Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Croo heeft het woord.
Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) heeft voor het eerst in kaart gebracht wat individuele ziekenhuizen doen om de infecties terug te dringen. Het publiceerde een score voor 105 ziekenhuizen in België. De indicatoren waarnaar gepeild werden, zijn de volgende: heeft de instelling een strategisch plan tegen besmettingen, wordt er personeel voor vrijgemaakt, wordt er in opleidingen voorzien en wordt het aantal infecties goed bijgehouden en gescreend?
De ziekenhuizen in Vlaanderen scoren gemiddeld beter dan die in Brussel en Wallonië. De mindere scores situeren zich hoofdzakelijk op het vlak van de registratie van de infecties. De ziekenhuizen zijn vaak niet in staat om precieze cijfers met betrekking tot de infecties in hun structuur te geven. 52 procent van de ziekenhuizen heeft een systeem voor de bewaking van postoperatieve wondinfecties, maar toch rapporteren slechts dertien ziekenhuizen cijfers aan het WIV. Hoeveel patiënten een infectie oplopen na een operatie wordt onvoldoende bijgehouden en er wordt onvoldoende onderzocht wat ziekenhuizen preventief kunnen doen om infecties te vermijden bij het aanbrengen van een katheter. Het grootste risico situeert zich hoofdzakelijk op intensieve zorg, terwijl de ziekenhuizen dit te weinig opvolgen.
Ondanks de inspanningen van de ziekenhuizen – bijvoorbeeld te zien in een daling van de besmettingen met de MRSA-bacterie (methicillineresistente Staphylococcus aureus) – blijven de sterfgevallen na nosocomiale infecties in ons land veel te hoog. Jaarlijks lopen in ons land tussen de 110.000 en 130.000 patiënten een besmetting op, wat resulteert in 3000 sterfgevallen. Er wordt ook nog steeds te veel antibiotica toegediend, waardoor verzwakte patiënten meer vatbaar zijn voor bijkomende infecties en waardoor meer resistente bacteriestammen kunnen ontstaan.
Om de strijd tegen deze nosocomiale infecties kracht bij te zetten, dienen de ziekenhuizen het strategisch plan voor ziekenhuishygiëne in hun globaal strategisch plan te integreren.
Ten slotte zijn de gegevens die door het WIV zijn verzameld in het kader van dit rapport afkomstig van de ziekenhuizen zelf en worden zij niet door een externe organisatie geverifieerd. Om de betrouwbaarheid van de informatie en dus de geloofwaardigheid van de resultaten te garanderen, raadt het WIV de gezondheidsautoriteiten dan ook aan om de gegevens van de ziekenhuizen aan een extern controlesysteem te onderwerpen.
Minister, hoe staat u tegenover de aanbevelingen van het WIV? Zult u in de toekomst de resultaten van de gegevens, verzameld door de ziekenhuizen zelf, onderwerpen aan een externe controle? Op welke manier zult u in de toekomst de inspecties om deze nosocomiale infecties te voorkomen, organiseren?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, het WIV beveelt aan, om de betrouwbaarheid van de informatie en dus de geloofwaardigheid van de resultaten te garanderen, de gegevens van de ziekenhuizen aan een extern controlesysteem te onderwerpen. Er is in de eerste plaats het Vlaams Indicatorenproject, dat in 2016 verankerd wordt in een Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg. De bedoeling van dit project is om de kwaliteit van een ziekenhuis in beeld te brengen aan de hand van goed uitgekozen parameters.
Twee indicatoren hebben betrekking op ziekenhuishygiëne, namelijk de implementatie van handhygiëne en de incidentie van de MRSA-sepsis. Dit is een infectie in de bloedbaan met een bacterie, Staphyloccocus aureus genaamd, die niet meer gevoelig is voor het antibioticum methicilline.
Hoewel de deelname aan dit project op vrijwillige basis is, is de ziekenhuisparticipatie bijna 100 procent. Sommige ziekenhuizen maken deze en andere indicatoren al bekend op hun website. Nog dit jaar zullen de resultaten van deze meting op de centrale website www.zorgkwaliteit.be worden geplaatst en aldus ook transparant worden gemaakt voor de bevolking.
De Vlaamse overheid heeft ervoor gekozen uit te gaan van het concept van vertrouwen, eerder dan controle. Met het oog op het realiseren van een zo kwalitatief mogelijke hulpverlening, stimuleren we de organisaties op het terrein tot zelfevaluatie. Zelfevaluatie biedt organisaties de kans tot benchmarking, zijnde de eigen processen en resultaten systematisch vergelijken met die van andere, soortgelijke organisaties. Op basis van die inzichten kunnen organisaties van elkaar leren.
Ook bij inspecties wordt de nadruk gelegd op zelfcontrole – de Zorginspectie bevraagt nu ook de zelfevaluatie van het ziekenhuis – en wordt er gewerkt met risicogestuurde inspecties.
Hygiëne wordt ook door de Zorginspectie als een cruciaal thema aanzien. Daarom werd dit als inspectiethema gekozen tijdens de twee eerste zorgtrajecten, namelijk het chirurgisch en het internistisch, in de algemene ziekenhuizen.
Voor een sterk controlerende overheid ontbreekt de capaciteit, aangezien er volgens het regeerakkoord een substantiële inkrimping van de personeelscapaciteit is afgesproken. Meer controle betekent ook nood aan meer mensen om die controles uit te voeren.
Ik som voor u de recente verwezenlijkingen en concrete plannen van de Zorginspectie in de algemene ziekenhuizen op. Sinds enkele jaren hanteert de Zorginspectie een nieuw toezichtmodel in de algemene ziekenhuizen, waarbij wordt gefocust op verschillende zorgtrajecten. Een eerste inspectieronde werd uitgevoerd tussen maart 2013 en februari 2014 en focuste op het zorgtraject van de chirurgische patiënt, met name op het traject dat een chirurgische patiënt kan volgen in een ziekenhuis en op de daaraan gekoppelde risico’s.
De inspectie spitste zich daarom toe op het operatiekwartier en de recovery, de centrale sterilisatieafdeling, het chirurgisch dagziekenhuis en de heelkundige afdelingen. Tijdens deze inspectieronde was hygiëne een van de onderzochte thema’s. In het voorjaar 2014 publiceerde de Zorginspectie het beleidsrapport met betrekking tot het chirurgisch zorgtraject. U kunt dat terugvinden op onze website.
Ik citeer uit dit beleidsrapport de belangrijkste conclusies van de Zorginspectie met betrekking tot hygiëne: “Wat betreft de individuele hygiënische aspecten – handhygiëne, chirurgische handontsmetting, het zich houden aan kledijvoorschriften op een operatiekwartier of sterilisatieafdeling – zijn de cijfers die we kunnen voorleggen op basis van onze inspecties vrij goed. Alleen artsen, die in dezen een voorbeeldfunctie zouden moeten opnemen, scoorden beduidend slechter dan alle andere medewerkers van het ziekenhuis. Zo’n 20 procent van hen vertoonde inbreuken tegen de basisvoorwaarden voor een correcte handhygiëne, wat risico’s inhoudt op het vlak van de verspreiding van infecties naar patiënten en andere medewerkers. Ten aanzien van deze beroepsgroep zijn extra acties nodig om dit gedrag aan te pakken, bovenop de algemene maatregelen om handhygiëne blijvend onder de aandacht te brengen bij alle medewerkers in de zorgsector.”
Verder schreven ze: “De cultuur op het vlak van hygiëne bleek in de meeste ziekenhuizen goed te zijn, al waren er een paar uitschieters in negatieve zin: te beperkt gebruik van mondneusmaskers, het open laten staan van deuren en dat soort zaken.”
Ik vervolg met een derde citaat: “De infrastructuur, zowel voor het gewoon wassen van de handen als voor het chirurgisch ontsmetten ervan, bleek over het algemeen goed tot zeer goed in de ziekenhuizen. Alleen het materiaal om preoperatief te ontharen is op veel plaatsen nog niet aangepast aan de huidige richtlijnen, maar hier is de omschakelingsoperatie volop aan de gang.”
Het laatste citaat luidt als volgt: “Rond sterilisatie is de voorbije jaren een grote verbetering gerealiseerd. Er blijft vooral op de volgende vlakken nog ruimte voor verbetering: sterilisatiemethodes die onvoldoende garantie geven dat de eindproducten steriel zijn tot op het moment van gebruik en die beter uit de ziekenhuizen worden geweerd, kwamen nog regelmatig voor, 20 procent van de autoclaven werden het voorbije jaar niet gevalideerd; de meeste hiervan stonden in een operatiekwartier en werden niet zo frequent gebruikt; op ongeveer 20 procent van de toestellen worden de drie belangrijkste procescontroles – wekelijkse vacuümlektest, dagelijkse stoompenetratietest en controle van fysische parameters bij iedere cyclus – niet steeds uitgevoerd; de controlesystemen die momenteel gehanteerd worden met betrekking tot de vervaldata blijken niet overal sluitend, aangezien in de helft van de bezochte campussen een of enkele vervallen pakketten werden gevonden in de bergruimten; een traceersysteem van het gebruikte chirurgische materiaal tot op patiëntniveau blijkt slechts in een minderheid van de ziekenhuizen voorhanden te zijn.”
De Zorginspectie staat in voor de vaststellingen. Zeer risicovol gedrag wordt gedefinieerd als een ‘rood knipperlicht’. Daarvoor wordt een tweede inspectie georganiseerd. In alle ziekenhuizen bleken tijdens die tweede checks alle rode knipperlichten te zijn weggewerkt. De rapporten van de Zorginspectie dienen om de ziekenhuizen aan te zetten tot verbetering en de betrokken administratie, in dit geval het Agentschap Zorg en Gezondheid, elementen te geven voor de beleidsvoering.
Sinds januari 2015 lopen de inspecties van het tweede zorgtraject, met name het internistisch zorgtraject. Ook in dit tweede zorgtraject werd hygiëne als een van de hoofdthema’s van de inspectieronde gekozen, waarbij in het bijzonder wordt ingezoomd op handhygiëne, infrastructuur van vuile bergingen – het onderscheid tussen reine en onreine zones – en kamers met sas op de intensieve zorgen. Na afloop van deze inspectieronde begin volgend jaar zal opnieuw een beleidsrapport met de belangrijkste bevindingen worden opgemaakt en gepubliceerd op de website van de Zorginspectie.
Voor wat betreft de preventie van infecties heeft elk ziekenhuis ook een team Ziekenhuishygiëne en een Comité voor Antibioticabeleid. Ziekenhuizen moeten verplicht over een team Ziekenhuishygiëne beschikken. Dat team heeft als opdracht om ziekenhuisinfecties te voorkomen, op te volgen en te bestrijden. Bij heel gecompliceerde gevallen treedt de overheid op totdat alles weer onder controle is.
Ziekenhuizen moeten ook verplicht over een Comité voor Antibioticabeleid beschikken. Dit comité ziet erop toe dat antibiotica correct worden voorgeschreven. Want onoordeelkundig gebruik van antibiotica werkt de ontwikkeling van de meest gevreesde ziekenhuisinfecties, namelijk die met resistente bacteriën, in de hand.
Voor de secundaire preventie is het OST MDRO (Outbreak Support Team voor Multi-Drug Resistente Organismen) opgericht. Het OST heeft als doel uitbraken van MDRO in zorgvoorzieningen in te dijken en te beheersen via, afhankelijk van de situatie, verschillende actieniveaus: inzichtelijke ondersteuning van zorgvoorzieningen, sturing van voorzieningen, interventies ter plaatse en, indien nodig, handhaving.
Ten slotte wil ik opmerken dat, zoals u wellicht weet, verreweg de meeste Vlaamse ziekenhuizen vrijwillig in een accreditatieprocedure zijn gestapt. Ook daar wordt dat thema uiteraard grondig onder de loep genomen.
Mevrouw Croo heeft het woord.
Ik denk dat de controle wel goed gebeurt, maar ik vermoed dat de zwakke schakel het antibioticabeleid is. Gisteren nog viel het boekje van het UZ Gent in mijn bus, waarin wordt gemeld dat de preventie en hygiëne in de ziekenhuizen ongelooflijk sterk is verbeterd, maar dat de multiresistentie van de bacteriën sterk in opmars is. De antibiotica die we innemen, maar ook de antibiotica die in de veestapel wordt toegediend, maakt ons vatbaarder voor infecties.
De heer Bertels heeft het woord.
Ziekenhuisinfecties zijn een belangrijk aandachtspunt van ons gezondheidszorgbeleid. We moeten goed omschrijven waarover we het hebben. Het WIV is een federale instelling. U verwees terecht naar de zorgtrajecten die worden doorlopen. Het VIP-kwadraatproject – waarbij VIP staat voor Vlaams Indicatorenproject –, zoals dat in het jargon wordt genoemd, beoogt het vrijwillig meten van de kwaliteit door de ziekenhuiskoepels en de hoofdgeneesheren. Mijn vraag is: wat gebeurt er wanneer het rode knipperlicht ook na de tweede inspectie blijft branden? Overweegt u om ziekenhuizen te sensibiliseren om vrijwillig in te stappen in het indicatorenproject waarbij de ziekenhuizen zelf een of meerdere domeinen kunnen kiezen uit de zes die beschikbaar zijn, en hen stimuleren om daarbij meerdere indicatoren betreffende hun klinische processen tegen het licht te houden? Vertrouwen schenken en zelfevaluatie lijken me een goede zaak. En hoe ziet u de inpassing in een accrediteringstraject? Wordt dat een verplichting, of moet men gewoon accrediteren?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Een goede registratie is het begin van elke aanpak, nadien volgt remediëring en de opvolging ervan. Het overmatig gebruik van antibiotica is in ons land een groot probleem. Uit een onderzoek van de Universiteit Antwerpen, waaraan 68 ziekenhuisentiteiten vrijwillig meewerkten, blijkt dat de resultaten sterk variëren. Er zijn ziekenhuizen waar slechts 3 procent van de patiënten antibiotica krijgt voorgeschreven, maar er is er ook eentje waar 52 procent van de patiënten antibiotica krijgt. De Belgische commissie die het antibioticabeleid coördineert, stelde een beleidsplan op waarin concrete targets staan. Die moeten ten laatste in 2019 door elk ziekenhuis worden gehaald. Per therapie of ingreep wordt de duur van de inname en de soort van de antibiotica voorgeschreven. Het is dus van belang dat naast de registratie van nosocomiale infecties ook zeer goed het gebruik van antibiotica wordt gemonitord. Zoals voor vele dossiers het geval is, is het dus zo dat ook hiervoor een goede samenwerking met de federale overheid nodig is.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Soms krijg ik hier een déjà vu, met vragen die ook al enkele maanden geleden zijn gesteld. U moet dan de antwoorden maar herhalen, minister. Dat geldt ook voor de vragen over ziekenhuizen en het antibioticagebruik en zo. Hier is terecht gesproken over het antibioticagebruik in de landbouwsector. Hebt u daarover al overlegd met de minister van Landbouw? Ook op Europees vlak is er een evolutie wat betreft het gebruik van antibiotica in de veeteelt. Is daarover al overlegd?
De heer Persyn heeft het woord.
Ik sluit me aan bij die laatste vraag, die ook al eerder is gesteld. Het blijkt immers dat bij 40 procent van de varkens MRSA’s worden aangetroffen. Voorts wil ik meegeven dat MRSA staat voor Methicilline Resistente Staphylococcus Aureus , en ‘aureus’ slaat op goud. Het woord slaat in dit verband op de gele etter die opduikt bij de krentenbaard. Dat wou ik toch even meegeven.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik zal contact opnemen met de collega bevoegd voor de landbouw. ‘Health is in all policies’, en nu zullen we daar ook het landbouwbeleid bij betrekken. De samenwerking met het federale niveau is alleszins aangewezen. Het vereist dat onze diensten en ook wij de nodige discipline opbrengen om daarvan werk te maken. Voorts vereist dat van het federale niveau enig respect voor het VIP-kwadraatproject – en daar wil ik het bij houden.
Het is niet de bedoeling om de accreditering op Vlaams niveau verplicht te maken. Wel is afgesproken dat wie in het accreditatieproces stapt, een minder zware vorm van toezicht vanwege de Zorginspectie krijgt. De sensibilisering van ziekenhuizen om zo veel mogelijk indicatoren te meten, zal nu nog niet gebeuren, al kan dat in de toekomst wel het geval zijn. Het eerste wat nu moet gebeuren is de verduurzaming van het VIP-kwadraatproject en ervoor zorgen dat datgene wat de ziekenhuizen aanleveren en op de centrale website moet worden ingebracht, wordt opgepikt. Dat vereist extra personeel, en daarvoor is in de begroting voor 2016 in middelen voorzien. Daartoe moet het Mozaïekdecreet worden goedgekeurd. Zo kunnen we een dynamiek ontwikkelen die ervoor zorgt dat naast de ziekenhuizen ook andere zorgsectoren aansluiting vinden.
Ik kan daar weinig aan toevoegen. Het klopt dat een samenwerking met de federale overheid erg belangrijk en hoogdringend is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.