Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb hier al meermaals vragen gesteld over studentenkamers, hun beschikbaarheid, hun betaalbaarheid en, niet onbelangrijk, hun veiligheid en bewoonbaarheid. Dat is niet nieuw, voorzitter, dat was ook vorige legislatuur al het geval.
Begin dit jaar heb ik daarover een conceptnota ingediend. Ik had ook al de gelegenheid die toe te lichten in deze commissie. Voorzitter, ik hoop dat er straks in de regeling van de werkzaamheden verdere afspraken zullen kunnen worden gemaakt over het organiseren van hoorzittingen daaromtrent.
Natuurlijk zijn niet alle elementen rond studentenkoten opgenomen in die conceptnota. Het is ook een thema waarin de laatste tijd, in tegenstelling tot vroeger, nogal wat evolutie is, niet alleen in het aanbod maar ook met betrekking tot de controles en dergelijke. Daarom heb ik toch gemeend om in afwachting van die bespreking een vraag om uitleg in te dienen. Met mijn dank, voorzitter, dat u dit hier in de commissie nog wenst te laten behandelen.
Minister, in antwoord op mijn schriftelijke vraag van 27 november 2014 gaf u cijfers over het aantal studentenkamers dat in 2013 en 2014 ongeschikt of onbewoonbaar verklaard werd. In totaal ging het in 2013 en 2014 om 801 studentenkamers die ongeschikt of onbewoonbaar verklaard werden. In de cijfers stelde ik echter heel grote verschillen vast tussen de verschillende studentensteden in Vlaanderen. Zo werden in 2014 in Antwerpen 25 kamers ongeschikt of onbewoonbaar verklaard, in Leuven 84, in Hasselt 54 en in Gent 109. In 2013 ging het in Gent zelfs om 445 ongeschikte of onbewoonbare kamers.
Dat kan verschillende dingen aantonen. Het kan een verschil in kwaliteit zijn, maar ik denk dat in dezen de beste verklaring gevonden kan worden in een groot verschil in controles. Ook in antwoord op mijn vraag van augustus laatstleden blijkt dat het aantal controles dat gebeurde door Wonen-Vlaanderen en de Wooninspectie tijdens 2013 en 2014, in Gent veel hoger lag dan in de andere studentensteden, namelijk 956 in Gent tegenover bijvoorbeeld 52 in Antwerpen.
Brandveiligheid van studentenkoten komt spijtig genoeg vaak aan de orde, naar aanleiding van ongevallen of brand bijvoorbeeld. In de pers verschenen ook berichten rond brandveiligheid van studentenkamers. Zo zou volgens de brandweer 70 procent van de Gentse studentenkoten niet voldoen aan de normen. In Antwerpen zouden de cijfers ook verre van goed zijn.
Ondertussen is het nieuwe academiejaar enkele weken bezig en hebben duizenden studenten weer hun intrek genomen in een kot waar ze al of niet lang naar op zoek zijn geweest. Ter zake zijn de voorbije weken toch weer verontrustende berichten opgedoken. Zo zouden bij de huisvestingsdienst van de KU Leuven tweeduizend koten op de zwarte lijst staan die echter nog altijd te huur worden aangeboden en die onder valse voorwendselen van herstellingen op korte termijn, ook worden verhuurd. We konden daar ook een forse reactie, zoals gewoonlijk, van de burgemeester van Leuven op lezen in de pers.
Minister, gelukkig is de laatste jaren het aanbod in de verschillende studentensteden serieus toegenomen, waardoor er sowieso in de markt een bepaalde uitzuivering zal zijn. Het is iets dat we vanuit het beleidsdomein Wonen goed in de gaten moeten houden, want studenten hebben wel niet hun formele woonplaats op hun kot, maar ze verblijven er wel vaak. Het is van belang dat het dan kwaliteitsvol en veilig is.
De conformiteit van een woongelegenheid met de door de Vlaamse regelgeving opgelegde kwaliteits- en veiligheidsnormen kan blijken uit een conformiteitsattest dat de burgemeester afgeeft, ofwel op eigen initiatief ofwel op verzoek. Dat is hier al heel vaak ter sprake gekomen. Het al dan niet afleveren van een conformiteitsattest kan niet zonder een degelijke controle van de woning waarvoor het attest aangevraagd wordt. Het controleren van duizenden koten in een stad is natuurlijk geen sinecure en vraagt tijd en middelen, dat weten we allemaal.
Minister, artikel 20, paragraaf 2, van de Vlaamse Wooncode bepaalt dat, onverminderd de bevoegdheden van de agenten en de officieren van gerechtelijke politie, de ambtenaren van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) die aangewezen zijn als wooninspecteur of als ambtenaar met opsporings- en vaststellingsbevoegdheid, bevoegd zijn om de wanbedrijven met betrekking tot het verhuren van woongelegenheden die niet voldoen aan de kwaliteitseisen, op te sporen en vast te stellen in een proces-verbaal. De wooninspecteurs krijgen voor de uitoefening van die bevoegdheid de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie en hulpofficier van de procureur des Konings. De wooninspecteurs van de lokale besturen beschikken niet over dezelfde hoedanigheid als de wooninspecteurs van de Inspectie RWO. Zij hebben dan ook niet dezelfde rechten van toegang tot bouwplaatsen en gebouwen, zodat het voor hen in de praktijk niet mogelijk is om echt controlerend op te treden en de echte misbruiken aan te pakken. Voor heel wat lokale besturen die sterk investeren in woningkwaliteit en de controle daarop, betekent dit toch wel een ernstige beperking in hun handelen.
Dat is me ook gemeld vanuit studentensteden, waar men de inspanningen inzake de controle van de studentenkamers wil opdrijven, maar waar men vaststelt dat de lokale inspecteurs eigenlijk te weinig bevoegdheden hebben om vaststellingen te doen met betrekking tot bepaalde schrijnende situaties.
Minister, in uw antwoord op een schriftelijke vraag van mijnentwege van augustus jongstleden liet u mij weten dat vanaf september structureel overleg zou worden georganiseerd in het nieuw opgerichte Vlaams Overlegplatform Studentenhuisvesting. Dat kan ik uiteraard enkel maar toejuichen.
Is er reeds een eerste bijeenkomst geweest van het Vlaams Overlegplatform Studentenhuisvesting? Ik meen dat de timing is doorkruist want ik heb vernomen dat de eerste bijeenkomst op 27 oktober zou plaatsvinden. Welke maatregelen koppelt u daaraan?
Welke maatregelen worden genomen om ook studenten-huurders te sensibiliseren niet in te gaan op het huuraanbod van malafide verhuurders en zelfs klacht tegen hen in te dienen?
Zowel met betrekking tot de conformiteitsonderzoeken als de ongeschikt- en onbewoonbaarverklaringen blijken grote verschillen te bestaan tussen de studentensteden. Dit heeft natuurlijk gevolgen voor de huurders. Hoe zullen de studentensteden worden gemotiveerd om ter zake een proactief beleid te voeren?
Vindt u het raadzaam om de wooninspecteurs van de steden en gemeenten over dezelfde mogelijkheden te laten beschikken als de wooninspecteurs van de Vlaamse Wooninspectie teneinde hen in staat te stellen verder in te zetten op een krachtdadig beleid inzake kwaliteitsbewaking?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, wat de eerste vraag betreft, hebt u al aangegeven dat de eerste bijeenkomst op 27 oktober zal plaatsvinden. Ik had een heel antwoord op die vraag voorbereid. Wat ik wel wil meegeven, is dat elke vergadering van het Vlaams Overlegplatform Studentenhuisvesting (VOS) wordt voorbereid door een kerngroep, die bestaat uit Leuven, Gent en Antwerpen, dus de grootste studentensteden, en Wonen-Vlaanderen. Het agentschap zal de bijeenkomsten van het VOS voorzitten. Naast de drie grote studentensteden worden ook de iets meer bescheiden studentensteden Turnhout, Brugge, Kortrijk, Hasselt en Diepenbeek systematisch uitgenodigd. Ook de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG), de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS), de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogeschoolraad (VLHORA) zijn uitgenodigd. Ik meen dat die samenstelling zeer representatief is.
Wat de tweede vraag betreft, varieert de situatie van lokaal tot lokaal bestuur. Ik merk dat er zeer grote verschillen zijn. De lokale besturen, universiteiten en hogescholen zetten nu al sterk in op sensibilisering rond woningkwaliteit. Het niet ingaan op het verhuuraanbod van een malafide verhuurder maakt daar uiteraard deel van uit. Het is echter zeker nuttig om de goede praktijken die bepaalde lokale besturen ter zake hebben ontwikkeld in samenspraak met de universiteiten of hogescholen, ook aan bod te laten komen op de bijeenkomsten van het VOS.
Voor het antwoord op de vraag hoe ik de studentensteden zal motiveren om een proactief beleid te voeren, verwijs ik u naar mijn antwoord op uw vraag om uitleg nr. 736. Daarin staat dat de studentensteden de voorbije jaren een proactieve aanpak hebben ontwikkeld. Gelet op de geplande initiatieven zal die werking in de toekomst verder worden uitgebouwd. Zo zal de stad Leuven op korte termijn een nieuwe dienst Woontoezicht opstarten, die proactief conformiteitsonderzoeken én onderzoeken naar brandveiligheid zal uitvoeren in studentenhuisvesting. In Antwerpen worden de studentenkamers en studio’s al enige tijd ambtshalve onderzocht en de cijfers in de vraag tonen aan dat ook Gent stevig inzet op woningcontroles in studentenhuisvesting.
En ik ben ervan overtuigd dat er naar aanleiding van het overlegplatform van 27 oktober nog heel veel andere voorbeelden zijn. Ik heb me nu beperkt tot drie voorbeelden maar er zijn er ongetwijfeld nog andere. Bepaalde steden kunnen ook van elkaar leren.
De lokale besturen spelen een centrale rol. Dat is belangrijk voor de administratieve procedure tot ongeschikt- en onbewoonbaarheidverklaringen en het conformiteitsattest. Het is de burgemeester zelf die beslist over de ongeschikt- en onbewoonbaarheidsbesluiten en die de conformiteitsattesten aflevert. De burgemeester heeft daarin een grote verantwoordelijkheid.
Wanneer gemeenten dat willen, kunnen ze eigen accenten leggen. Zij zijn dan ontvoogd. Momenteel zijn drie gemeenten in Vlaanderen ontvoogd, waaronder Antwerpen en Middelkerke. Er zijn nog andere gemeenten die bezig zijn met de procedure van ontvoogding, waardoor zij meer eigen accenten kunnen leggen. Zij zijn dan ook vrijgesteld van de adviesverplichting in de procedure tot ongeschikt- of onbewoonbaarheidsverklaring. Dat is goed want een burgemeester weet wat belangrijk is in het kader van de veiligheid van de studenten of andere bewoners.
De gemeenteraad kan het conformiteitsattest verplicht maken en de geldigheidsduur van het attest beperken. Ze kunnen ook een kamerreglement invoeren met strengere gemeentelijke kwaliteitsnormen en daar een verhuurvergunning en gemeentelijke administratieve sancties aan koppelen.
In het kader van allerlei administratieve procedures heeft de gemeente ruimte om binnen het Vlaamse kader een eigen woonkwaliteitsbeleid te voeren. De strafrechtelijke procedure is van een andere orde. Dat is logisch gelet op het feit dat die procedure mogelijk ook kan leiden tot zware geldboetes, verbeurdverklaringen, dwangsommen en gevangenisstraffen. Het is cruciaal voor de woonkwaliteitsbewaking dat die strafrechtelijke handhaving wordt beperkt tot de meest ernstige vorm van krotverhuur en zo inspeelt op de grootste mankementen.
De Wooninspectie staat in nauw overleg met de parketten en beschikt als een bijzondere inspectiedienst over zeer specifieke expertise.
Mevrouw Schryvers heeft het woord
Minister, ik denk dat het Vlaams overlegplatform studentensteden in de toekomst heel belangrijk zal worden. De voorbije jaren is er meer aandacht gekomen voor de kwaliteit en veiligheid van studentenkamers. Ik hoop dat we tijdens de hoorzittingen die zullen worden georganiseerd over die conceptnota, interessante informatie zullen krijgen die mogelijk kan leiden tot een geëigende decretale regeling over de huur van studentenkamers. Ik ben er samen met u van overtuigd dat er op het overlegplatform tussen de studentensteden al heel wat goede praktijken kunnen worden uitgewisseld. Die zijn momenteel zelfs al aan het groeien omdat er ook nu al vertegenwoordigingen zijn in de VLIR, de VLHORA enzovoort. Dat is een goede evolutie.
Wat de sensibilisering in verband met de woningkwaliteit betreft, verwijst u vooral naar de lokale besturen. Ik denk dat Vlaanderen daar ook wel een rol in te spelen heeft. Mogelijk kan ook daar nuttige informatie voortvloeien uit de hoorzittingen, die we nadien kunnen gebruiken.
Minister, ik betreur uw antwoord op vraag vier. Ik geef toe dat de steden en gemeenten al heel wat mogelijkheden hebben, zoals de aflevering van conformiteitsattesten enzovoort. Het doen van strafrechtelijke vaststellingen is iets heel specifieks dat niet aan iedereen kan worden toegelaten. Daar is een bepaalde opleiding en machtiging voor nodig. Dat is misschien ook niet in elke gemeente aangewezen. De grote studentensteden hebben mij in elk geval gesignaleerd dat het hen zou helpen wanneer hun wooninspecteur zich wel toegang zou kunnen verschaffen tot een studentenkamer en wel een strafrechtelijke vaststelling zou kunnen doen in geval van misbruik.
Ik vraag niet dat elke gemeente verplicht wordt om wooninspecteurs met die bevoegdheden in te zetten, maar dat steden die het wensen hun woninginspecteurs zouden kunnen belasten met een dergelijke taak. Ik besef dat daarvoor een decretale wijziging nodig is. Maar de mogelijkheid creëren voor steden zou alvast een stap voorwaarts zijn.
Minister Homans heeft het woord.
Wat die laatste opmerking betreft, stel ik voor om dat tijdens dat platform te bekijken. De lokale besturen hebben enkele wooncontroleurs en geen wooninspecteurs. Het takenpakket is ook verschillend. Maar ik denk dat we dat perfect kunnen agenderen op het overlegplatform van de studentenhuisvesting.
De vraag om uitleg is afgehandeld.