Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, deze vraag sluit een beetje aan bij de vraag van mevrouw Saeys over de consultatiebureaus van Kind en Gezin. Ze handelt over een dreigend tekort aan artsen binnen de CLB’s maar mogelijk ook binnen de consultatiebureaus.
Elk jaar nemen duizenden jongeren deel aan het toelatingsexamen voor arts en tandarts. Wie slaagt, kan binnen de opleiding geneeskunde verschillende richtingen uit. Kiest men voor algemene geneeskunde of voor een specialisatie? Er is veel keuze, maar de ambitie om later schoolarts te worden, leeft bij bitter weinig dokters in spe. Binnen de CLB’s staan de schoolartsen in voor algemene preventieve medische onderzoeken en voor het toedienen van vaccinaties aan scholieren. Uit een masterscriptie van een studente aan de Universiteit Antwerpen blijkt echter dat er zich de laatste 5 jaar slechts 68 studenten inschreven voor de opleiding jeugdgezondheidszorg en maar liefst de helft haakte op korte termijn af. Amper 31 van hen behaalde uiteindelijk het diploma. Wie wel aan de opleiding begint, doet dat volgens de onderzoekster om te kunnen werken met kinderen en jongeren, alsook omwille van een mogelijk vlottere combinatie werk-gezin. Ook de objectieve werkvoorwaarden die een aanstelling in de publieke onderwijssector biedt, spelen een rol. Anderzijds ondervond de onderzoekster dat CLB-artsen een tekort ervaren aan waardering, ruimte en mandaat. Ze vinden hun takenpakket vaak te beperkt en niet in verhouding tot de tweejarige verplichte opleiding. Bovendien voelen de artsen zich door de veelheid aan wettelijk verplichte onderzoeken verhinderd om hun expertise te kunnen aanwenden om ook bredere en maatschappelijke problemen bij de jongeren aan te pakken. Er wordt een tekort van 100 dokters voorspeld voor de volgende 10 jaar.
Ook bij de consultatiebureaus van Kind en Gezin hebben artsen een belangrijke rol te vervullen bij het toedienen van vaccinaties aan jonge kinderen en bij de preventieve medische onderzoeken. Kind en Preventie werkt zo samen met meer dan 70 bediende-artsen en ruim 400 artsen op zelfstandige basis. Ze zijn voortdurend op zoek naar nieuwe artsen –zij het als bediende, zij het op zelfstandige basis – om samen met de verpleegkundige en de vrijwilligers de dienstverlening te verzorgen op de consultatiebureaus en op de prenatale steunpunten. Een specialisatie in de jeugdgezondheidszorg of pediatrie is voor deze artsen geen verplichting, maar wel een pluspunt.
Minister, bestaat er momenteel in Vlaanderen of in bepaalde regio’s ook een tekort aan artsen werkzaam bij de consultatiebureaus van Kind en Gezin? Zo ja, in welke regio’s? Welke implicaties heeft een eventueel tekort op de onderzoeken en vaccinaties? Hoeveel artsen zijn er momenteel werkzaam in vast dienstverband en op zelfstandige basis? Als er tekorten zijn, kan een taakuitzuivering dan een oplossing bieden? Welke maatregelen plant u om het beroep van arts verbonden aan een CLB of aan een consultatiebureau aantrekkelijker te maken?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Kind en Gezin en de organiserende besturen van de consultatiebureaus rekruteren uit jeugdgezondheidsartsen, kinderartsen en huisartsen. Het stijgend aantal kandidaten voor het artsenexamen en het stijgend aantal huisartsen van de laatste jaren, heeft ertoe geleid dat er minder structurele tekorten zijn, met uitzondering van specifieke situaties zoals West-Vlaanderen en De Kempen.
Occasioneel kan er in elke regio een tijdelijk tekort zijn naar aanleiding van specifieke situaties zoals zwangerschappen, verlof enzovoort. We zien minder grote structurele tekorten, met uitzondering van een paar regio’s.
Vandaag werken in de hele sector naar schatting 85 bediende-artsen en 665 artsen in zelfstandig verband. Een indicator voor het artsentekort is voor Kind en Gezin de mate dat voor alle nieuwe kandidaat-artsen een passende werkplek op een consultatiebureau kan worden aangeboden. Jaren werd vooral in de maanden juli en augustus een tekort aan nieuwe artsen vastgesteld, maar sinds drie jaar moesten in alle provincies kandidaat-artsen worden geweigerd omdat overal voldoende artsen aanwezig waren. In die zin zien we bij de consultatiebureaus van Kind en Gezin geen effect meer op de onderzoeken en vaccinaties. In de voorbije jaren werd hierop door Kind en Gezin ook hard ingezet. In 2008 nog was er een verhoging van de subsidie voor bediende-artsen en in 2011 ook voor zelfstandige artsen.
Sinds april 2012 heeft Kind en Gezin zogenaamde RV-zittingen geïntroduceerd waarbij de jonge kinderen op twee leeftijdsmomenten – 6 en 30 maanden – enkel door regioverpleegkundigen (RV’s) worden gezien. Hierdoor werd het volume artsenzittingen met 15 procent verminderd, hetgeen een belangrijke impact had op het volume benodigde artsen in de sector. Verder verwijs ik naar het traject van Kind en Gezin met de vernieuwde preventieve zorg.
De problematiek van het artsentekort op de centra voor leerlingenbegeleiding werd erkend in de audit op de CLB’s die onlangs werd opgeleverd. In het auditverslag wordt onder meer de aanbeveling gedaan om de opdracht van de artsen inzake de preventieve gezondheidszorg te evalueren en de taken goed te verdelen tussen het verplegend, paramedisch personeel en de artsen.
Aan de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg werd reeds eerder een opdracht gegeven om een state of the art op te maken voor de CLB’s waarbij taakuitzuivering een element was. Deze state of the art is klaar voor oplevering. Dit vormt een thema voor het verdere debat dat wordt opgezet en waarvan de contouren te vinden zijn in de conceptnota over de CLB’s die vorige week is goedgekeurd door de regering.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik ben uiteraard tevreden dat er veel minder tekorten zijn bij de consultatiebureaus dan een aantal jaren geleden. U zult me natuurlijk niet verwijten dat ik u vraag naar de mogelijke oorzaken van de tekorten binnen bepaalde regio’s. Hoe groot zijn die en hoe kan eraan verholpen worden?
De gewijzigde aanpak binnen de consultatiebureaus heeft ervoor gezorgd dat er minder artsen nodig zijn op consultaties. Mijn vraag is anderhalve maand geleden ingediend. Ondertussen is er inderdaad ook de conceptnota met betrekking tot de CLB’s waarvan ik aanneem dat we die binnen afzienbare tijd in hopelijk een gemengde commissie voor Onderwijs en Welzijn zullen kunnen bespreken.
De heer Bertels heeft het woord.
In de Kempen is er inderdaad een structureel probleem met betrekking tot huisartsen, en dan voornamelijk in de regio Turnhout. Daar leeft een oudere populatie en is er een probleem van ‘deconventionering’, wat een federale materie is. Kunnen we iets doen aan dat tekort of moeten we wachten tot het zich natuurlijk oplost? De problemen slepen al enkele jaren aan. Hebt u een creatief idee of moet ik er u enkele aanreiken?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, normaal is er een tweejarige opleiding. Ik weet dat er enkele jaren geleden echter zulke tekorten waren dat ook pas afgestudeerde artsen insprongen op plaatsen waar men geen arts vond. Zij moesten geen opleiding volgen. Is dat nu nog altijd het geval?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het gebeurt niet zo dikwijls, maar ik moet hiervoor een hulplijn inroepen.
Wat de tekorten betreft, zal het te maken hebben met de vergrijzende bevolking en het feit dat er zich geen nieuwe jonge huisartsen in de regio melden. We vragen het op bij Kind en Gezin. Misschien hebben zij daarvoor een verklaring. Het kan te maken hebben met het globale tekort aan huisartsen. Misschien hebben daardoor minder huisartsen interesse in een gedeeltelijke activiteit in een consultatiebureau. Er bestaan technieken op het niveau van het RIZIV om daaraan te verhelpen en ook wij kunnen incentives geven. Ik kan mij vergissen, maar volgens mij behoort Turnhout niet tot die knipperlichtgebieden.
Mevrouw Saeys, in 2011 hebben we een budgettair belangrijke inspanning gedaan doordat we de financiering van de zelfstandige artsen hebben geijkt op de terugbetalingssystemen die er in de praktijk bestaan voor consultaties. Daardoor is het toch niet oninteressant om als zelfstandig arts, vaak ook verbonden aan de huisartsenkring en van daaruit ook mee ondersteund, daaraan deel te nemen. Dit is het laatste jaar dat er sprake is van een overgangsregel. Die mensen krijgen een mentor aangesteld die hen moet begeleiden. Dit jaar zou het de laatste keer zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.