Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, de hervorming van de filmkeuring, die met de zesde staatshervorming een Vlaamse bevoegdheid werd, blijft een bekommernis die we in deze commissie graag van nabij volgen, getuige de verschillende mondelinge en schriftelijke vragen die het voorbije anderhalf jaar, sinds het aantreden van deze regering, hier zijn behandeld.
Op 9 oktober 2015 was er een studiedag over mogelijke filmkeuringsmodellen, georganiseerd door de betrokken gemeenschappen. Daar werden mogelijke pistes naar voren geschoven. U zei toen: “Afhankelijk van de gekozen basisprincipes kan onder meer gewerkt worden met een zeer open ‘code of conduct’, die ondertekend wordt door de distributeurs en verdelers, een decretale verplichting van autoregulering, een uitgewerkte classificatiemethode met welbepaalde criteria en hieraan verbonden leeftijdscategorieën”. U hebt toen verschillende pistes geopperd.
Uit deze studiedag bleek tevens dat zowel de Franse Gemeenschap als de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel en de Duitstalige Gemeenschap voorstander zijn van een uniform systeem voor de filmkeuring in de bioscoopzalen voor heel het Belgische grondgebied. Dat lijkt heel logisch, want het gebeurt nu al dat in de Kinepoliszalen in Brussel een film een andere rating krijgt dan die in Vlaanderen. Dat is op z’n minst een hoogst absurde situatie.
Minister, bij de laatste bespreking van de filmkeuring in deze commissie en in uw beleidsbrief gaf u reeds aan welke piste uw voorkeur geniet, met name een model dat in de mate van het mogelijke technologieneutraal is, waarbij sprake is van coregulering en dat zo uniform mogelijk is voor heel België. Dat zei u in uw antwoord op de vraag om uitleg van mevrouw Bastiaens.
Het zou bijvoorbeeld een systeem kunnen zijn dat sterk vergelijkbaar is met de Nederlandse Kijkwijzer, iets waarvan de sp.a-fractie een groot voorstander is. Reeds meer dan een jaar geleden werden de gesprekken met de verschillende gemeenschappen opgestart met als doel om tot een nieuw, adequaat en uniform model van filmkeuring te komen. We kunnen het beter filmkeuring noemen, we moeten niet meer spreken over keuring, maar wel over een label dat richtingaanwijzend is.
Minister, de plannen hebt u al bekendgemaakt, de vorderingen blijken moeizaam. Hebt u ondertussen het door u vooropgestelde model van classificatie verder kunnen uitwerken? Zo ja, kunt u een tip van de sluier oplichten en dit model in detail toelichten? Wat is de stand van zaken van de gesprekken met de verschillende betrokken gemeenschappen? Ziet u op basis van die gesprekken nog steeds een mogelijkheid om via een samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) van Brussel te komen tot de uitwerking van een regeling die voor het hele Belgische grondgebied geldt? U hebt in het verleden al aangegeven dat het moeilijk is een exacte timing voorop te stellen omdat die afhankelijk is van de visie van alle gemeenschappen in ons complexe land. In welke mate verschillen die visies van het model dat u naar voren schuift? Welke knelpunten moeten nog worden opgelost?
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Segers, uw vraag om uitleg geeft me de kans te zeggen waar we staan en wat er is gebeurd sinds de vorige debatten in deze commissie. We zitten met drie andere overheden aan de onderhandelingstafel en er zijn diverse stakeholders bij betrokken. Ik ga nu dus niet één model en één wenselijke optie keihard vooropstellen. Ik geef straks wel aan binnen welk speelveld we ons bevinden.
Uiteraard hebben we wel een visie. Ik wees in het verleden meermaals op het belang van coregulering en een uniform aanbevelend Belgisch systeem dat in de mate van het mogelijke kan worden toegepast op de verschillende media. Dit vormt nog steeds de kern van mijn visie. Als ik u goed heb gehoord, delen we die visie.
Mijn administratie heeft op basis van deze visie enkele scenario’s opgesteld voor een toekomstig beleid. Dit vormde het vertrekpunt voor een eerste concretisering van het classificatiemodel naar analogie met het internationaal erkende Nederlandse systeem Kijkwijzer, waarbij de aanbieders de audiovisuele content classificeren op basis van zes duidelijke criteria. Naast leeftijdsaanduidingen kunnen ook indicaties met betrekking tot de inhoud worden meegegeven. Denk hiervoor bijvoorbeeld aan de inhoudelijke pictogrammen van Kijkwijzer of Pan European Game Information (PEGI).
We zijn het stadium van algemene discussies over theoretische principes gelukkig voorbij. Om semantische discussies te vermijden, heb ik geopperd om met de andere betrokken overheden – de drie gemeenschappen en de GGC van Brussel-Hoofdstad – concrete voorstellen te bespreken. We mogen ons op de borst slaan, want we zijn de trekker ten aanzien van de andere overheden om te zeggen dat we hier samen moeten uitkomen.
Op 15 maart was er een overleg tussen de kabinetten en administraties van de verschillende overheden. Elke betrokken overheid lichtte een optie toe. Onze optie was de licentie op de bestaande Kijkwijzer. Kijkwijzer moet je zien als een online vragenlijst. Wanneer een aanbieder de vragen over een te classificeren film beantwoordt, komt hij automatisch terecht bij een leeftijdscategorie en de inhoudelijke pictogrammen die zijn gerelateerd aan angst, discriminatie, seks, grof taalgebruik, geweld, drugs en alcohol. Het betreft een transparant systeem dat vaak wordt aangehaald als best practice. Het is reeds gekend bij het Vlaamse publiek en de Belgische audiovisuele sector. Belgische distributeurs die hun content ook in Nederland verspreiden, gebruiken het systeem al een poos. Ook Netflix hanteert dit classificatiesysteem.
Uit de voorstellen van de andere overheden werd duidelijk dat eenieder pleit voor een uniform systeem voor de cinema’s en coregulering. Naast leeftijdsclassificaties wensen we ook allemaal meer inhoudelijke criteria mee te geven aan een publiek, onder meer in het kader van mediawijsheid.
Ik zie nog steeds een mogelijkheid om te komen tot een uniforme regeling voor films in de bioscopen, voor heel het land. Dit is zeer belangrijk voor de distributie- en exploitatiesector, die nationaal, zelfs internationaal in de Benelux, is georganiseerd. Ook vanuit een Brussels perspectief is dit wenselijk.
In dit dossier moeten we een balans vinden tussen de bezorgdheden van de audiovisuele sectoren enerzijds en de ouders en/of voogden en jongeren anderzijds. Daarnaast vind ik het belangrijk om goed af te stemmen tussen de betrokken overheden, en dat vergt enige tijd.
Er zijn zeker nog vragen die we verder moeten bespreken, zoals de mogelijkheid van een eventuele uitbreiding van de regeling naar andere media, de wijze van klachtbehandeling en controle, de totstandkoming en inhoud – bijvoorbeeld de vragenlijst – van de classificatie, de uitzonderlijke situatie van de Duitstalige Gemeenschap, die de facto is afgestemd op de Duitse regelgeving. Welke regelgeving we ook gaan hebben, dit is niet geheel onlogisch, zelfs in Benelux-verband.
Er is een nieuw overleg tussen de betrokken overheden gepland eind april. Dan zullen we weer verdere stappen in dit dossier kunnen zetten.
Voorzitter, mijn administratie heeft een document voorbereid ‘Beleidsopties filmkeuring’, zelfs al gaat het niet meer over filmkeuring in de letterlijke zin van het woord. Daar staan heel duidelijk de pro’s en contra’s van de verschillende mogelijke pistes in, ook met financiële repercussies. Wat is er op 15 maart besproken, vanuit ons perspectief? Je hebt de licentie op Kijkwijzer, als aanbevelend technologieneutraal systeem in heel België. Dat heb ik in mijn vraag aangegeven.
Ten tweede is er een classificatiemodel uitgewerkt door Plateforme Cinéma als aanbevelend systeem voor distributeurs en lineaire en niet-lineaire omroepen in België. Een derde mogelijkheid is een ‘code of conduct ‘voor Belgische distributeurs, uitgevers van dvd’s en televisieomroepen. Het lijkt er op dit ogenblik op dat we op het eerste denkspoor zitten. Dat is het goede nieuws. Vanuit Franstalig België wil men dit in eerste instantie in de bioscopen uitwerken maar nog niet voor het bredere kijkgedrag van de mensen. Dat heeft ook te maken met het feit dat Cultuur en Media daar niet bij dezelfde minister zitten.
Zoals ik het nu inschat, en ik ben zeer voorzichtig: als we vooruitgang kunnen boeken met betrekking tot het begin van overeenkomst dat vorige dinsdag is gegroeid, dan kunnen we de komende maanden wel komen tot het Kijkwijzersysteem binnen de bioscopen. Ik neem aan dat we naast contacten die vlot verlopen tussen de administraties Cultuur van Vlaanderen, Franstalig België en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel, ook met de minister van Media in Wallonië de nodige stappen moeten zetten. We gaan wel vooruit.
U zult in het document kunnen zien dat het over concrete denksporen gaat met concrete afwegingen en bedragen. Aangezien we eind april nog eens samenkomen, is het zeker goed om in mei een vervolgvraag te stellen. Ik stel dat op prijs.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bevestiging dat er vooruitgang is in het dossier. We zitten op dezelfde lijn. Er zal geprobeerd worden om te gaan voor het systeem van Kijkwijzer. Dat zou een heel goede zaak zijn. Ik weet niet of het toeval is dat het overleg afgelopen dinsdag heeft plaatsgevonden of dat dit te maken heeft met mijn vraag. Als dat zo is, des te beter. Ik zal u blijven aanjagen. Het is goed dat u de trekker bent in dit dossier vanuit Vlaanderen.
Dat de Franse Gemeenschap zegt te willen beginnen met de cinema is op zich geen probleem. Films belanden daarna toch op dvd en televisie. Dan is de stap vlugger gezet om ook televisieprogramma’s een kwalificatie te geven. Het is goed dat nu de beleidsmakers aan de tafel zitten, maar de volgende stap zal zijn om de mediabedrijven mee te krijgen. We weten dat zelfs de VRT binnen de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) de boot heeft afgehouden omdat Kijkwijzer veel geld kost. Het enige wat niet geratet wordt, is het journaal. Alle andere programma’s die worden uitgezonden, moeten door meerdere mensen worden bekeken en gekwalificeerd. Dat is een heel tijdrovende bezigheid waarvan de financiering in Nederland door de mediabedrijven gebeurt. I wish you good luck. Het is nodig om ze mee te krijgen zowel in Vlaanderen als in Wallonië.
Dit is het gevolg van de zesde staatshervorming. Er is misschien niet over alle concrete implicaties nagedacht. Ik vind het een absurde situatie dat films een andere rating krijgen in Vlaanderen dan in Brussel, zeker binnen eenzelfde groep. Het kan niet dat Kinepolis Brussel een film anders moet quoteren dan in Vlaanderen. Dat u dit op nationaal vlak wilt aanpakken, juichen we toe. Ik zal dit blijven opvolgen.
Het document zal worden rondgedeeld. Daar staan cijfers in met betrekking tot de kostprijs. Het zal op de intranetpagina worden gezet.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Ik weet niet of mijn vraag nu nog relevant is. Ik heb enkele maanden geleden een vraag gesteld over Kijkwijzer. U hebt toen gezegd dat het systeem heel veel voordelen had, maar ook een groot nadeel, namelijk dat het vrij duur is. U sprak toen van 700.000 euro per jaar naar aanleiding van een studie van de UGent van 2003. U zei ook dat u de mogelijke kostprijs in kaart zou brengen en de economische sector daarin zou horen. Zijn daar al stappen gezet?
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
We weten allemaal dat Kijkwijzer een zeer goed maar zeer duur instrument is. Op welke plekken denkt u de nodige budgetten te vinden om het te implementeren? Het gaat over aanzienlijke bedragen. Om dit te laten slagen, moeten we het wel goed doen. Tussen hoop en daad zit af en toe nog een grote gap en hier zal dit een budgettaire gap zijn.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik heb geleerd om de problemen een voor een op te lossen. Als ik nu binnen mijn eigen budgetten zou kijken wat er moet worden vrijgemaakt om Kijkwijzer te lanceren, dan zou men mij zeggen dat dit voorbarig is omdat ik nog niet klaar ben met de andere overheden. U zult uit de documenten de vergelijking zien tussen de verschillende denksporen met de voor- en nadelen en de budgettaire aspecten.
De vraag die u mij stelt, geldt natuurlijk ook voor mijn collega’s in Franstalig België en Brussel-Hoofdstad. Eerst moet er een akkoord zijn over de principes, dan over de operationele uitwerking en vervolgens zullen we nagaan wie welke middelen waarvoor moet vrijmaken, zeker de overheden maar ook de audiovisuele sector zelf.
Sta me toe daar nog even niet op in te gaan. A chaque jour suffit sa peine. Als we substantiële vooruitgang kunnen maken, maken we die. Mevrouw Bastiaens, we zullen dan ook de vraag die u terecht hebt opgeworpen, op een gegeven moment oplossen, maar nu nog even niet.
Minister, ik vertrouw op u en ik leg het gewicht op uw schouders om binnen deze legislatuur met mediawijsheid voor de dag te komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.