Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, in het voorjaar van 2015 gaf de Vlaamse Regering haar input voor het Nationaal Actieplan Bedrijven en Mensenrechten (NAP). Dat plan komt er op vraag van de Europese Commissie en moet uitvoering geven aan de Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) die de VN-Mensenrechtenraad in 2011 unaniem goedkeurde.
Einde 2015 legde de Federale Regering het voorontwerp van NAP voor aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO). Het advies dat de FRDO formuleerde, was echter bijzonder kritisch, ook voor de Vlaamse bijdrage. Zo werd de tweede pijler van de UNGP’s – de verantwoordelijkheid van bedrijven om de mensenrechten te respecteren – volledig genegeerd in het voorontwerp. De FRDO stelt dat het NAP “pas effectief kan zijn als er een wettelijke erkenning of omschrijving is van de verantwoordelijkheid van bedrijven in dit verband”. Verder is het ambitieniveau te laag, ontbreekt een concrete timing, zijn de voorstellen te vrijblijvend en te vaag en zijn de voorgestelde opvolging en evaluatie te zwak.
Specifiek wat de Vlaamse acties betreft, bracht de FRDO een aantal elementen naar voren. Zo is het opmaken van een toolkit voor ondernemingen en organisaties over mensenrechten een goed voorstel, maar idealiter bieden de Belgische overheden één generiek ‘due diligence’-instrument aan voor de verschillende pijlers van duurzaam ondernemen zoals die in de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vervat zijn, naast een aantal sectorspecifieke ‘due-diligence’-instrumenten voor bijvoorbeeld de kledijsector, de grondstoffensector of de financiële sector.
Wat het respect van mensenrechten in overheidsopdrachten betreft, vraagt de FRDO zich af waarom het respect voor de vijf basisnormen van de International Labour Organization (ILO) zich zou moeten beperken tot “gedurende de uitvoering van de opdracht”. Er moet ook meer duidelijkheid komen over hoe dit zal worden opgelegd.
Bij de uitvoering van het Vlaams Actieplan Duurzaam Internationaal Ondernemen 2014-2015-2016 wordt in geen enkele samenwerking met de vakbonden of andere middenveldorganisaties voorzien. Dit gaat in tegen de geest van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de FRDO vraagt dan ook om het Vlaams actieplan op dit punt bij te sturen.
In het advies van de FRDO is toch een heel ander geluid te horen dan in uw antwoord op mijn vraag om uitleg van 5 mei 2015 over dit onderwerp. Toen luidde het dat de Vlaamse input “een mooi, stevig document” was en dat de Vlaamse Regering “haar huiswerk heeft gemaakt”. Het NAP zou opgebouwd zijn rond de drie pijlers van de UNGP’s terwijl nu blijkt dat de tweede pijler volledig ontbreekt.
Op de actuele vraag van mevrouw Remen van 29 april 2015 antwoordde u: “Het is uiteraard niet de bedoeling dat we als overheid gaan reguleren”. Nochtans stelt de FRDO: “Uit de omschrijving van UNGP 3 blijkt dat de overheid een rol te spelen heeft bij het uitwerken van een regelgevend kader dat de invulling van pijler 2 mee bepaalt. Die pijler niet behandelen is volgens de raad dan ook een tekort.”
Minister-president, wanneer mogen we het finale NAP Bedrijven en Mensenrechten verwachten? Wordt u betrokken bij de opmaak van deze finale versie?
Bent u bereid om er bij de Federale Regering op aan te dringen dat zij maximaal tegemoetkomt aan de aanbevelingen van de FRDO?
Vindt u de bedenkingen van de FRDO over het NAP en meer specifiek over de Vlaamse actiepunten terecht en bent u bereid hieraan tegemoet te komen?
Bent u bereid om tegemoet te komen aan de verzuchting van de FRDO dat het NAP pas effectief kan zijn als er een wettelijke erkenning of omschrijving is van de verantwoordelijkheid van bedrijven inzake mensenrechten? Bent u met andere woorden bereid om een regelgevend kader te creëren dat verder gaat dan enkel sensibiliseren en aanmoedigen tot zelfregulering?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
De coördinatie gebeurt op federaal niveau. De FOD Buitenlandse Zaken doet het proces van de stakeholdersbevraging. Dat proces is nog niet afgerond, ik kan ook geen uitsluitsel geven over de timing.
Vlaanderen is betrokken bij de finale versie van dit plan. Het ontwerp-NAP kwam tot stand in de werkgroep Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) van de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling (ICDO) waarin Vlaanderen is vertegenwoordigd en een actieve rol speelt, zeker wanneer het gaat over de eigen bevoegdheden van Vlaanderen. Vlaanderen raadpleegt bovendien de eigen adviesraden. Dat gebeurde eind vorig jaar, het ging in dit geval uiteraard over de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) maar de SERV wilde geen advies uitbrengen. Uw kritiek dat de vakbonden niet betrokken zijn, snijdt geen hout. Men heeft laten weten dat de leden van de SERV al voldoende betrokken zijn via het interfederale consultatieproces.
Op dit ogenblik worden alle adviezen afgewerkt. Zodra dat is gebeurd zullen alle interfederale entiteiten binnen de ICDO-werkgroep deze analyseren en het actieplan daarop afstemmen of daaraan aanpassen waar dat nodig wordt geacht. Het spreekt voor zich dat elke entiteit daarbij vooral focust op de materies die tot haar bevoegdheid behoren.
Het advies van de FRDO is specifiek aangevraagd door de federale overheid, meer bepaald door de minister van Energie, Milieu en Duurzame Ontwikkeling. Dat past binnen de ruime stakeholdersconsultatie die een element is binnen het proces. Wij zijn daar overigens door de federale overheid nog niet formeel van in kennis gesteld.
De UNGP’s die u vermeldde, werden gehanteerd als referentiedocument bij het opstellen van het nationaal actieplan. De tweede pijler van de UNGP’s verwijst naar de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren.
Wat het vervolgtraject betreft, kan ik u meedelen dat we nu eerst het eindverslag van het consultatieproces afwachten. Dat verslag zal door de betrokken Vlaamse administraties worden geanalyseerd. We zullen sterk aandringen op een gedegen opvolging en monitoring van alle acties die worden vooropgesteld, en we zullen een rendez-vousclausule voorstellen op interfederaal niveau zodat de acties kunnen worden bijgestuurd of verscherpt indien nodig.
Tot slot verwijs ik naar de acties over MVO die we actief opzetten en die ik in antwoord op uw vorige vraag om uitleg heb uiteengezet.
Mevrouw Turan heeft het woord.
In uw antwoord op mijn laatste vraag hebt u verwezen naar de vraag van daarjuist. Maar het was mij ook daar niet duidelijk. Ik heb van de gelegenheid gebruikgemaakt om echt een concreet antwoord te kunnen krijgen. Uw adviezen kunnen maar effectief zijn als er een wettelijke erkenning of omschrijving is van de verantwoordelijkheid van bedrijven inzake mensenrechten. Zullen wij dat regelgevend kader nu al dan niet vragen? Ik blijf wat betreft die vragen op mijn honger zitten.
U zegt dat de SERV geen advies wilde geven over het ontwerp dat u hebt doorgestuurd. Maar uiteraard heeft de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling mij ook niet op de hoogte gesteld van zijn advies. Ik heb het gelezen. Maar voor zover ik kan lezen, gaat die kritiek niet op voor het ontwerp dat u hebt gemaakt, maar is het een kritiek op het Vlaams actieplan ‘Duurzaam internationaal ondernemen’ zelf.
Ik neem maar nota van die bedenkingen. U hebt het over een vervolgtraject. U wacht op het eindverslag. Zodra de bedenkingen van de Federale Raad in het eindverslag opgenomen zijn, zult u daar, neem ik aan, gepast op antwoorden. Ik zal dat mee voor u opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.