is. Het is misschien raar, maar dat was er niet. Met al die aanpassingen reken ik erop dat we een volwaardige raad van bestuur krijgen die slechts één ding moet doen, namelijk ervoor zorgen dat er een goed en degelijk bestuur komt en dat excellentie primeert boven alles. Dat is de stand van zaken.
Er zijn een zevental prioriteiten. De eerste prioriteit is het opstellen van een profiel van wat een nieuwe secretaris-generaal van het FWO zou moeten kunnen en dan starten met de procedure tot aanwerving. Een tweede prioriteit is het uitvoeren en opvolgen van de transitie, namelijk het inkantelen van Hercules en IWT-onderdelen enzovoort. Een derde prioriteit is dat, in overleg met de stakeholders, de evaluatieprocedures van de programma’s fundamenteel wetenschappelijk onderzoek worden geëvalueerd en bijgestuurd waar nodig. Een vierde prioriteit is het wijzigen van de statuten van de stichting FWO in functie van het aangepaste decreet van 30 april 2009. Een vijfde prioriteit is het opstellen van een huishoudelijk reglement. Een zesde prioriteit is het garanderen van de continuïteit ten behoeve van de onderzoekswereld. Een zevende prioriteit ten slotte is het garanderen van de goede werking van de FWO-administratie. Dat zijn de prioriteiten.
Ik besluit. We hebben een eerste grote stap genomen. De mensen die een functioneel mandaat hebben, zullen niet meer de meerderheid hebben in het FWO.
Die mensen zijn verder allemaal nominatim aangesteld en niet vanuit hun functie. Dat zou dat in de toekomst moeten verbeteren en versterken.
Ten slotte lijkt het mij ook een troef dat de voorzitter sowieso iemand is die niet beleidsmatig betrokken is bij de werking van een universiteit.
Ik hoop dat we met deze maatregelen en met deze nieuwe raad van bestuur nog een sterker en transparanter FWO krijgen dan in het verleden het geval was.
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Met de stappen die nu worden gezet, komen we weer een stap dichter bij de absolute voorrang die de excellentie moet krijgen in ons innovatielandschap en ons wetenschappelijke beleid. Dat zal iedereen erkennen.
Het is de logica zelf dat die rectoren of vertegenwoordigers van de universiteit er in de eerste plaats zitten om hun eigen instelling, hun eigen universiteit te vertegenwoordigen. Dat is wat we van hen móéten verwachten. Dat is wat zij móéten doen. In die zin is dat dus perfect logisch.
Ik ben blij dat er nu ook een paar andere zaken worden aangepakt. Het gaat natuurlijk niet alleen om de personen in die raad van bestuur, maar ook over het beleid dat ze nu zullen bijsturen. U hebt daarover zeven prioriteiten gesteld en hebt gevraagd om een huishoudelijk reglement op te stellen. Ik vertrouw erop dat we hiermee inderdaad een stap in de goede richting hebben gezet, waarbij alleen maar excellentie als criterium kan bovendrijven in het FWO.
Ik dank u.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik heb twee bedenkingen of zorgen die leven binnen de wetenschappelijke wereld.
Ten eerste is er de positie van de kleinere universiteiten. De nieuwe raad van bestuur moet er absoluut voor zorgen dat het niet ‘the winner takes it all’ wordt. De kleinere universiteiten mogen niet minder slagkrachtig zijn door hun kleinere aanwezigheid binnen die raad van bestuur dan Gent en Leuven.
Ten tweede begrijp ik heel goed de logica om mensen vanuit de bedrijfswereld af te vaardigen binnen het FWO. Op zich is dat zeer goed. Het mag er echter niet toe leiden dat het fundamentele onderzoek op een gegeven moment zou worden bedreigd. Het fundamentele onderzoek is van wezenlijk belang voor innovatie. Je krijgt geen innovatie zonder wetenschappelijk fundamenteel onderzoek waarvan vandaag misschien nog niet de meerwaarde wordt gezien, maar binnen enkele jaren wel. Dat geldt zeker voor het fundamenteel onderzoek binnen de geesteswetenschappen en de ‘humanities’. Door de vertegenwoordiging vanuit het bedrijfsleven – die we goed vinden – moet er wel op worden toegekeken dat die aandacht en de prioriteit voor het fundamentele behouden blijven.
Dat zijn twee bedenkingen die ik u vanuit onze fractie wil meegeven.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben het met u eens dat fundamenteel onderzoek belangrijk is. Ik vind dat echter een moeilijke term. Op een bepaald moment wordt fundamenteel onderzoek namelijk ook praktisch en heeft het maatschappelijke relevantie.
Ik veronderstel dat dat belangrijk is. Mensen met een link met het bedrijfsleven kunnen daar mee oog voor hebben. Het fundamentele onderzoek kan op lange termijn maatschappelijk en economisch relevant zijn.
U had het over de kleine universiteiten, daar wil ik vanaf. Er zijn geen kleine en grote universiteiten, er is onderzoek en dat moet excellent zijn. Dat is het uitgangspunt.
De twee universiteiten die in de nieuwe raad van bestuur twee mandaten halen, hebben op mijn vraag het tweede mandaat ingevuld met iemand die niet beleidsmatig betrokken is bij de universiteit. Het gaat over Leuven en Gent. Dat maakt hen onafhankelijker en de kans is groter dat ze naar de excellentie kijken, eerder dan naar de universiteit.
Zelfs als men zou gaan samenspannen, zijn het nog maar vier stemmen op twaalf, mevrouw Segers, en geen meerderheid. Ze zouden de mensen van het bedrijfsleven dus in hun zak moeten hebben zitten, en de persoon van de SOC, en de drie kleine universiteiten zouden er nog één in hun zak moeten hebben, dan kunnen ze een meerderheid vormen. Ik ben daar niet ongerust over. Het gaat niet meer over het verdelen van FWO-mandaten over universiteiten, het gaat over het toekennen van FWO-mandaten aan mensen die het verdienen om hun excellentie. Daar moeten we naartoe. Dat probeer ik te bereiken met deze nieuwe samenstelling en deze manier van werken. Dat is een fundamenteel verschil met het verleden.
Uw tweede punt, mevrouw Segers, daar ben ik het volledig mee eens. Bij fundamenteel onderzoek is dat altijd zeer moeilijk. Men weet niet wanneer iets effectief een commerciële finaliteit gaat krijgen, dat kan later altijd nog komen. Ik ben het er volledig mee eens.
De idee dat we al ons geld moeten inzetten op de zaken waarvan we zeker zijn dat ze ooit gecommercialiseerd worden, klopt niet. We moeten verder fundamenteel onderzoek blijven doen. We zitten daar volledig op dezelfde lijn.
Bij uw eerste opmerking dacht ik dat u het verkeerd begrepen had. Heel deze oefening dient net om die afweging niet meer te maken. We gaan het geld niet meer uitdelen zonder ons af te vragen of het nuttig gebruikt wordt. In de toekomst moet elke euro gaan naar de plaats waar hij het best rendeert, in de gegeven omstandigheden en kennis. Dat staat los van de universiteit. Als morgen blijkt dat er schitterende onderzoeksplannen bestaan bij een van de kleinere universiteitjes zoals u ze noemt, dan kan ik aanvaarden dat daar het meeste geld naartoe gaat. Daar heb ik geen probleem mee. We mogen ons niet meer baseren op het aantal studenten of onderzoekers. We moeten af van die klassieke verdeelsleutel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.