Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Banksy, Space Invader, Boa: klinkende namen voor elke hippe kunstliefhebber. Het gaat over streetartartiesten die over de hele wereld bekend zijn voor hun kunstwerken, die de straten van alle wereldsteden kleuren. Boa is bijvoorbeeld een Belgische artiest, die voornamelijk bekend is en werkt in Londen. Iedere Londenaar kent de gigantische ooievaar en egel die Boa daar getekend heeft. Ondertussen worden er in vele grootsteden zelfs streetartrondleidingen gegeven, waarvoor je je dagen op voorhand moet inschrijven. Streetart is veel meer dan een paar graffitikrabbels, het is een moderne kunstvorm met vaak ook een groot sociaal engagement. Het is niet alleen een zeer knappe kunstvorm, het is ook laagdrempelig.
Ook in onze eigen hoofdstad Brussel komt streetart piepen. Zo komt er in de voormalige brouwerij van Belle-Vue brouwerij een museum genaamd Millenium Iconoclast Museum of Art (MIMA). Het MIMA – misschien ambitieus qua naam, met een knipoog – zal naast urban culture, waaronder streetart, ook grafische vormgeving, muziek, sport, geek en andere kunstvormen een plaats geven. Het complex in Sint-Jans-Molenbeek heeft een oppervlakte van 1000 vierkante meter en zal naast een permanente collectie ook tijdelijke tentoonstellingen exposeren.
Streetart is echter een kunstvorm die op straat wordt beoefend. Streetart tovert bouwvallige en trieste muren om tot grootse kunstwerken, tot tijdelijke kunstwerken. Streetart zorgt dikwijls ook voor een sterke toename van de waarde van het vastgoed in de buurt. Zo zou in Londen een streetartkunstwerk gemiddeld drie maanden blijven staan, om dan plaats te maken voor een nieuw kunstwerk. Zo evolueert en kleurt de stad continu, terwijl jongeren en ex-jongeren zich op een positieve manier kunnen uitdrukken.
Minister, wat is uw visie op de rol van streetart als laagdrempelige kunstvorm en ter versterking van het sociaal engagement? Hebt u al contact gehad met de initiatiefnemers van het MIMA? Zo ja, wat heeft dit opgeleverd? Op welke manier kunt en zult u streetart ondersteunen? Welke rol kunt u spelen om streetart te faciliteren? Zijn er in Brussel plaatsen waar jonge streetartartiesten zich via straatkunst kunnen uitdrukken en de stad mee kleur helpen geven?
Minister, dit is meer in het algemeen een vraag om onze hoofdstad te ondersteunen en op de kaart te zetten als ‘the capital of street art’. Daarbij denk ik dat u gebruik kunt maken van het ietwat rebelse karakter van onze geliefde stad.
Minister Gatz heeft het woord.
Het is mooi de commissievergadering te beginnen met de vraag hoelang men jong is, tot 25 of 30 jaar, om dan de commissievergadering bijna te besluiten met het woord ‘ex-jongere’. Daarvoor moet ik u feliciteren.
Streetart ontstond in de jaren zeventig in New York en ook Londen als een protestbeweging die met kunstuitingen in de openbare ruimte politieke boodschappen wilde brengen. Ondertussen kennen we streetart als kunstuitingen van vooral jongeren op openbare plekken. Streetart wordt beschouwd als een stroming binnen de graffitibeweging.
Het onderscheid tussen graffiti en streetart is soms moeilijk te maken. Streetart omvat alle legaal en illegaal aangebrachte kunstuitingen die niet tot het klassieke graffitibeeld behoren. Bij graffiti draait het in zijn beste vorm vooral om naambekendheid en hoogtechnisch kunnen. Bij streetart spelen meer de boodschap, een zekere originaliteit en de beeldtaal, en zijn er verschillende technieken. In die zin is streetart misschien wat toegankelijker, omdat mensen er een boodschap in kunnen herkennen. Belangrijk bij streetart is ook de interactie met een bepaalde locatie op een bepaald moment.
Beide kunstuitingen zijn jonge, nieuwe expressievormen die voldoende openbare ruimte vragen. En gelukkig krijgen deze artiesten ook steeds meer op een legale manier een plek in onze steden: op blinde gevels, in voetgangerstunnels, op winkelruiten, enzovoort. Er zijn ook steeds meer projecten of festivals rond het fenomeen.
Goede streetart brengt kleur, maar vooral ook engagement en reflectie in onze stadsbeeld. Vaak merk je dat de buurt ook positief reageert op een streetartkunstwerk.
Er is op korte termijn een overleg op mijn kabinet gepland met de initiatiefnemers van dit nieuwe ‘museum’, tussen aanhalingstekens. Ik zal hier nog geen uitspraken over doen. Ik wil eerst kennismaken met die mensen en met hun project en visie.
Streetart is niet nieuw en vond ook al naar kunstgaleries zijn weg. Ook de andere thema’s waar het museum wil op inspelen, zoals grafische vormgeving, design, enzovoort, komen aan bod op andere plekken in Brussel. Met het oog op een unieke innovatiepositie in het museumlandschap wil ik dan ook het belang van de complementariteit van het MIMA met andere initiatieven benadrukken.
De locatie waar ze zich inplanten, is zeer bijzonder. De evolutie rond het industrieel erfgoed van de Bellevuebrouwerij aan de Ninoofsepoort is een van de meest positieve recente evoluties in deze stad. De site ligt pal in de Kanaalzone in Sint-Jans-Molenbeek, al zullen anderen dat dan eerder ‘mille quatre-vingt Molem’ noemen. Het privé-initiatief rond de twee hotels, waarvan het Meininger Hotel er specifiek is voor de jonge internationale backpacker, brengt een bijzondere dynamiek naar de wijk: er komen meer mensen, vooral jongeren van over heel de wereld, naar de site en de wijk. Dat is positief. Als het museum zich daar nu aan toevoegt, versterkt het de dynamiek en het stadsweefsel in deze buurt.
U vraagt naar mijn mogelijkheden tot ondersteuning. In mijn visienota heb ik duidelijk aangegeven dat kunstenorganisaties, en de kunstensector in het algemeen, moeten inspelen op actuele ontwikkelingen, zoals nieuwe expressievormen, sociale bewegingen, de verjonging van de steden, de groeiende diversiteit. In onze diverse samenleving ontstaan boeiende, artistieke praktijken, initiatieven en expressievormen. Streetart is daarvan uiteraard ook een voorbeeld.
Sommige streetartartiesten hebben geen verdere ambities, anderen ontwikkelen door naar nieuwe vormen of werken. Streetartartiesten werken al vaak samen, ook met galeries. Hier en daar werken platformen samen met bestaande organisaties, maar veelal ontwikkelen ze ook nieuwe plekken om hun werk te maken of te tonen. Ze worden soms projectmatig ondersteund door lokale overheden. Ik vernoem hier in het bijzonder het Street Art Festival in Hasselt.
Ik wil ook wijzen op de mogelijkheden die ‘Kunst in opdracht’ hier kan bieden. Sommige streetartkunstenaars werken in opdracht en er zijn ook steeds meer, tussen aanhalingstekens, ‘legale projecten’, waar kunstenaars uitgenodigd worden om op een bepaalde plek te interveniëren. Ik wil lokale overheden vragen om deze, tussen aanhalingstekens, ‘legale’ streetartprojecten mogelijk te blijven maken, en om anderzijds de juiste omgang te vinden met de, tussen aanhalingstekens, ‘illegale’ projecten.
Streetart is in Brussel erg levendig en duidelijk aanwezig. Het volstaat om bijvoorbeeld de Facebookgroep StreetArtinBrussels te volgen om de stad op een leuke manier te ontdekken, of te herontdekken, via kunstwerken allerhande in de openbare ruimte. Ook in de officiële promotiekanalen, zoals Muntpunt en visitbrussels, komt deze kunstuiting regelmatig aan bod.
Net als andere grootsteden heeft onze stad zijn streetartsterren. U kent zeker Bonom, oftewel Vincent Glowinski. Deze clandestiene kunstenaar, die ’s nachts opereerde, was en is een levende legende in Brussel. Overal doken zijn grote muurschilderingen op van bizarre dieren, skeletten, prehistorische beesten… Hij is even veroordeeld geweest tot vrijwilligerswerk, voor zijn erotische tekening aan de Louizalaan, waar ook Jan Hoet zaliger nog eens zijn licht over liet schijnen. Maar recent heeft deze streetartkunstenaar de pagina omgedraaid. Hij stelt nu tentoon in galeries. Hij is nu ook meer bezig met dans, video en schilderkunst. Hij trad vorig jaar op in de Vooruit, met zijn voorstelling ‘Méduses’. Er is ook de kunstenaar Kool Koor, oorspronkelijk uit de Bronx maar al twintig jaar een Brusselaar. Er is het collectief Flagel, dat geduldig wacht tot het Flageyplein ondersneeuwt om zijn creativiteit dan pas bot te vieren en het plein om te toveren tot een kunstwerk. Of er zijn de leuke Space Invaders, de kleine monstertjes in kleurmozaïeken. Er is Crayon, die steeds strategische plekken kiest om zijn potloden achter te laten...
Streetart is – zoals u zelf hebt aangegeven en zoals ik ten overvloede heb duidelijk gemaakt – verbonden met de openbare ruimte. De interactie met een bepaalde locatie op een bepaald moment is heel belangrijk. Hoewel het niet mijn bevoegdheid is, maar eerder de bevoegdheid van de lokale besturen, is het cruciaal om plekken voor te behouden voor streetart. Er is het voorbeeld van Gent, met het Graffitistraatje, of er is Neerpede, onder de bruggen van de Brusselse ring, enzovoort.
Ik moet hierbij de kanttekening maken dat streetart ook een kunstvorm is die zich niet laat beperken door bepaalde afbakeningen via een toewijzing van openbare plekken voor streetart. Streetartkunstenaars zullen dan ook – letterlijk en figuurlijk – buiten de lijntjes blijven kleuren. Dit wil niet zeggen dat ik van mening ben dat streetart zijn gang maar kan gaan, overal en altijd. Er is de dunne lijn tussen vervelende tags en vervuilende graffiti enerzijds – waartegen de Brusselse stadsdiensten snel en efficiënt moeten optreden – en de kunstzinnige en maatschappelijke graffiti en streetart anderzijds. Het is een dunne lijn die ook getrokken wordt door inhoud, smaak, esthetiek, morele verantwoordelijkheid, verantwoordelijkheid tegenover buurt en eigenaar, enzovoort. Het zijn die grenzen die de kunstenaar zelf zal opzoeken en die zijn werk boven het ‘vandalisme’, tussen aanhalingstekens, laten uitkomen. Laten we er dus, samen met de lokale besturen en met de streetartkunstenaars, naar streven om het goede evenwicht te vinden.
Ik vat samen. Ik draag dit een warm hart toe, ook de initiatieven die al dan niet binnen het Kunstendecreet zouden worden genomen. Ook ‘Kunst in de openbare ruimte’ kan hier een bepaalde hefboomrol spelen. Wij hebben een aantal manieren om dit te doen. Maar de openbare ruimte zelf bezit ik niet, zeker niet in Brussel. In die zin zal er kunnen worden samengewerkt met anderen, om te bekijken hoe dit zich het best kan ontwikkelen in Brussel, maar zeker ook daarbuiten.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide en semiliteraire antwoord. Ik heb goed geluisterd en heb toch een aantal knipoogjes ontdekt. Het is positief dat er een contact gepland is tussen u en uw kabinet en het MIMA. Het is uiteraard zo dat streetartartiesten van vrijheid genieten. Het laatste wat zij willen, is een overheid die omknellend zou werken.
U sprak ook over een kader dat u kunt maken voor de gemeenten om in ruimte te voorzien en om niet te repressief op te treden tegen die kunstvormen. Kunt u dit iets concreter maken? Gaat u een brief sturen aan de gemeenten? Gaat u daarvoor samen zitten met minister Homans? Kunt u me vertellen hoe u dit juist ziet?
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Ik ken het project MIMA niet, ik heb er nog maar heel weinig concrete informatie over. Maar in elk geval ben ik bijzonder verheugd dat het zich in Molenbeek afspeelt. Zo ontstaat er een bepaalde dynamiek in de gemeente. Molenbeek komt vaak heel negatief in het nieuws. U zei het al, minister, sinds het Meininger Hotel er is, is een bepaalde dynamiek ontstaan. Die zal nu versterkt worden met een dergelijk museum. We kunnen dit alleen maar toejuichen.
Streetart toont aan dat in Brussel als grootstad – en als Brusselse mag ik ook zeggen: als enige grootstad in Vlaanderen – de humus aanwezig is om die talenten naar boven te halen. We zien dit in het straatbeeld, maar het wordt eigenlijk te weinig belicht. We beschouwen de grootstad vaak als een oord van verderf en problemen. Een grootstad brengt echter ook positieve zaken voort.
U haalde het voorbeeld van Bonom aan. Hij werd lang verguisd, ook al omdat hij niet begrepen werd. Hij is een van de voorlopers in de stad. Het zijn mensen die van de vrijheid in de publieke ruimte gebruikmaken om hun ding te doen. Vaak is er ook tijd nodig voor ze begrepen worden. De eerste Bonoms werden weggeveegd. Wie nu een echte Bonom op de gevel heeft, staat te juichen omdat die gevel meer waard geworden is.
Minister, ik kijk heel hoopvol uit naar wat u hier allemaal rond gaat doen.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik ben geen Brusselse, maar ik wil toch ook mijn suggesties meegeven. Streetart is een kunstuiting op openbare plekken en dat moet zeker aangemoedigd worden, vooral in grootsteden. Dat staat buiten kijf.
Er is ook een vorm van complementariteit tussen het initiatief van het MIMA en de streetart in de openbare ruimte. Het is goed en zeker ook aan te moedigen.
Ik wil meegeven dat het ook goed zou zijn om er in de grootsteden, en wellicht in Brussel in het bijzonder, een algemene visie op te hebben. Ik refereer aan Antwerpen, toch ook een grootstad, waar een specifieke visienota bestaat over streetart. Het document is tot stand gekomen in verschillende administratieve diensten, Jeugd, Cultuur en Toerisme, maar ook Sport en ook met de politie. Het heeft zich vertaald in een streetartwerkgroep. Misschien zou het ook in Brussel een goed idee zijn om alle actoren rond de tafel te brengen opdat ze samen zoeken naar de beste manieren om streetart echt kansen te geven. Nu al lopen er verschillende initiatieven, maar het is misschien goed dat ze op elkaar worden afgestemd.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik probeer wat concreter te worden. Streetartprojecten die ingediend worden in het licht van het Kunstendecreet, zullen volgens de normale procedures worden bekeken. Ik deel hierover wel de mening van mevrouw Idrissi: de prilste kunstenaars zullen zich niet meteen wenden tot het Kunstendecreet, daar zit altijd een zekere spanning op.
Wat kunst in openbare ruimte betreft, is het natuurlijk zo dat na de heroriëntering van het Vlaams Bouwmeesterschap, deze kunstvorm bij de kunstcel in mijn administratie terechtkomt. De inkanteling is bezig. We willen zeker bekijken hoe we streetart kunnen opnemen in het geheel van hefbomen en van goede informatie en goede praktijken die we met de lokale overheden kunnen delen. Dat zullen we zeker doen.
Ik stel alleen vast dat dit een gewestmaterie is. Streetart zelf laat zich natuurlijk niet vatten in gewest- of gemeenschapsmateries, maar wanneer de kunst in openbare ruimtes in Brussel beoefend wordt, ben ik niet bevoegd.
Ik wil dus in het gesprek met het MIMA vernemen hoe het bepaalde zaken ziet, niet om als enige motor te fungeren, maar wel als een verbinding tussen de streetartscene en het beleid. Na dat gesprek kunnen we bekijken of, verwijzend naar de Antwerpse gecoördineerde nota en naar een aantal Gentse initiatieven, ik bepaalde initiatieven wil nemen met de gemeenten en de gemeenschapscommissies. We kunnen dan bekijken wat we kunnen doen. Nu gewoonweg een brief naar de gemeenten schrijven, zal ik niet doen, want dat zou de beste manier zijn om er niet veel voor te doen. En dat is niet wat u van mij verwacht. Ik wil dus bekijken hoe het MIMA, los van de eigen receptieve werking, dit deel van het verhaal in Brussel bekijkt. Ik kan mijn initiatieven daarop enten. Zo kunnen we wellicht tot wat meer coördinatie komen.
Er zijn zeker nog dingen mogelijk, maar ik wil u geen zaken beloven die ik niet hard kan maken. De Brusselse openbare ruimte is zoals u weet een gedeelde openbare ruimte, nog meer dan elders.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik ben het er absoluut mee eens dat we van Brussel geen verdeelde stad moeten maken, maar een stad om te delen.
Mag ik misschien suggereren om dit agendapunt te bespreken op een overleg van het Brussels Kunstenoverleg/Réseau des Arts à Bruxelles (BKO/RAB)? Dat zou volgens mij absoluut een meerwaarde kunnen zijn.
Ik zal dit zeker blijven opvolgen. Ik vind dat het een win-winsituatie kan zijn voor iedereen die om Brussel en om kunst geeft.
Het gaat trouwens niet alleen over Brussel, maar ook over steden zoals Antwerpen, waar er al een visienota is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.