Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, goede collega’s, ik begin met twee algemene vaststellingen.
‘Those were the days’. Toen ik pas in Brussel kwam werken, op het kabinet van de toenmalige minister van Cultuur, in de tweede helft van de jaren 80, begin van de jaren 90, waren er in de tweede helft van juli en de eerste helft van augustus nooit files. Vanuit Lanaken in Limburg duurde het in het slechtste geval 1 uur en 10 minuten om hier in de het centrum van de hoofdstad van ons koninkrijk en van Vlaanderen te geraken, 108 kilometer verder. Wat er ook gebeurde, zelfs bij slecht weer, geraakte ik altijd feilloos binnen dat tijdsbestek in Brussel.
Een paar weken geleden ging ik met mijn echtgenote naar Bonn. Vanuit Lanaken is dat 130 kilometer. Brussel is dus 108 kilometer. Ik reed er uiteindelijk 1 uur en 20 minuten over. Gedurende minstens 30 kilometer gaf mijn gps niets meer weer. Ik heb mijn wagen gekocht op 1 augustus 2010 en ik heb mijn gps nooit meer laten updaten. Het wil zeggen dat er 30 kilometer nieuwe wegen liggen aan de westelijke kant van de Bondsrepubliek, in het grensgebied met België. Een paar jaar geleden reden we naar Tilburg, dat is ietsje verder, maar het is ook maar een dikke 2 uur rijden van bij ons. Ook daar in het grensgebied, in de Nederlandse provincies Limburg en Noord-Brabant, stonden ongeveer 20 kilometer wegen niet meer op de gps.
Dat is een fundamenteel verschil met Vlaanderen. Onze nabijgelegen buitenlanden hebben geïnvesteerd in extra wegencapaciteit. Ze deden dat uiteraard naast het uitbouwen van een performant openbaar vervoer, want ik blijf ook altijd herhalen dat het een en-enverhaal is. Het staaft het punt dat ik wil maken.
Minister, uit de jaarlijkse Traffic Scorecard van Inrix, een Amerikaans bedrijf gespecialiseerd in verkeersinformatie, blijkt dat België hoog blijft scoren wat betreft de filedruk in de wereld. Van de dertien onderzochte Europese landen scoort België het best. Dat zijn natuurlijk net de cijfers waarin we niet willen uitblinken.
De Belg stond gemiddeld 51 uur in de file in 2014. In 2013 was dat weliswaar nog 58 uur. België verslaat Duitsland en Nederland. Ook Brussel en Antwerpen zitten in de top vijf wat betreft het aantal file-uren in Europese steden. In Brussel stonden we gemiddeld 74 uur in de file en in Antwerpen 64 uur. Ook Gent vinden we nog net in de top tien, met 52 file-uren.
Deze cijfers zijn een andere benadering, maar ze bevestigen het beeld van Vlaanderen als een zeer congestiegevoelige regio. Tevens bevestigen deze cijfers het beeld van de structurele files, opstoppingen op de ons welbekende plaatsen. Ongeacht de weersomstandigheden of de periode, zijn er plaatsen waar we nu eenmaal altijd lijken stil te staan.
In het recente verleden hebben mijn collega’s en ik reeds heel wat vragen aan u gesteld in verband met de fileproblematiek en uiteraard kunt u die niet onmiddellijk oplossen. Toverformules bestaan nu eenmaal niet. Bovendien is de oplossing ook niet eenduidig en moet er gewerkt worden op verschillende niveaus. We moeten werken aan het verhogen van de capaciteit van ons wegennet zoals in onze naaste buurlanden Duitsland en Nederland, waar nochtans ook een heel performant openbaar vervoer bestaat. We moeten werken aan efficiëntere doorstromingsmaatregelen. Ook voor een performant collectief vervoer ben ik absoluut gewonnen. We moeten ook denken aan de binnenvaart als alternatief voor het vrachtvervoer. Daarover hebben we vorige week een heel interessante ontmoeting gehad met mensen uit de binnenvaartwereld in Vlaanderen, het was een van de betere vergaderingen van de laatste tijd.
Desalniettemin is de nood dringend, niet alleen voor de modale Vlaming die elke dag geconfronteerd wordt met files, maar ook voor de economie. Uit recente cijfers van Voka blijkt immers dat een gemiddelde dag met files de bedrijven tot 2 miljoen euro kost. Dit is een zware kostprijs voor onze economie.
Minister, is het verhogen van de capaciteit van ons wegennet een denkspoor dat u bewandelt? Zo ja, welke initiatieven overweegt u om de structurele files op te vangen? We spreken dan over het aanleggen van extra spitsstroken, een derde rijstrook in elke richting als standaard op de autosnelwegen…
In Nederland heeft men de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het aanpassen van autosnelwegen en ringwegen om meer capaciteit te creëren en om het doorgaand en lokaal verkeer te scheiden. Is een dergelijke evolutie ook mogelijk in Vlaanderen? Wordt daar werk van gemaakt?
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijnheer Keulen, ik denk eerlijk gezegd niet dat een tekort aan beton het probleem is in ons land. We hebben het dichtste wegennet van Europa. Een ijzeren wet is ook dat capaciteitsverhoging altijd leidt tot een aanzuigeffect. Binnen de kortste keren hebben we dan nog meer files.
Afgezien daarvan wou ik even inpikken met een bijzondere vorm van filevorming, namelijk die ten gevolge van incidenten. Als er zich incidenten voordoen, leiden ze al eens tot bijzonder grote opstoppingen, precies omdat onze wegen zo congestiegevoelig zijn. Ik stelde u daar onlangs een schriftelijke vraag over naar aanleiding van een zwaar incident in juli op de E40 in Wetteren. Ik peilde naar een aantal maatregelen die u toen opsomde in een reactie in een krant. Een ervan was het installeren van een centrale ongevalsregisseur. Het lijkt me logisch gelet op de vele verschillende diensten die betrokken zijn bij de afhandeling van een incident, dat ze op een goede en snelle manier over alle mogelijke informatie beschikken om hun werk te doen, en dat het werk goed op elkaar wordt afgestemd.
Dat is niet nieuw. Uw voorganger, minister Crevits, heeft dit begin 2014 ook al eens gelanceerd. Het verbaasde me in het antwoord op mijn schriftelijke vraag te lezen dat u zei dat de werkgroep die de mogelijkheid moet onderzoeken, binnenkort zal worden opgestart. Dat betekent dat sinds minister Crevits dit idee gelanceerd heeft, er ogenschijnlijk nog niets mee is gebeurd. We hebben bijna twee jaar verloren om te doen wat evident is, namelijk een goede regie van de afwikkeling van incidenten. Kunt u vandaag wat meer duiding geven bij dat antwoord? Welke timing hebt u voor ogen om een ongevallenregisseur op het terrein te installeren?
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ook ik heb hier al een aantal vragen over gesteld in het plenum. Het is een heel terechte vraag wat betreft het incidentmanagement.
De heer Keulen citeert een aantal inspirerende voorbeelden in Nederland en Duitsland, maar ook op dit vlak hinken we achterop. De voorbeelden tonen aan dat we mits een aantal goede afspraken met de federale wegpolitie en een aantal kleine, beperkte infrastructurele maatregelen enorm veel verkeersveiligheid en -doorstroming kunnen genereren.
Ik vind het dus absoluut van groot belang dat het Vlaamse Gewest maatregelen neemt in een goede samenwerking met de hogere overheid.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, minister, ook ik sluit me aan bij deze terechte vraag. Iedereen is bekommerd over het fileleed op onze wegen. Het is niet omdat we een plekje zijn gedaald in de index, dat het goed nieuws is. We blijven in de file staan en de file-uren stijgen jaar na jaar.
Ik wil gewoon hameren op de terechte keuze die deze Vlaamse Regering maakt dat het een en-enverhaal is. Er zullen zowel investeringen zijn in harde weginfrastructuur als investeringen in het openbaar vervoer, in bruggen bijvoorbeeld over het Albertkanaal, in intelligent verkeersmanagement. Het is een en-enverhaal. Het is een kast met vele kapstokken. Ik denk niet dat we met één maatregel het fileleed zullen kunnen verlichten. Aan dit hele en-enverhaal moeten we ook de combimobiliteit koppelen. Dit is echt cruciaal voor onze economie, onze activiteiten en de leefbaarheid in onze regio.
Mijn bijkomende vraag betreft het inzetten van drones. U hebt dit idee gelanceerd. Ik pik hiermee in op de vraag over het incidentmanagement en de wegen die verstopt zijn of die niet snel worden vrijgemaakt na een ongeval. Kunt u er iets meer uitleg bij geven? Hoe denkt u dat dit kan bijdragen aan het sneller vrijmaken van ons wegennet. Ik meen alvast dat dat cruciaal is en dat een drone daar een goede toepassing voor zou kunnen zijn. U kunt er ongetwijfeld al meer over vertellen.
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, deze vraag van de heer Keulen heeft heel wat andere vragen uitgelokt. We moeten de zon kunnen zien schijnen in een plas water en dus wil ik even meegeven, voor wat het waard is, dat we dalen in de ranking van de individuele steden. Zowel Brussel, Antwerpen als Gent zakt een plaatsje op de lijst, ze tekenen alle drie minder verliesuren op dan in 2013. We gaan er dus lichtjes op vooruit.
Dit neemt niet weg dat we inderdaad in de regio Brussel en Antwerpen in de top vijf blijven staan. Dat is absoluut een waarheid. Ons antwoord daarop is investeren in weginfrastructuur, maar evenzeer in alternatieven. Op korte termijn hebben we al wel wat gerealiseerd, bijvoorbeeld op het vlak van missing links. We spreken ook over investeringen in de grote projecten die perspectief bieden, die wat lichtjes laten schijnen in de mobiliteitsdiscussie. Ik heb het over de planning over de ring, de aanpak van de Antwerpse mobiliteitsknoop, het masterplan Oosterweel. Ik heb het ook over investeringen in de alternatieven fiets, openbaar vervoer en waterweg, waar we ook heel ambitieuze plannen voor hebben. Er is ook het Seine-Scheldeverhaal. Er is de sluis Terneuzen. Ook dat zijn investeringen met perspectief. We realiseren ze niet ondanks de besparingen, maar dankzij de besparingen. De investeringsbudgetten zijn gevrijwaard gebleven net door vooral te besparen op de eigen werking en op de exploitatie. Naast het investeren in de infrastructuur en de alternatieven is er is ook nog een derde weg, namelijk die van de mobiliteitssturing, maar daar kom ik straks op terug.
De plannen voor Antwerpen en Brussel gaan natuurlijk niet sensu stricto over capaciteitsuitbreiding, maar ook over enige sturing. In Antwerpen gaat het om de hoognodige Scheldekruising, met de ambitie om het verkeer vlotter rond de stad te sturen. In Brussel gaat het over de herinrichting van de ring. Daar willen we het aantal weefbewegingen vermijden en willen we een scheiding realiseren tussen het doorgaand en het lokaal verkeer. Ook spitsstroken kunnen een oplossing bieden. Dat bewijzen de spitsstroken die momenteel in gebruik zijn, namelijk in Antwerpen-Oost tot Ranst, Antwerpen-Noord tot Sint-Job-in-‘t-Goor en Sterrebeek tot Heverlee.
We hebben nu aan het Vlaams Verkeerscentrum een studieopdracht gegeven, die eigenlijk al werd aangevat. Er wordt vertrokken van het verkeersindicatorenrapport voor het hoofdwegennet waaruit de wegvakken met een hoge verzadigingsgraad worden geselecteerd en waarop een verkeerskundige quickscan wordt uitgevoerd. Daarbij wordt bekeken op welke delen van het hoofdwegennet we tegen de capaciteitsgrens zitten en/of waar er structurele congestie is en waar maatregelen aangaande de doorstroming zinvol kunnen zijn. Voor de geselecteerde locaties zal vanuit bouwkundig oogpunt bekeken worden of aanpassingen mogelijk zijn.
De eerste fase van dit onderzoek wordt tegen eind 2015 verwacht. We gaan uit van het in kaart brengen van de locaties met capaciteitsproblemen en de mogelijkheden op bouwkundig vlak. In een tweede fase zal dan een diepteanalyse uitgevoerd worden van deze geselecteerde locaties, waarbij bekeken wordt wat voor elk van die locaties de meest geschikte maatregel is op korte of lange termijn. We bekijken wat er mogelijk is. Het kan gaan over een spitsstrook, een weefstrook of over andere maatregelen.
Als we even terugblikken op de recente periode, kunt u bezwaarlijk stellen, mijnheer Keulen, dat we niet geïnvesteerd hebben in weginfrastructuur. Een aantal belangrijke wegenprojecten zijn reeds uitgevoerd. De noord-zuidverbinding Kempen, de verkeerswisselaar in Lummen, R4-zuid, E40 Brussel-Leuven op vier rijstroken, A10 Jabbeke-Oostende, een extra rijstrook op de E17 tussen Kortrijk en Waregem, de noordelijke ontsluiting van de luchthaven, de N16 Sint-Niklaas-Willebroek: het zijn projecten waar we op vrij recente datum in geïnvesteerd hebben. Aan andere wordt druk verder gewerkt. Soms gaat het over kleinere werken, soms over echt grote missing links. Ik denk aan de A11, waarmee we gestaag vooruitgaan en goed op schema zitten. Ik denk ook aan de grotere perspectief biedende werkzaamheden zoals de twee grootste ringwegen van dit land, namelijk Brussel en Antwerpen.
Investeren in bijkomende capaciteit waar dit een structurele oplossing biedt, kan zeker en vast voor mij. We doen dat ook. Ik ben ervan overtuigd dat we ook via die weg moeten investeren in extra capaciteit. Of en waar maatregelen als spits- en weefstroken nuttig kunnen zijn op ons hoofdwegennet, daarvoor hoop ik nog eens goed in kaart te kunnen brengen waar we welke oplossingen kunnen toepassen. Naast de infrastructurele oplossingen is het voor mij ook van belang om ook de derde weg wat te bewandelen, namelijk die van de gedragsverandering, van de mobiliteitssturing. We investeren in weginfrastructuur en in alternatieven. We moeten alle alternatieven aangrijpen die zich aandienen. Op dat vlak moeten we werken aan het mobiliteitsbudget, het toekomstige rekeningrijden voor personenwagens, waardoor we de belastingdruk kunnen laten dalen en we extra kunnen investeren in de weginfrastructuur. Die derde weg moeten we ook bewandelen. We moeten alle alternatieven die zich aandienen in heel deze mobiliteitsdiscussie, alle lichtpunten, aangrijpen en ter harte nemen.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, ik denk dat niemand twijfelt aan uw goede wil. En dat u er werk van wilt maken, is een open deur intrappen.
Ondertussen is de uitbreiding van de wegencapaciteit ook een ideologisch punt geworden. Onze goede collega en kameraad, Joris Vandenbroucke, vraagt of we nog geen beton genoeg hebben. Niemand wil beton om het beton, ik toch niet. Vandaag ontstaat echter wel de perceptie dat de toestand erger wordt. In de zomermaanden hebben we een aantal zware ongevallen gehad. Uit commentaren, ook van mensen die ik niet meteen in het betonboerenkamp situeer, blijkt toch dat dit een bijkomende handicap is. We kennen onze loonkostenhandicap al. Met de maatregelen die recent zijn genomen proberen we daaraan het hoofd te bieden. We willen wat druk wegnemen. Ook een aantal flankerende maatregelen zoals het proberen terugdringen van de filedruk en het verhogen en verbeteren van de bereikbaarheid, zijn nodig voor een open economie. De openheid blijkt eigenlijk vooral uit de fysieke bereikbaarheid, natuurlijk naast het hele kluwen van reglementering en dergelijke. We proberen de openheid ook over de weg en via andere vervoersmodi te maximaliseren. Het is vooral belangrijk ten aanzien van de buitenwereld om voortgang te maken zoals met het oplossen van de Antwerpse mobiliteitsknoop en met de noord-zuidverbinding in Limburg. Bij een aantal dingen worden ongetwijfeld resultaten geboekt. U hebt ze opgesomd, het zijn er trouwens niet weinig.
Er zijn er ook een aantal die al sinds jaar en dag een knelpunt zijn, een flessenhals. Op dit ogenblik is er, althans voor de buitenwacht, niet meteen vooruitgang bespeurbaar. Daar moeten we op inzetten. Ik ben ook de eerste om te erkennen – ik zei het al – dat toverformules niet bestaan. We leven hier ook in een dichtbevolkte regio waar alles ongeveer is volgebouwd. Niettemin is er het beeld van de veranderingen in Nederland en in Duitsland. Dat zijn absoluut geen landen die gelinkt worden aan betonboeren en toch werd daar heel veel in bijkomende wegencapaciteit geïnvesteerd. We moeten dat niet alleen als voorbeeld voor ogen houden, naast een performant openbaar vervoer – want dat bestaat in die landen ook –, we moeten het vooral ook beschouwen als een ratrace om internationale investeerders aan te trekken. Naast de loonkosten is de bereikbaarheid heel belangrijk. Op die manier proberen zij hun competitiviteit en aantrekkelijkheid ten aanzien van de investeerderswereld te verhogen. U hebt via infrastructuur ook een belangrijke rol te spelen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer Keulen, het is niet alleen een kwestie van ideologie. Het is veel minder een ideologische kwestie dan een kwestie van gewoon kijken naar de feiten. Sinds jaar en dag wordt geïnvesteerd in bijkomende infrastructuur en sinds jaar en dag blijven de files aangroeien. Een eenzijdige focus op autobereikbaarheid lijkt me eerlijk gezegd eerder een toverformule om de files nog meer te laten aangroeien dan om ze op te lossen.
Minister, er werden ook een aantal bijkomende vragen gesteld over het incidentmanagement en de afwikkeling van files naar aanleiding van ongevallen. Ik had in het bijzonder gewezen op het uitblijven van de ongevallenregisseur, ook nadat dit bijna twee jaar geleden al werd opgeworpen door toenmalig minister Crevits.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik heb een korte corrigerende bemerking. Dat klinkt misschien een beetje pedant, maar ik zal ze toch maken. Mijnheer Vandenbroucke, het is natuurlijk niet zo dat er al jarenlang alleen maar geïnvesteerd is in weginfrastructuur. Er is een onderinvestering geweest. Er werd te weinig geïnvesteerd in wegeninfrastructuur. Het klopt natuurlijk ook niet dat er enkel daarin geïnvesteerd wordt: er wordt ook geïnvesteerd in openbaar vervoer en in fietsostrades, iets nieuws en fantastisch dat er onder deze regering is gekomen. Het eenzijdige beeld dat u ophangt, is natuurlijk niet correct.
Minister, ik kan u alleen maar aanraden om verder te gaan op het pad van de combimobiliteit. We hopen om er over enkele jaren al de voorzichtige effecten van te zien met een vermindering van de files.
Dat kan natuurlijk enkel met een en-enverhaal, niet door hier verhaaltjes te lanceren die heel duidelijk niet kloppen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik vergat het volgende nog te zeggen. We trachten de investeringsbudgetten maximaal te vrijwaren, maar het zijn natuurlijk begrotingsbesprekingen, het is dus hout vasthouden. Tot op heden zijn we daar altijd goed in geslaagd. Ook in de toekomst beogen we, dankzij de kilometerheffing voor vrachtwagens, waarover afspraken zijn gemaakt in de schoot van de Vlaamse Regering, om 100 miljoen euro extra te kunnen investeren. Als u weet dat ons budget voor investeringen in de weginfrastructuur vandaag ongeveer 350 miljoen euro bedraagt op jaarbasis, dan is die bijkomende 100 miljoen euro een derde. Dat is een serieuze incentive om de volgende jaren te kunnen blijven investeren in de wegen en om het zelfs nog beter te doen dan in het recente verleden.
Wat betreft de vragen over het incidentmanagement, mijnheer Vandenbroucke, daarop hebt u uw schriftelijke antwoorden al gekregen. Het is inderdaad zo dat we dit in gang hebben gezet. Ik vind het goed dat we dat uiteindelijk hebben kunnen doen.
We laten ons oog inderdaad ook vallen op nieuwe technologieën. Er werd verwezen naar het inzetten van drones en andere alternatieven. Ook daarvoor zitten we samen met de federale politie, en wel met goed gevolg. Ook bij de federale politie wil men zich scharen achter het inzetten van drones voor het zo snel mogelijk vrijmaken van de wegen. Wij trachten nog verder te bekijken in welke mate het mogelijk is om de regelgeving aan te passen in functie van het gebruiken van beelden als bewijslast, want daar knelt het schoentje nog een beetje. We moeten bekijken in welke mate nog echte vaststellingen ‘boots on the ground’ moeten gebeuren. We moeten bekijken of het zou kunnen volstaan om beelden te gebruiken die vanuit de lucht werden genomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.