Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Collega’s, we zullen de vraag correct behandelen, ze is ook zo ingediend. We hebben wel afgesproken dat we in de komende tijd een hoorzitting en misschien ook een gedachtewisseling aan dit thema zullen wijden, waarbij we ook een deel van de onderzoekers zullen uitnodigen om het onderzoek toe te lichten. Er is alle ruimte voor de vraag, maar we gaan vandaag het thema niet uitputten.
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, we zullen daar inderdaad nog een uitgebreid debat aan wijden, maar de vraag was al binnen. Ik vind het belangrijk om toch al een eerste schot voor de boeg te geven. Ik doe dat heel graag, schoten voor de boeg geven. Door die golven raakt het schip in beweging, en misschien in de richting die ik graag zou hebben.
Op 4 december werden de resultaten van de Participatiesurvey 2014 bekendgemaakt. Over het algemeen kunnen we zeggen dat er stabiliteit is. Maar die stabiliteit verhult toch een aantal verschuivingen die misschien niet allemaal even onschuldig zijn. De jongere generatie participeert minder aan de traditionele cultuur: theater, dans, klassieke concerten, musical, circus, museumbezoek enzovoort. Zij richten zich vooral op e-cultuur, populaire cultuur, popconcerten en bioscoopbezoek, hoewel ook hier een terugval merkbaar is. Dat is ook logisch, want je kunt zowat alles downloaden, legaal en vooral ook illegaal. Bovendien geven respondenten aan dat hun participatie inzake museumbezoek en niet-klassieke concerten, eerder op incidentele wijze tot stand kwam.
De participatiecijfers inzake lokaal cultuurbeleid dalen. Voor bibliotheken concluderen de onderzoekers het volgende: “Het cultuurbeleid dat zich de laatste tien jaar tot doel had gesteld de sociale drempels tot de bibliotheek te verlagen blijkt weinig succesvol wat betreft het bibliotheekbezoek. Mannen en lager geschoolden blijven de grote afwezigen in de bibliotheek.” Enig lichtpunt zijn het stijgend aantal jongeren dat de bibliotheek bezoekt, al dan niet samen met de ouders. Voor cultuurcentra zijn de dalende participatiecijfers toe te schrijven aan een afhakend, vergrijzend, hoog opgeleid publiek, dus de blanke opgeleide medior, dat onvoldoende wordt aangevuld met jonge generaties. Het cultuurlandschap is gelaagd in Vlaanderen, daarom is die trend toch wel zorgwekkend. Cultuurparticipatie start natuurlijk op lokaal niveau. Het cultuurcentrum of gemeenschapscentrum en bibliotheek van de toekomst zullen moeten inspelen op deze trends om meer een ontmoetingsfunctie te hebben, open huizen te zijn waar allerlei zaken naast ontlenen of lezen kunnen plaatsvinden.
Een volgend element zijn de praktische drempels, zoals tijdsgebrek, informatiedrempels en zelfs financiële drempels. Die zijn er nog, maar we horen nu meer het argument van gewoonweg desinteresse om niet te participeren. Uiteraard zijn er praktische drempels, zoals de openingsuren en dergelijke, maar als respondenten beweren dat ze in het cultuuraanbod hun gading niet vinden, dan zullen de haren van de cultuurprogrammatoren wel recht komen te staan. De sector weigert te geloven dat er niet voor ieder wat lekkers is.
Informeren over het aanbod gebeurt ondertussen op grote schaal. De vraag is nu: is er keuzemoeheid? Begrijpt men het aanbod niet of is er werkelijk een kloof in de leefwereld van de cultuurconsumenten en de respondenten die zeggen dat ze niet participeren wegens desinteresse?
Verder brengt de survey voor het eerst enkele evoluties in kaart. Een aantal verklarende variabelen worden survey na survey bevestigd. We weten dat de opleidingsgraad een positief effect heeft op de cultuurparticipatie en dat financiële of sociale drempels blijven bestaan. De conclusie dat het culturele milieu waarin men opgroeit, een blijvende invloed heeft op cultuurparticipatie, is weinig verrassend.
Minister, hoewel we nog verder een ruimer debat zullen hebben, toch al enkele vragen. Hoe beoordeelt u de resultaten en de cijfers uit de Participatiesurvey 2014, voornamelijk die met betrekking tot cultuurparticipatie? Zijn er al conclusies die u zult meenemen in uw beleid? Bent u van mening dat er nieuwe initiatieven moeten komen in het beleid?
U had het al over het cultuureducatiepact. Dat wekte mijn nieuwsgierigheid, en waarschijnlijk niet van mij alleen. Ik vind dat een heel mooi woord. Kunt u al een tip van de sluier oplichten of wat meer concreet zijn over wat u daarmee bedoelt? Wat wenst u daarmee te verwezenlijken?
In Vlaanderen promoten wij zowat alles: ham, varkensvlees, melk, zuivel, groenten, fruit, bier en dergelijke meer. Ik vind dat allemaal fantastisch, ik ben daar grote voorstander van. Maar voor onze cultuur zetten we nooit een campagne op poten. We gaan nooit onze cultuur erg promoten. Het is nochtans ook een exportproduct en een belangrijk kwaliteitsproduct. Hoe bekijkt u een dergelijk voorstel? In die andere campagnes zal de overheid een partner zijn, maar ook vanuit andere sectoren wordt een budget bijeengebracht om die campagnes te ondersteunen. In het regeerakkoord wordt een campagne aangekondigd voor het boek. Misschien kan dat een eerste start zijn.
De openbare omroep speelt een belangrijke rol inzake cultuurparticipatie. Dat wordt vermeld in de beheersovereenkomst bij de algemene principes voor de openbare omroep. Er moet aandacht zijn voor diverse culturele domeinen. Ik weet dat Ketnet wel inspanningen doet, maar ik denk bijvoorbeeld aan kindertheather, een catchy opera die hip is of wat dan ook. Ik denk wel dat daar een vraag voor kan bestaan. Ik heb dan niet enkel over de, vergeef me het woord, grote cultuur, maar over alle vormen van cultuur. Ik heb er geen probleem mee dat men ook schlagers uitzendt of andere vormen van cultuur. Ik heb daar allemaal geen enkel probleem mee.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik zal antwoorden zoals ik dat altijd doe. Ik zal me wel een beetje moeten inhouden, want elke alinea weerspiegelt ongeveer een apart antwoord. Daarom is het goed dat we het debat op basis van deze zeer nuttige survey uitbenen in een latere commissievergadering. Ik geef u toch al een eerste aantal zaken.
De resultaten en de cijfers uit de Participatiesurvey 2014 houden ons opnieuw een spiegel voor wat cultuurparticipatie in Vlaanderen betreft. Enerzijds is dat bevestigend: het versterkt wat we al wisten. Op zichzelf is dat op een aantal punten goed. Anderzijds zijn er toch een aantal zaken die verschuiven of die ons verrassen.
Hoewel kunst- en cultuurparticipatie grosso modo stabiel blijven, mogen we toch concluderen – na drie edities van de survey – dat de kloof tussen participeren en niet-participeren en de verklarende mechanismen zoals de sociaal-economische situatie en het opleidingsniveau groter wordt. Die stijgende kloof verdient de nodige aandacht. Ik ben er echter van overtuigd dat deze dualisering niet alleen een effect heeft op cultuurparticipatie, maar dat dit een maatschappelijke tendens is die breder moet worden aangepakt.
Ik deel uw bezorgdheid over het lokale niveau. Inderdaad, participatie begint vaak – om niet te zeggen altijd – onder de kerktoren. Het is zeker niet de bedoeling om dat lokale niveau los te laten. Met het traject lokale monitoring zal ik het lokale niveau blijven volgen met het oog op beleidsondersteuning. Die monitoring moet ook toelaten om bij te sturen waar wenselijk en nodig. Daarnaast startte ik een traject voor een regionaal cultuurbeleid dat nieuwe mogelijkheden en stimulansen moet bieden op regionaal niveau.
Ik wijs eveneens op het belang van het sociaal-cultureel werk en de impact ervan op het lokale niveau. Het nieuwe beleidskader voor sociaal-cultureel werk kan misschien nog sterker inzetten op die lokale impact. Ik zeg dit voorwaardelijk zonder voorafname op het traject dat voor het nieuwe decreet Sociaal-Cultureel Werk loopt.
De Participatiesurvey geeft ons in elk geval een beeld van de waarde en betekenis van het sociaal-cultureel werk, uitgedrukt in termen van sociaal kapitaal en burgerzin, maar suggereert tegelijk dat deelname aan het sociale en culturele leven de segregatie in de huidige samenleving weerspiegelt en mogelijk zelfs onbedoeld in stand houdt. Ik ga in elk geval met het oog op gewijzigde of nieuwe beleidsmaatregelen de resultaten van de survey mee in ogenschouw nemen.
Er was ook een vraag over het cultuureducatiepact. Cultuureducatie heeft een sterke invloed op participatiegedrag. Jong geleerd is oud gedaan, dat geldt evenzeer voor cultuurparticipatie. Daarom ben ik al enkele maanden met de minister van Onderwijs bezig aan een gesprek om de samenwerking tussen Cultuur en Onderwijs te versterken. Beide administraties werken momenteel aan een voorstel, en dat is nakend.
In het voorjaar van 2016 zal de administratie mij eveneens de analyse van de zelfevaluatie van de ExpertiseNetwerken Cultuureducatie (ENCE’s) bezorgen, vergezeld van aanbevelingen met betrekking tot het faciliteren van samenwerking tussen partners uit de onderwijs-, cultuur- en jeugdsectoren. Hier kunnen we zeker een apart debat aan wijden. Daar zal binnenkort nog nieuwe informatie over beschikbaar zijn.
Voor het jonge kind wil ik de samenwerking met Welzijn stimuleren. Het jonge kind kwam tot nog toe op vlak van cultuureducatie minder in beeld. Ook daar wil ik deze legislatuur werk van maken. Ik werk niet alleen met de collega van Welzijn samen, maar ook met die van Nederland en Nordhrein-Westfalen om aan informatie- en beleidsuitwisseling te doen. Dat zal onze kennis en initiatieven zeker verdiepen.
De campagne voor het boek wordt wel degelijk in 2016 opgestart, ook met steun van de Vlaamse overheid. Ik verwacht hierover een voorstel van Boek.be. Ik heb nog eens contact met hen opgenomen. We stonden vorig jaar ook al klaar om hen te ondersteunen en dat engagement is niet verdwenen. Dit kan mogelijk een start zijn voor een bredere campagne voor cultuur. To be continued.
Cultuurcommunicatie en -promotie zijn belangrijk. Met CultuurNet vzw zal ik in de loop van 2016 de lopende beheersovereenkomst evalueren en een nieuwe voor de periode 2017-2021 voorbereiden. We hadden gisteren in de commissie Brussel een interessant debat naar aanleiding van de vraag van de heer Poschet over de vrijetijdspas Paspartoe in Brussel. Dat waaierde dan wat uit naar de UiTPAS in het algemeen. Ik stel voor dat we dit debat in de komende weken al voeren. We moeten niet wachten tot in het najaar op de beheersovereenkomst. CultuurNet heeft nu al ervaring in steden en gemeenten. Ze kunnen misschien de stand van zaken met ons delen. Dit kan de commissieleden toelaten om mee te denken over wat er moet gebeuren in de toekomst. Mevrouw Idrissi deed gisteren al de suggestie om niet te wachten tot het hele Vlaamse grondgebied zou deelnemen aan de UiTPAS, maar ook al de inwisselbaarheid ervan tussen gemeenten te bekijken.
Zoals u weet, is de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT een feit. De verankering van aandacht voor cultuur bij de VRT was nog nooit zo sterk. Ik durf dat te zeggen omdat het zo is. Om de twintig jaar bepaalt het toeval dat een minister van Cultuur ook die van Media is. We moeten daarvan gebruikmaken. We hebben dit gedaan, niet alleen met algemene beginselen in de overeenkomst, maar ook met een aantal concrete zaken zoals één cultuuritem per journaal per dag. Dat is een duidelijke vooruitgang die cultuurparticipatie kan stimuleren. Ik stel voor dat we dat debat in de komende tijd ook in de breedte voeren. Ik bevestig daarmee de rol van de openbare omroep als cultuurpromotor voor, inderdaad, heel diverse culturele domeinen en sectoren.
Het spijt me dat dit een algemeen en daardoor nogal synthetisch antwoord is. Achter de verschillende alinea’s zitten wel wat dingen verscholen die de komende maanden hun beslag zullen krijgen. 2016 is het jaar van de waarheid. In het kader van de bredere discussie over de survey stel ik voor om het debat dan grondig te voeren. Dat is misschien wel het belangrijkste debat in deze commissie tijdens deze legislatuur. Wie weet…
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, er zit zeker iets lekkers in uw antwoord. De campagne voor het boek zal starten in 2016. Ik kijk daarnaar uit. Mijn eerste wens is daarmee vervuld. U ziet dat een kinderhand snel gevuld is.
We hebben ingezet op de UiTPAS, maar dat is niet alleenzaligmakend. Het zal vooral afhangen van het lokale beleid. Mensen in kansarmoede of die weinig opleiding hebben genoten, moet je letterlijk begeleiden tot aan de drempel van de bib of het cultuurcentrum want die stap is ontzaglijk groot. Dit moet gebeuren door lokale organisaties.
U praat met minister Crevits om een en ander te faciliteren. Voor het jonge kind kan ook Kind en Gezin daarin een rol spelen. In consultatiebureaus wordt ‘Boekbaby’s’ al gepromoot. Ook de medische sector kan daarin een rol spelen. Tegen elke ouder zegt de arts dat men moet gaan zwemmen met het kind of ermee moet spelen. Misschien kan die arts ook zeggen dat ouders met hun kind naar de bib of het kindertheater moeten gaan.
De participatie is ongeveer 75 procent. Ondanks het Participatiedecreet en het feit dat daar heel veel op is ingezet, ook door vorige ministers, zien we daar toch niet meteen de weerslag van. We moeten dan toch ook nagaan of we de middelen wel goed inzetten. Ondanks de inspanningen worden bepaalde doelgroepen nog altijd niet bereikt.
Ik kijk uit naar het debat ten gronde dat we zullen voeren. Hopelijk zien we dan in de volgende survey dat er progressie is gemaakt in het bereiken van die doelgroepen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, ik kijk uit naar het plan dat samen met Onderwijs is ontwikkeld. Het klopt dat jong geleerd, oud gedaan is. Jongeren die op latere leeftijd naar het theater gaan, zijn veelal jongeren die daar, toen ze nog jong waren, van thuis uit al naartoe gingen.
De realiteit is dat een heel groot percentage jongeren daar niet of te weinig mee in contact komt. Een van de problemen is dat er door verschillende scholen uitstappen worden georganiseerd naar theaters en musea als buitenschoolse activiteit. De jongeren die daaraan deelnemen, zijn echter dezelfde jongeren van wie de ouders het belangrijk vinden dat ze eraan deelnemen. Je vist dus opnieuw in dezelfde poel in plaats van het verder te verbreden, hoewel het fantastische initiatieven zijn, daar wil ik niets van afdoen. We moeten er extra op inzetten. Een goede samenwerking tussen cultuur en onderwijs kan daartoe een bijdrage leveren.
Daarnaast denk ik aan de werking van de verschillende musea, maar ook andere instellingen zoals Netwerk in Aalst, dat een uitgebreide werking heeft voor jongeren om cultuur begrijpelijker te maken. Ze slaan een brug tussen de leefwereld van de jongeren en de culturele wereld. We moeten nagaan hoe we dat verder kunnen versterken en die instellingen kunnen helpen om daar verder initiatieven in te nemen.
De heer Meremans haalde ook het lokale cultuurbeleid aan. Lokaal cultuurbeleid is inderdaad heel belangrijk. Cultuur gaat inderdaad verder dan het hoge culturele. Op welke manier krijg je die cultuur binnen in de leefwereld van die mensen? Hoe maak je dat toegankelijker? Een mooi voorbeeld daarvan is Cirk! in Aalst. Ik raad elke aanwezige collega aan om daar in de zomer eens naartoe te komen. We hebben, anders dan Dendermonde, niet alleen door de UNESCO erkend cultureel erfgoed. Dendermonde heeft een paard, maar wij hebben carnaval, en we hebben trouwens ook een paard. Dat paard van Dendermonde heeft niet al te veel. (Gelach)
Ik raad jullie echt aan om dit mooie initiatief eens te komen bekijken. Het zorgt ervoor dat jongeren op een heel toegankelijke manier worden betrokken bij circus, theater en straattheater. We zouden in dialoog moeten treden met de lokale besturen om dat verder te ondersteunen. Dat betekent niet altijd geld. Soms betekent het ook best practices en ideeën delen. In de politiek gaat het altijd over geld als we over ondersteunen spreken, maar daar gaat het niet altijd over. Het lokale niveau heeft soms zelf het geld om dat te doen, maar misschien niet altijd de ideeën. Misschien moeten we dat en de samenwerking tussen gemeenten dus ondersteunen.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik heb begrepen dat u nog niet helemaal zegt wat u wilt zeggen, maar dat u wilt wachten op de hoorzitting in het parlement. Ik betreur dat deze vraag om uitleg vandaag wordt behandeld. Het is niet netjes naar de onderzoekers. Als je in normale omstandigheden zegt dat je een hoorzitting gaat organiseren, dan nodig je de onderzoekers uit en laat je hen het onderzoek voorstellen. Dan heb je daar een debat over in de commissie en kan de minister zijn uitleg geven en zijn visie uiteenzetten.
Minister, ik ga ervan uit dat u uw werk nog eens zult komen doen na de hoorzitting. Ik neem al enkele interessante pistes waar, maar we moeten het debat voeren tijdens de hoorzitting en ik zal daar dus niet verder op ingaan.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, u hebt aangegeven dat er in het komende jaar heel veel werk op de plank ligt. Ik hoop dat we de hoorzitting zo snel mogelijk kunnen plannen. Minister, u zei dat het goed is om eerst een grondige analyse te maken van wat de survey heeft opgeleverd, zodat we daarmee aan de slag kunnen gaan en er een antwoord op kunnen geven. Ik ben blij dat u bent ingegaan op de kracht en de meerwaarde van het sociaal-cultureel werk. Een van de positieve gegevens die uit de survey kwam, was het engagement van de vrijwilligers en vooral van de jongeren, die een groter vrijwillig engagement opnemen.
Laat ons eerst de hoorzitting afwachten en stap voor stap proberen antwoorden te geven en zoeken naar verbeteringen.
Er staat al veel informatie op de website van het steunpunt. Daar kun je de presentaties van de studiedag bekijken. Die zijn interessant. Ik heb gisteren ook de rapporten gekregen, maar laten we straks bij de regeling der werkzaamheden afspreken hoe we dit doen.
Internationaal komen we er niet fantastisch, maar ook niet bekaaid uit. Welke decreten we ook maken, mirakels bestaan niet. Het is altijd een klein beetje bouwen aan een ontwikkeling. Misschien zit de wind soms wat tegen, en kun je minder kilometers afleggen dan je hoopte. Bij het fietsen is dat net zoals bij cultuurparticipatie. Als we het daarover eens zijn, weten we ook dat we nooit 100 procent van die wensen zullen bereiken. Misschien vermijd je met een kleine achteruitgang een sterkere achteruitgang.
De vrijetijdscultuur verandert, dat speelt allemaal mee. Laat ons de inspanningen voor de bevordering van de cultuurparticipatie in Vlaanderen evalueren als dat moet. We moeten ook beseffen dat er al belangrijke stappen zijn gezet, maar dat mirakels niet bestaan. Ik had er wel op gehoopt, want ik heb zelf vijftien jaar mee getimmerd aan allerlei initiatieven, maar de resultaten zijn ook niet altijd bevredigend geweest.
Investeren in kinderen in schoolverband is een tijd niet hip geweest omdat het wat dwingend is. Je bereikt de kinderen in schoolverband allemaal, maar ze moeten ook wel. Als we allemaal wiskunde moeten leren, moeten we ook allemaal kennis kunnen nemen van diverse vormen van cultuuruitingen. Daar wordt het meeste effect mee bereikt. Je kunt zeggen dat het thuismilieu de dominante factor is, maar als overheid heb je dat niet in de hand. Met het schoolmilieu kun je veel samen doen, en daar moeten we prioritair op inzetten, want dat heeft het meest directe en langdurige effect.
De vraag om uitleg is afgehandeld.