Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over het werkdocument van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) met betrekking tot de toekomst van de Vlaamse visserij
Vraag om uitleg over de overlevingskansen van de Vlaamse visserij
Verslag
De heer Verstreken heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de voorbije jaren is in de visserijsector vooral ingezet op duurzaamheid en ecologisch verantwoord vissen, natuurlijk rekening houdend met de veelbesproken quota’s, om de toekomst van de visserijsector te verzekeren. Deze ecologische randvoorwaarden zijn belangrijk, maar ook de economische invalshoek mogen we niet uit het oog verliezen, willen we de visserijsector opnieuw rendabel maken en nieuwe jonge vissers aantrekken. Essentieel voor het behoud van een duurzame, toekomstgerichte visserijsector zijn immers een voldoende instroom en verjonging van het personeel.
Minister, in de beleidsnota Landbouw en Visserij 2014-2019 geeft u weer dat het voor de visserijsector een grote uitdaging blijft om goed opgeleide jongeren en starters te vinden om de toekomst van de visserijsector te verzekeren. “Door een toekomstgericht beleid te voeren vanuit de overheid samen met de sectorpartners moeten we de neerwaartse trend ombuigen, zodat het beroep weer aantrekkelijk wordt.” Tijdens de bespreking van de beleidsnota verduidelijkte u dat er al initiatieven genomen worden om jongeren aan te trekken, onder meer met een website. Daarnaast worden reders en jongeren via het Fonds voor Scheepsjongeren ondersteund.
Maar toch houden heel wat obstakels jongeren weg uit de visserijsector. Dit blijkt ook uit de analyse van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) van februari 2016. Naar aanleiding van deze analyse hebben enkele van mijn collega’s ook vragen. Minister, uw kabinet werkte ook mee aan de analyse ‘Problematiek in de visserijsector: opvolging en lokale verankering’. Volgens deze analyse zijn er twee cruciale problemen die de toekomst van de Vlaamse visserijsector hypothekeren: de instroom in de sector, en hoe we ervoor kunnen zorgen dat de sector in Vlaamse handen blijft.
Een eerste probleem waarmee starters en jonge vissers worden geconfronteerd, is het kostenplaatje. De aankoop van een nieuw vaartuig is duur, ondanks de bestaande financiële stimulansen en fondsen. Ten tweede zijn er, wat de bemanning betreft, voldoende geïnteresseerden die de opleiding willen volgen, maar vele jongeren haken af na de eerste zeereis of kunnen niet weerstaan aan de lokroep van de toeristische sector of van de baggeraars. Misschien is daar ook meer geld te verdienen? Vissers staan immers bekend als harde werkers. Ten derde heeft de sector nog steeds het negatieve imago van oubollige en marginale sector. Dat is niet het geval, maar helaas wel soms de perceptie. Een positief en modern imago van de visserijsector is belangrijk om investeerders aan te trekken en bemanningsleden aan zich te binden.
Tot slot zijn er op administratief vlak nog heel wat hindernissen. Er moeten heel wat stappen worden ondernomen vooraleer een kandidaat-reder kan starten met vissen. Recreatieve vissers die de stap willen zetten naar beroepsvisserij, vragen in Nederland een licentie omdat de regelgeving in Vlaanderen dit niet toelaat.
Er zijn dus heel wat drempels voor de Vlaamse vissersboot.
Minister, wat is uw visie op de analyse van de SALV? Welke inspanningen zult u leveren en ondernemen om meer jongeren naar de visserijsector te trekken, in de mate van het mogelijke? Is er daarvoor een toekomstgericht beleid? Welke nieuwe methoden, waarvan sprake in de beleidsnota, kunnen worden ondernomen? Kunt u eventueel ook een stand van zaken geven?
Uit het activiteitenverslag van het Financieringsfonds voor de Vlaamse Visserij- en Aquacultuursector bleek dat in 2014 geen overname of aankoop van een vaartuig in het kader van een eerste installatie werd betoelaagd. Hoe komt dit? Hebt u daar zicht op?
Ik zou nog bijkomende vragen kunnen stellen, bijvoorbeeld over de concurrentiepositie met Nederland. Maar ik laat het nu hierbij, om ook de kans te geven aan mijn collega’s.
De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Verstreken heeft al heel veel gezegd. Ik kan er niet aan doen dat ik een en ander zal herhalen. Maar mijn vraag zal niet alles overlappen, voorzitter.
De SALV bracht begin februari een werkdocument uit over de problematiek in de Vlaamse visserij. Volgens de Technische Werkcommissie Visserij van de SALV kampt de Vlaamse visserij met twee problemen. De instroom in de sector is geen nieuw probleem. Dat is al een tijdje zo. Er is het feit dat men uitwijkt naar andere bezigheden, zoals de baggerij of de baggersector. Het tweede probleem is het Vlaamse karakter van de vissersvloot. Er zijn, letterlijk, kapers op de kust. Denk maar aan de vele Nederlandse schepen die bij ons komen, die ook een andere manier van werken hebben en in een ander regime werken. Sommigen zeggen dat het een gezinsvriendelijker regime is.
De studie heeft het niet alleen over die twee problemen maar suggereert ook oplossingen. Dan heeft men het onder meer over het imago dat moet verbeteren, over de financiering die beter kan, over de gebruikte vistechnieken, over de intrede van de duurzame vistechnieken en de ketenwerking.
Wat de financiering betreft, gaven de experten onder meer aan dat de Vlaamse overheid zou kunnen aandringen bij de federale overheid om een deel van de middelen van het Zeevissersfonds die besteed werden aan de voormalige Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling (SDVO), die zoals we weten niet meer bestaat – hierover werden ook al vragen gesteld –, te gebruiken voor de sector. Ook zou een soort waarborgfonds moeten worden opgericht waarin middelen worden opgebouwd voor investeringen in nieuwe vaartuigen en de ondersteuning van duurzame technieken. Dat lijkt mij ook interessant.
Vervolgens, aldus de SALV, zouden de zichtbaarheid van en de positieve communicatie over de sector kunnen worden verbeterd. We weten dat dit een zwaar beroep is. Dat schrikt waarschijnlijk jonge mensen af. We weten echter ook dat men daar toch wel goed zijn brood mee kan verdienen. Misschien moet dat alles ook wat beter in de verf worden gezet, kan daar op een positieve manier over worden gecommuniceerd.
Er is ook sprake van alternatieve vistechnieken, zoals de pulskor. We weten dat daar in het verleden, soms ook met subsidie, werk van is gemaakt, maar dat die experimenten niet altijd even succesvol zijn geweest, niet even diep zijn doorgedrongen. Die pulskorren bleven af en toe op de kade liggen.
Minister, het werkdocument van de SALV dient nu als basis voor verdere werkzaamheden, om adviezen scherper uit te werken. Aan de hand daarvan kunnen we misschien toch wel zorgen voor een sterkere en meer duurzame visserijsector in Vlaanderen. Hoe evalueert u het werkdocument van de Technische Werkcommissie Visserij? In welke mate bent u van plan om de oplossingen die men aanreikt, mee te nemen in uw beleid? Er is ook de suggestie van experten om de middelen uit het Zeevissersfonds die aan de SDVO werden besteed, te gebruiken voor de sector. Hoever bent u daarmee? Dat is natuurlijk federale bevoegdheid. We kunnen hooguit vriendelijk vragen of zij mee in die richting willen denken. Begin dit jaar hebt u aangekondigd dat het mogelijk besteden van middelen uit dat Zeevissersfonds om onze Vlaamse sector te versterken, zou worden onderzocht. Hebt u daar ondertussen al resultaten van? Is er al iets uit dat onderzoek gekomen? Daarmee samenhangend, hebt u al bepaalde afspraken kunnen maken met uw collega, staatssecretaris Tommelein?
Die alternatieve visserijtechnieken zijn een zorgenkindje. Hoever staat het daarmee? Is er een kans dat onze Vlaamse visserij meer dan vandaag dat pad zal inslaan? Over de impact van visserijtechnieken en de rol van die duurzame visserij heeft de FOD Leefmilieu een studie gemaakt. Ter zake zijn er ondertussen heel wat interessante dingen op papier gezet. In hoeverre neemt u die studie over visserijtechnieken en de impact daarvan op het mariene milieu mee in uw visserijbeleid?
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, de problematiek is al geschetst. Zoals de collega’s al aanhaalden, is het inderdaad belangrijk dat we aandacht blijven geven aan voldoende verjonging of instroom in deze sector. Ook is het heel belangrijk dat we deze sector Vlaams kunnen houden. Ik verwijs naar de concurrentie uit het buitenland die hiermee gepaard gaat.
Ik heb het SALV-document aandachtig bekeken en kan zeggen dat met de conclusies ervan vanop het schip in woelige wateren de vuurtoren toch in zicht komt. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de alternatieve financieringsvormen, naast de klassieke, aan maatregelen om jongeren aan te trekken, aan een goed pr-beleid en aan een vereenvoudiging van administratieve lasten. Dat zijn enkele punten uit dit document. Natuurlijk bindt het onderzoek de SALV op zich niet, maar het zal dus wel aanleiding kunnen geven voor verdere acties, en dat hier acties uit voortvloeien, is toch onze vurigste hoop.
Minister, welke beleidsacties zult u nemen op basis van de conclusies van de SALV-studie? Welke concrete maatregelen staan op stapel of zouden op stapel kunnen staan om iets te doen aan aspecten zoals die alternatieve financieringsvormen, het aantrekken van jongeren, administratieve vereenvoudiging en alternatieve vangtechnieken? Hoe evalueert u de feitelijke ketenwerking die er vandaag binnen de visserij is, en welke initiatieven zou u kunnen nemen om die nog te versterken? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het Vistraject, dat ook een duurzame visserij beoogt?
Voor ik het woord geef aan de minister, wil ik de heer Dirk Van Guyze, die de SALV hier vertegenwoordigt, welkom heten.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik dank de leden voor hun vragen over het document van de SALV, getiteld ‘Problematiek in de Vlaamse visserij: opvolging en lokale verankering’. Ik ben natuurlijk blij met dit document. Het kan alleen maar een versterking zijn met betrekking tot een aantal inzichten in de sector. Het reikt ook een aantal denksporen aan op basis waarvan we verder kunnen werken om de sector nog sterker te maken. Het is dus een bijzonder nuttig analysedocument, dat ik ten zeerste verwelkom.
Zoals in mijn beleidsnota en beleidsbrieven staat, ga ik absoluut voor een leefbare, levenskrachtige visserijsector in Vlaanderen. Ik gebruik heel uitdrukkelijk het woord ‘sector’. Het document van de SALV is zeer waardevol en kan ons sterk inspireren, maar het is heel sterk gericht op de vissers en de reders alleen. Natuurlijk moeten we daar voldoende aandacht voor hebben, maar als je de sector bekijkt, moet je ook de volledige keten bekijken en in kaart brengen, en ervoor zorgen dat je ook ter zake een beleid voert. Ik heb het dan natuurlijk bijvoorbeeld over de vermarkting van de productie. Dan gaat het over de veiling, maar net zo goed over een aangepaste conditionering, over kwaliteitsbeoordelingen, over de sortering van vis. Dat zijn allemaal elementen die ook van belang zijn om ervoor te zorgen dat het product goed op de markt komt en dat er ook veel afname is. We bekijken dus ook dat geheel in ons beleid.
We hebben ook al heel wat financiële ondersteuning gegeven aan heel die sector. Dat geld komt van het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en Aquacultuursector (FIVA) en het Europees Visserijfonds (EVF). Die twee fondsen hebben onder meer al nieuwe uitgebreide sorteerinstallaties, nieuwe ergonomische kisten, een traceringssysteem en onderzoek naar een alternatief verkoopsysteem gefinancierd. Naar de markt en naar de consument werd werk gemaakt van VALDUVIS (valorisatie van duurzaam gevangen vis).
Natuurlijk moeten we ook voldoende aandacht besteden aan de ondernemingen zelf en aan de vaartuigen. Onze rederijen bestaan veelal uit één reder met één vaartuig. Dat is helemaal anders in Nederland, waar de reders vaak over meerdere vaartuigen beschikken. Om de toekomst voor de visserij goed voor te bereiden, hebben we in 2015 het convenant ‘Visserij verduurzaamt’ ondertekend. Daarin zijn alle partners vertegenwoordigd. Er zijn ook verschillende werkgroepen die heel concrete acties uitwerken. Er is een transformatietraject, wat inhoudt dat de toekomst wordt voorbereid en dat we dat samen met alle spelers doen. Het gaat over jongeren. De vraag is hoe we die kunnen bewegen om in de sector te stappen en er ook in te blijven. We geloven immers dat er een mooie toekomst is voor de rederijen en dat er groeikansen zijn.
Ons eigen departement Visserij neemt de leiding over de werkgroep Beleid binnen de taskforce van het convenant. Vanuit een eigen analyse zijn door de leden van die werkgroep vorig jaar zaken gedetecteerd die nu verder worden uitgewerkt. Dat zijn ook de onderwerpen die in het SALV-rapport aan bod komen. Dezelfde pijnpunten zijn dus gedetecteerd en er worden ook oplossingen aangereikt. Die punten betreffen bijvoorbeeld de schaalvergroting bij rederijen door bijvoorbeeld gezamenlijk een vaartuig aan te kopen, maar ook de analyse van het Nederlands systeem, vragen over vislicenties en quotabeheer, samenwerking binnen de keten en de implementatie van VALDUVIS.
Ook de andere werkgroepen binnen het convenant waarin de Rederscentrale, het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek en de provincie West-Vlaanderen ieder hun werkveld hebben vastgelegd, werken verder aan uitdagingen inzake onderzoek en uiteraard ook aan oplossingen op dat vlak. Natuurpunt werkt ook actief mee in verschillende werkgroepen en waakt er binnen de taskforce van het convenant over dat alle punten uit het Vistraject voldoende aan bod komen.
We willen dit proces optimaal begeleiden. We zetten de middelen in vanuit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). De investeringen in de visserij hebben we verdubbeld, met Vlaamse middelen uit het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en Aquacultuursector. Voorstellen die vallen binnen de productie- en marketingplannen van de producentenorganisaties genieten extra steun.
Via het operationeel programma wordt ook geïnvesteerd in onderzoek om een zo selectief mogelijke visvangst op doelsoorten te bekomen en om de mogelijkheden waarover we binnen het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) van Europa beschikken maximaal te benutten. We moeten immers ook respect hebben voor het mariene milieu en voor de biomassa in onze beviste visgronden. Nieuwe methoden dienen zich aan en worden door het ILVO onderzocht in samenwerking met de sector. Daaronder vinden we het pulsvistuig dat ook in het SALV-rapport aan bod komt, maar waarvoor ons land eerst de toestemming van de Europese Commissie en de nodige vergunningen moet bekomen om dat vistuig effectief te kunnen gebruiken buiten de Noordzee. We kunnen daar dus niet zomaar zelf over beslissen, we moeten daarvoor de toestemming hebben.
Het is duidelijk dat niet alles kan en mag, omdat we in een Europees kader zitten. Op Europees niveau wil men geen verhoging van de vlootcapaciteit, en daarom laat de verordening niet toe om steun te geven aan nieuwe vissersvaartuigen. De steun aan jonge vissers wordt ook gelimiteerd door haar beperking tot natuurlijke personen en het maximaal bedrag van 75.000 euro als publieke steun. We onderzoeken verder of waarborgen moeten worden omgerekend naar die 75.000 euro publieke steun. Anders zou via een waarborg bijkomende steun, boven op die 75.000 euro, kunnen worden gegeven. Als dat kan, kunnen we dergelijke waarborgmaatregelen verder uitwerken.
Er wordt in de analyse ook gewezen naar de middelen uit het Zeevissersfonds die vroeger naar de SDVO gingen. Ook hier zijn beperkingen, want het betreft overheidsmiddelen, en dus moet voor iedere tussenkomst uit dat fonds bekeken worden of ze mag worden gegeven binnen de staatssteunregelgeving. Dus ook daarvoor zal bijvoorbeeld de limiet van 75.000 euro gelden.
Mijnheer Verstreken en mijnheer Vandaele, u stelde vragen over die SDVO. Er zijn nog geen formele stappen voor de oprichting van iets nieuws gezet. Er worden wel pistes onderzocht en we zijn volop in overleg met staatssecretaris Tommelein, maar ook met minister Peeters. Intussen blijven we zelf ook creatief en innovatief, en zoeken we binnen het kader van dat gemeenschappelijk Europees visserijbeleid naar nieuwe impulsen.
Gelukkig zijn er nu de lage brandstofprijzen. Dat heeft extra zuurstof aan de sector gegeven, maar we kunnen er niet op rekenen dat de prijzen laag blijven. We moeten dus ook andere initiatieven gaan nemen. Het zorgt wel voor zuurstof voor nieuwe investeringen. Het geloof in de toekomst is weer gegroeid. Recente resultaten tonen aan dat de visserij winstgevend is. Het is belangrijk om dat ook te zeggen. Een aantal collega’s zeggen terecht dat het imago niet zo goed is, en dat we meer moeten zeggen dat je in de visserij je boterham kunt verdienen, dat de visserij winstgevend is en een mooie toekomst is.
Collega Vanderjeugd, u wijst op het knelpunt van administratieve vereenvoudiging. Dat speelt zeker. We zullen dat vanuit Vlaanderen zelf zo veel mogelijk proberen afbouwen. Er komt onder meer een vernieuwd elektronisch logboek, dat het makkelijker moet maken om de zaken aan te melden. Ook het unieke loket waar we mee bezig zijn, zal daarin veel soelaas bieden.
Collega Vandaele, u vraagt hoe ver het staat met de aanpassing van de vissersvloot naar duurzame technieken. Allereerst wil ik het hebben over de boomkor. De klassieke boomkor is de laatste jaren stapsgewijs aangepast om duurzamer te kunnen vissen. Zo worden vleugelprofielen, die brandstofverbruik en bodemberoering kunnen verminderen, nu al door heel veel vissers toegepast. In het net zijn aanpassingen aangebracht om selectiever te kunnen vissen. Op vraag van de sector hebben we het gebruik van grotere mazen in de rug van het net en grotere mazen in de staart van het net voor iedereen wettelijk verplicht. Op die manier wordt er selectiever gevist en wordt er minder ondermaatse vis gevangen. Een nadelig effect is wel dat ook een percentage van de maatse vis uit de netten verdwijnt. In het algemeen kunnen we stellen dat de vistuigen lichter zijn geworden en minder weerstand hebben. Er loopt heel wat onderzoek op dat vlak.
Sinds september 2014 is er één kustvaartuig uitgerust met een pulskor voor garnalen. Het vistuig werkt goed en de reder is daar bijzonder tevreden mee. De eerste resultaten wijzen op een verhoging van de commerciële vangst. Ook de bodemberoering is gereduceerd. Het gaat dus eigenlijk om een win-winsituatie.
Het ILVO werkt aan een nieuw type garnalenpulskor met vleugel en modules. Dit tuig is intussen operationeel. In de loop van 2016 zal daar een tweede kustvaartuig mee worden uitgerust.
Onze vloot heeft ook twee flyshooters. Wat is een flyshooter? Het is een alternatieve visserijtechniek die de reputatie heeft om minder bodemberoering te hebben. Ik heb een paar foto’s mee die ik u zal bezorgen. Zo kunt u rustig de verschillende technieken bekijken.
Onze vloot heeft enkele boomkorkotters die zijn overgeschakeld op bordennetten zoals de twinrig en outrigger bordennetten. Die kunnen ook gezien worden als alternatieve visserijtechnieken.
We hebben één staand wantvisser in onze vloot. Staand want is gekend voor zijn lage bodemberoering.
De impactstudie van de FOD leefmilieu is ingepland via het Vistraject en wordt uitgewerkt in de werkgroep Vernieuwing van het convenant. Hiervoor werd er een projectvoorstel uitgeschreven.
Ik dank de SALV voor het vele werk dat hij heeft verricht. We nemen dat zeker mee om daaruit een aantal conclusies te trekken. Een aantal conclusies die zijn voortgekomen uit het convenant versterken de acties die we verder zullen ondernemen.
Ik denk dat ik op die manier alle vragen heb beantwoord. Ik bezorg u het document met de foto’s. Daarop vind je een twinrig, een outrigger en een staand want.
De heer Verstreken heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord. Dit is hoopgevend voor de kleine, maar zeer belangrijke sector. Het is goed dat u een overzicht hebt gegeven van de stand van zaken en de mogelijkheden die er zijn.
U zult ons zo meteen foto’s bezorgen van de verschillende nieuwe visserijtechnieken. Misschien is het handig om die eens ter plekke te gaan bekijken? Zo kunnen we zien hoe het exact werkt.
Er is natuurlijk een verschil tussen Vlaanderen en Nederland, zeker wat betreft de concurrentiepositie. Europa speelt daarin een belangrijke rol. U zei dat er toestemming nodig is van de Europese Commissie om dit te mogen gebruiken. Hebt u daar al dan niet een timing over?
Het is ook belangrijk om in dialoog te treden met de verschillende spelers op het veld, zoals u en de SALV hebben gedaan. Het is ook een goede zaak dat er binnen de 75.000 euro die ze kunnen krijgen, kan worden onderzocht of er een extra waarborg kan komen, zeker voor jongere vissers. Indien dat mogelijk zou zijn, betekent dat toch een sprankeltje hoop.
Er was sprake van verschillende nieuwe technieken in die pulskorsector. In dat verband was er ook een soort studie uitgevoerd door – als ik me niet vergis – twee studenten in het kader van hun doctoraat. Bent u daarvan al dan niet op de hoogte? Het is misschien handig om die doctoraatsstudie even te bekijken? Ik ben zelf nieuwsgierig. Misschien kunnen we dan rekening houden met wat zij naar voren hebben gebracht.
De heer Vandaele heeft het woord.
U hebt natuurlijk gelijk: de hele sector, de hele keten is belangrijk. Alleen zijn ze niet altijd onlosmakelijk verbonden met de zorgen die wij vandaag op tafel leggen, namelijk het feit dat we in Vlaanderen een eigen sector willen behouden, met voldoende mensen die in de visserij willen werken. In een bepaald geval zou je die visverwerking- en verkoop in leven kunnen houden zonder eigen visserij, al is dat niet het ideale scenario. Het is goed dat we onze eigen visserij hebben en dat die bedrijven zich in de buurt van of in onze havens kunnen vestigen. Maar uiteindelijk, als er morgen geen Vlaamse visserij meer is, zullen die bedrijven ook blijven bestaan. In die zin is het goed dat u zegt dat er naar de hele sector moet worden gekeken en dat die leefbaar moet zijn. Vandaag willen we echter specifiek de aandacht vestigen op de visserij zelf, de vloot zelf. We willen duurzame visserij, voldoende mensen die die job nog willen uitoefenen. Zoals ik al zei, is het een zeer zware job, maar kan men daarmee nog altijd zeer goed zijn brood verdienen. Als je het er voor over hebt, loont het nog altijd de moeite.
Financiering is ook een belangrijke zaak. De sector is bereid om middelen te investeren. Ze hebben dat altijd gedaan in het verleden en ze doen dat nog steeds. Het is echter altijd aangenaam als er vanuit de overheid een extra duwtje komt. Daarom vraag ik u om werk te blijven maken van het overleg met het federale niveau om te kijken of de middelen die vroeger naar de Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling (SDVO) gingen niet op een andere manier kunnen worden ingezet voor de Vlaamse visserij. Niet alleen op een andere manier, maar ook op een betere manier. In het verleden is met de middelen van SDVO ‘gesmost’. Het is een schande dat het allemaal zo is gelopen. Dat heeft ook de goede naam van al wat daar omgaat, besmeurt. Ik hoop dat er heel snel een heroriëntering komt van die middelen voor de Vlaamse visserij en dat ze niet meer over de balk worden gegooid, zoals jarenlang is gebeurd.
U zegt dat er al een en ander wordt gedaan op het vlak van duurzaamheid. U noemt het staande want. Dat is een oplossing. U noemt ook de aanpassingen aan de boomkorren met iets grotere mazen zodat ondermaatse vis met rust gelaten wordt en aanpassingen aan de vleugels die dan effect hebben op het verbruik van het vaartuig. Dat is goed, maar de beroering van de bodem blijft uiteindelijk een groot probleem. Die wordt echt omgeploegd en dat is niet echt een duurzame techniek. Dan is er nog de pulskor die een alternatief kan zijn, maar ook daar wordt soms kritiek op geuit. De elektrische schokken kunnen de vis beschadigen. Niet iedereen is daar voorstander van. Ik pleit ervoor om op dat pad verder te gaan, om verder onderzoek te doen en experimenten toe te laten zodat we naar een meer duurzame visserij kunnen gaan. Ik heb ook het gevoel dat het draagvlak daarvoor in de sector groeit. Ook de reders willen daarin meegaan. We moeten van die kans gebruikmaken.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Uw antwoord is positief ten opzichte van de bezorgdheden die we hebben geuit. Het wijst erop dat u absoluut bezig bent met deze zaken en een antwoord wilt bieden. Het stelt me gerust dat u de zaak vanuit een breder perspectief bekijkt, zowel de vaartuigen, de steun, het product als de vermarkting ervan. Met de VLAM hebben we een heel belangrijk instrument voor die vermarkting. Dat stelt me deels gerust.
Zoals de heer Vandaele zei, zou onze visserij kunnen blijven draaien zonder een Vlaamse vloot. Als u op langere termijn kijkt – over 5 of 10 jaar – denkt u dan dat met alle inspanningen en de verhoogde druk vanuit het buitenland, onze visserij leefbaar kan blijven? Het gaat over een winstgevende sector. Als er geen instroom is van jongeren, dan zal dat schoentje op termijn knellen. Kunt u samen met de minister van Onderwijs campagnes opzetten om jongeren te laten instromen in deze sector?
De heer Caron heeft het woord.
Dit deint uit tot een algemene bespreking over de toekomst van de visserij. Minister, u gaf een goed antwoord. Er zijn weinig domeinen waar er relatieve consensus bestaat over de lopende aanpak. De economische aspecten, de verduurzaming en de kwaliteit van voeding zijn mooi op elkaar afgestemd. Er is een vrij groot draagvlak om een en ander te realiseren. Het vistraject is daar het mooiste voorbeeld van.
Ik heb de indruk dat er door de Europese aanpak met de beperking op steunmaatregelen voor jonge visserij, instroom en nieuwe boten, er een probleem is voor Vlaanderen. Ik begrijp dat Europa wil beletten dat er te veel staatssteun komt en dat de visserijvloot te sterk zou toenemen waardoor de quota reusachtig onder druk zouden komen te staan. Ik heb echter ook de indruk dat daardoor de economische machtsverhoudingen tussen de vloten van de verschillende Europese landen, worden geblokkeerd. De vervanging van een Vlaamse reder die wegvalt, wordt daardoor bemoeilijkt. Onze vissersvloot heeft daardoor geen groeikans meer. Nederland met een exponentieel grotere vloot kan zijn marktpositie perfect behouden, ook omdat men administratief soepeler is. Klopt mijn indruk?
Er is daarnet al op gewezen dat de concurrentie uit het buitenland bijzonder groot is. De heer Verstreken wees al op de positie van Nederland. Welke troeven heeft Nederland dat Vlaanderen niet heeft? Welke opportuniteiten heeft Vlaanderen dat Nederland niet heeft?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Mijnheer Verstreken, het was een doctoraatsstudie om te kijken wat de effecten zijn van pulsvelden op vissen. Het ging vooral over de kortetermijneffecten. De conclusie van die studie was dat de schade zich beperkt tot de wervelkolom van rondvissen zoals kabeljauw en wijting. Het betreft vissen die in het net zijn gevangen en die dan schade hebben opgelopen. Dat komt het meest voor bij grote vissen. Het gaat in totaal over minder dan 10 procent van de totale hoeveelheid vis. De conclusie van de studie is dat het op zich beperkt is. Uiteraard wordt dat ook meegenomen in het beleid dat we verder uittekenen.
Wanneer kan de pulsvisserij van start gaan? Ik heb daarnet gezegd dat dat in een Europees kader zit. Volgens de bestaande Europese regelgeving wordt vissen met de puls alleen toegestaan in bepaalde delen van de Noordzee en op de voorwaarde dat per lidstaat ten hoogste 5 procent van de boomkorvloot met elektrische stroom vist.
Dan komen we bij de opmerking van de heer Caron. Onze rederijen zijn klein. Het is meestal één reder met één vaartuig, zodat dat niet zo evident is. Reders met verschillende vaartuigen, zoals dat in Nederland bestaat, nemen een kleiner risico door die vaartuigen daar wel mee uit te rusten. Nederland is groter. Nederland heeft twee jaar geleden trouwens een uitzondering verkregen op de beperking van 5 procent. Daarover zijn we in overleg.
Die puls is effectief voor de tongvisserij. Onze vloot heeft ook beperkte vangstrechten voor tong in het deel van de Noordzee waar de puls toegelaten is. Vooral de Nederlanders hebben hier tongquotarechten. Onze Belgische vloot is gespecialiseerd in verre visserij, zoals we dat noemen, zoals in de westelijke wateren, de Keltische Zee en het Kanaal van Bristol. Daar hebben wij wel veel tongquota en daar mag je niet elektrisch vissen. Onze aanvraag voor toelating in de westelijke wateren is ingediend. Zowel de sector als mijn diensten zijn op dit moment daarover aan het onderhandelen. Het overleg gebeurt ook in de regionale adviescommissie want de lidstaten moeten ook toestemming geven. Een wetenschappelijke motivering is noodzakelijk. Die is aangevraagd. We moeten wachten wat daarvan het resultaat zal zijn.
Wat is er nu verschillend in Nederland? Er is het feit dat Nederland veel groter is en daar gemakkelijker aan kan beantwoorden. De bemanning verdient goed en wordt betaald volgens een percentage op de bruto besomming. Bovendien kunnen scheepsjongeren een bepaald bedrag per zeedag ontvangen uit het Fonds voor Scheepsjongens, dit om de arbeid van de scheepsjongeren te waarderen. Dit zijn enkele factoren die onze concurrentiepositie versterken. Maar vooral de pulsvisserij heeft een grote boost gegeven aan de Nederlandse visserijsector. Ook de Vlaamse visserijsector zou zich daarop moeten toeleggen.
Mijnheer Caron, het klopt wat u zegt over de opmerking van Europa, maar dat geldt niet alleen voor de visserijsector, dat geldt voor tal van sectoren, ook voor de hele landbouwsector trouwens. Het geldt evengoed voor een aantal andere verplichtingen die op ons afkomen vanuit Europa. We zijn nogal een specifieke regio. De Europese regelgeving is niet altijd afgestemd op de specificiteit van een regio. We kennen dat probleem, we kaarten dat ook altijd aan. Als er nieuwe regelgeving of standpunten vanuit Europa komen, wijzen wij altijd op die specifieke situatie. Maar als je weinig medestanders hebt die in dezelfde situatie zitten, maakt dat het bijzonder moeilijk om een aparte regeling te verkrijgen. Dat is in nog niet veel gevallen gebeurd.
De vraag over het onderwijs is terecht, maar dat gebeurt al. Er is een werkgroep kust waar dat inzit. Jongeren toeleiden gebeurt in samenwerking met Onderwijs binnen de convenant duurzame visserij.
De heer Verstreken heeft het woord.
Het is goed dat u met de verschillende sectoren overleg pleegt, en zeker met andere landen, en dan specifiek met Nederland, over de geschetste situatie. Wat SDVO betreft, zei u dat er verschillende pistes worden bewandeld. Is daar een timing voor, ook met de federale overheid? Wanneer denkt u al dan niet te kunnen landen? Ik denk dat dat niet onbelangrijk is voor de sector in de toekomst.
Wat betreft de leefbaarheid van de sector hebben we hier een zeer uitgebreid antwoord gekregen op de vele vragen van de collega’s. Het toont de belangrijkheid ervan aan. Anders zou men ook niet investeren in de Vlaamse visveilingen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Vanderjeugd heeft het nog eens over het aantrekken van jonge mensen. Hij zegt dat het onderwijs misschien moet worden ingeschakeld om extra campagnes te voeren. Collega, we weten natuurlijk dat jongeren heel moeizaam instromen in die sector als ze geen binding hebben met de sector. Als ze er geen familiale binding mee hebben, dan beginnen ze er niet aan. Ik weet niet of campagnes veel effect zullen hebben. Als ik zeg dat ze eigenlijk al een band hebben met de sector voor ze eraan beginnen, is er natuurlijk een neerwaartse spiraal, want naarmate er minder mensen in de visserij werken, zal ook de opvolging bemoeilijkt worden. Dat is een hele moeilijke om mee om te gaan.
Mensen die dan uiteindelijk een maritieme opleiding hebben, stromen heel vaak door richting baggeraars. Dat is ook goed betaald, visserij ook, maar dat is eigenlijk comfortabeler. Ook de schepen zijn comfortabeler. Ze zijn wel lange periodes weg. Voor sommigen is dat een voordeel, dat hangt af van uw vrouw natuurlijk. (Opmerkingen)
Ze zijn dan ook weer langere periodes thuis, dus dat compenseert dan weer. Nederland is ook een heel bijzonder geval. Ik herinner me dat de Nederlandse visserij vroeger veel gezinsvriendelijker was, onder andere door de geloofsvastheid van de Nederlanders. Die waren op zondag thuis – ik weet niet of dat vandaag nog zo is – terwijl onze vissers bleven doorvissen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, ik heb er vertrouwen in dat we samen deze materie verder kunnen opvolgen om te komen tot een leefbare sector. Ik weet ook dat de sector heel familiaal gebonden is, maar we kunnen toch proberen om nieuwe mensen aan te trekken. Dat kan alleen maar positief zijn.
Ik wil ook graag de vraag van collega Verstreken ondersteunen. Het zou inderdaad interessant zijn om de sector eens te bezoeken en misschien zelfs eens mee op zee te gaan zodat we aan den lijve kunnen ondervinden hoe de vissers te werk gaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.