Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Interpellatie over de toekenning van projectsubsidies en beurzen in het kader van het Kunstendecreet
Vraag om uitleg over de projectsubsidies voor sociaal-artistiek werk
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, minister, het was me een zomer wel! In juli, terwijl iedereen op vakantie was en in zijn hangmat lag – ook ik –, werden de desastreuze beslissingen duidelijk die u hebt genomen over de projectsubsidies. U leek zelf wel ook in uw hangmat te vertoeven, want een mededeling van uw kant kwam wel heel erg laat. De feiten zijn gekend: 150 organisaties hebben subsidies aangevraagd, en er zijn er maar heel weinig die een subsidie toegekend krijgen. 70 organisaties werden geadviseerd door de commissies, en de uiteindelijke beslissing is dat 29 organisaties een subsidie krijgen toegekend. 130 individuele kunstenaars hebben een vraag voor subsidie ingediend, en daarvan zijn slechts 21 kunstenaars gehonoreerd. Daarvoor is 300.000 euro uitgetrokken. Dit is du jamais vu. Zo’n lage toekenningsgraad is nog nooit vertoond.
Er is veel onrust gezaaid in het meest kwetsbare deel van de sector. Minder dan 40 procent van alle dubbel positief geadviseerde projecten krijgt subsidies. Het budget voor de individuele kunstenaars en de projectorganisaties is gedaald van 10 miljoen euro in 2013 naar 6,5 miljoen euro nu. Uiteraard hebben kunstenaars en organisaties hierop gereageerd. Ik denk aan Theater aan Zee, en er waren brieven van oKo, State of the Arts, NICC, Hart boven Hard, Hoogtij(d) enzovoort. U rechtvaardigt uw beslissing door te zeggen dat u in de grootst mogelijke mate uw adviescommissies volgt. Naar uw administratie formuleerde u het als volgt: “Zoals reeds besproken met uw diensten hebben we de projectsubsidietabellen voor individuele kunstenaars en organisaties nog strenger aangepakt.” In de feiten, minister, doet u met één pennentrek het werk van de adviescommissies teniet en zet u uw eigen administratie buiten spel.
U volgt maar 41 procent van de dubbel positief geadviseerde beoordelingen. Zeven dubbel afgekeurde projecten zijn door u uit de prullenbak opgevist en krijgen toch subsidies. In sommige dossiers ruikt het zelfs naar vriendjespolitiek. U weet zelf over welke dossiers het gaat. U zou toch moeten weten dat dit onkies is. Ik zal de dossiers niet vernoemen, maar u weet dat u als minister geen verdenking mag opwerpen dat een bepaalde kleur een voordeel kan scheppen. De feiten spreken voor zich.
U herhaalt steeds dat er geen geld is, maar dat verklaart niet waarom de projectsubsidiepot plots met 40 procent is gedaald. Zelden heb ik het vertrouwen van de sector in u zo zien afbrokkelen, of het nu gaat over de directeur van cultuurhuizen, over organisaties of over kunstenaars. U maakte beloften die u niet nakomt. De verontwaardiging betreft onder meer de willekeur en oude politieke cultuur die gesuggereerd wordt. Eigenlijk wordt er ook gesuggereerd dat lobbyen loont en een goed dossier niet meer, want zoveel dubbel positief geadviseerde dossiers halen het niet. U kunt wel bij hoog en bij laag beweren dat dit niet zo is, maar de feiten spreken ook hier voor zich.
Aan het begin van de legislatuur hebt u heel duidelijk gezegd dat u geen uitzonderingen zou maken. Het zou tot het minimum worden beperkt en u zou de secure adviezen van de beoordelingscommissies volgen. Dit zijn uw woorden: “Er zou geen plaats zijn voor politiek en cultureel gelobby.” De feiten tonen een ander verhaal. U argumenteert dat er geen geld is en dat er bespaard moet worden en dat het vanaf 2017 – insjallah – beter zal worden. Het geld is nu eenmaal beperkt, zegt u, en blijkbaar hebben we grote moeite om dat met zijn allen te aanvaarden. Daarmee plaats u alle klagers onmiddellijk in het hoekje van wereldvreemde pipo’s.
Dat is een knap staaltje van communicatieve framing, maar het klopt niet omdat er blijkbaar wel geld is voor negatief beoordeelde projecten en omdat een aantal projecten – de happy few – zelfs meer geld krijgen dan werd geadviseerd door de adviescommissie. En in de kranten lees ik dat u een deel van de projectsubsidie achter de hand houdt voor internationale projecten later. Ik sta te popelen om te weten welke internationale projecten dan naar voren zullen worden geschoven om door dat deel van de projectsubsidiepot te worden gehonoreerd. En over hoeveel gaat het dan?
Wat mij nog het meest stoort in dit dossier, is dat u heel mooie beleidsverklaringen hebt maar heel weinig beleidsdaden. U zegt zelf: “De sociaal-economische positie van kunstenaars en de positie van kunstenaars in het algemeen versterken is een belangrijke prioriteit voor mij. We moeten kunstenaars koesteren, want zij zijn toch de hoeksteen van een kwaliteitsvol kunstenlandschap.”
Ik ben het daar met u eens. Maar als we kijken naar de beleidsdaden, naar uw dadendrang op het moment dat u een beslissing ten faveure van de kunstenaars kunt nemen, zien we dat u hen in de financiële dieperik duwt. U zegt dat u het probleem van de armoede onder de kunstenaars onderkent. We hebben daarover in dit parlement gediscussieerd. Maar op het moment dat u daar een beslissing zou kunnen nemen, zie ik dat er ondersubsidiëring is en dat u, in het slechtste geval, hen dwingt om het werk stop te zetten.
Ik kan nog heel wat punten behandelen, maar beperk mij tot een laatste punt: diversiteit. Ik geloof u wanneer u zegt dat u dat een heel belangrijk thema vindt. Maar op het moment dat u een beslissing kunt nemen, zie ik, wanneer ik alle aanvragen bekijk, dat er daar ook een probleem is. Er is weinig kleur bij de aanvragen. Diegenen die een dossier indienen en dubbel positief geadviseerd worden, krijgen geen geld. Redouan Nesrika wordt als kunstenaar algemeen erkend als een toekomstig groot talent. Hij heeft een dubbel positief advies gekregen, maar hij krijgt nul, noppes, de botten. U vraagt terecht van de sector om meer kleur in de theaterzalen te brengen, maar waar u de sleutel zelf in handen hebt, geeft u niet thuis. Dat vind ik bijzonder teleurstellend.
Ik kan het ook nog hebben over de ranking en over andere dingen. Maar nog een laatste punt: slecht bestuur. Een goed beleid begint bij duidelijke communicatie over de financiële contouren. In een of ander interview zegt u met een zeker dedain: “Dat sommige projecten al in de programmabrochures waren opgenomen, is niet mijn verantwoordelijkheid. Men kan speculeren dat het wel in orde zal komen, maar de overheid is nooit verplicht om subsidies te geven. Zelfs in het geval van een positief advies.”
Dit is gewoon onbetrouwbaar bestuur. De sector weet niet meer of 100 procent van de projectsubsidies gehandhaafd zal worden, of 7,5 procent, zoals in het begin werd gezegd, of 40 procent, dat eigenlijk het bedrag is waarop er nu werd afgeroomd. Maar wat met de rechtszekerheid? Wat met het goed bestuur van de overheid zelf ten aanzien van al die organisaties? We kregen vandaag allemaal een dossier van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, dat heel concreet aanduidt welke voorstellingen er werden geschrapt. Dat zijn er niet weinig. Eigenlijk zien we daar de eerste afbraak van een cultuurpolitiek. Dat is niet ten faveure van het kunstenlandschap.
Daarom, minister, heb ik een aantal prangende vragen. Een aantal ervan heeft de heer Caron ook al gesteld. Ik zal ze kort hernemen.
Wat is in 2015 het beschikbare budget voor projecten en beurzen? Er is daar blijkbaar heel wat speculatie over. Hoe verhoudt het zich ten opzichte van het budget van 2014? Hoe hebt u dit bedrag georganiseerd? Hoeveel hebt u besteed in deze ronde en hoeveel is nog beschikbaar voor de volgende ronde van 2015?
Op welke manier rijmt u uw subsidiebeleid met alle verklaringen die u in deze commissie en op andere plaatsen hebt afgelegd over de thema’s die ik zojuist heb aangehaald maar ook in uw visienota? Ik zie daar twee aparte, parallelle trajecten.
Er werden meerdere negatief geadviseerde aanvragen opgevist. U zult wellicht zeggen dat dat in het verleden ook gebeurde. Maar in het verleden werd er wel eerst gezorgd dat de positief geadviseerde gehonoreerd werden, waarna men een aantal negatief geadviseerde ging opvissen. Minister, het is uw prerogatief, maar het komt echt wel als zeer onrechtvaardig over als u veel dubbel positief geadviseerde projecten niet honoreert. Waarom maakt u deze keuzes? Hoe legt u dat uit? Waarop is uw selectie gebaseerd? Welke rol hebben de adviescommissies nog als u zo te werk blijft gaan? Ik kan mij voorstellen dat heel wat nieuwe mensen in die commissies nu met heel veel vragen zitten. Ze doen secuur werk, ze wikken en wegen, maar ‘in the end’ wordt het bijna verticaal geklasseerd.
Is er een bedrag doorgeschoven naar het internationaal budget? Wanneer en op welke wijze werd deze beslissing genomen? Over welke projecten gaat het dan?
Wat voorspelt dit voor de toekomst van de Vlaamse kunstwereld? Wat mogen we nog meer, of nog minder, verwachten?
Minister, bent u bereid om uw beslissing hierin te heroverwegen en om corrigerende maatregelen te treffen?
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik stel die vraag vandaag met droefenis – mijn boosheid is al weggeëbd – omdat we op de vooravond staan van de dossier- en beleidsaanvragen die de kunstenorganisaties moeten doen tegen 1 oktober voor de vijfjarige periode van het nieuwe Kunstendecreet. Ik denk dat er nog collega’s in deze zaal betrokken zijn bij activiteiten te velde. Ik ben droevig omdat een aantal van die gebeurtenissen die in deze projectsubsidiëringsbeslissing betrokken zijn, de sector zeer onrustig maken en het wederzijdse vertrouwen in u, en omgekeerd ook wel wat, op wankele gronden hebben gezet. Dat vertrouwen is wat geschaad. Er is heel veel onrust omdat iedereen zich afvraagt hoe het nu verder moet met die meerjarige ronde, die op zich natuurlijk een veel grotere impact heeft op werking van organisaties, die meestal structureel zijn, die groter zijn en die personeelsleden in dienst hebben. Droevig, dat is mijn beeld.
In de tekst van mijn interpellatie staan heel wat reacties, van Overleg Kunstenorganisaties (oKo), State of the Arts, het artikel uit ‘rekto:verso’. Ik kon er nog reacties aan toegevoegd hebben van de acties op Theater aan Zee of uitspraken op het Theaterfestival. Sommige collega’s waren daar ook bij. Ik zal die niet voorlezen. Wat ik wel gedaan heb toen ik uit vakantie terugkwam, is naar de administratie gaan en in het kader van de openbaarheid van bestuur het hele dossier nog eens uitvlooien. Het lijkt me interessanter om dat eens te doen in het licht van wat moet gebeuren. De eerste vier van mijn vragen zullen daarmee eigenlijk bijna vervallen. Ik vond het de moeite waard om te doen. Daarom benader ik het toch wel wat anders.
Minister, wat stel ik vast? Dat er eigenlijk globaal genomen niet meer aanvragen voor projectsubsidies zijn ingediend dan de voorbije jaren. Idem voor kunstenaarsbeurzen. In de nota die de administratie aan u bezorgd heeft, staat de evolutie over de jaren heel mooi opgelijst. Het verschil zit hem in het feit dat er de voorbije jaren twee keer, en dus ook dit keer, aan de projectpot gerommeld is. Twee keer in de recente geschiedenis is hetzelfde gebeurd. Twee keer is een deel van de projectmiddelen aangewend voor tweejarige subsidiëring. Dat is gedaan door minister Schauvliege in april vorig jaar. Voor de tweejarige subsidiëring moet vanaf 1 januari van dit jaar gesubsidieerd worden. En het is ook gedaan in 2009 door minister Anciaux voor juist dezelfde reden. Telkenmale wordt de projectpot met een slordige 2 tot 3 miljoen euro verminderd. Telkenmale wordt de discussie over de 10 procent projectmiddelen hervat. U hebt die belofte overigens niet gemaakt, u bent realistischer wat dat betreft. Het is een precair systeem. Dat zal nu grotendeels weg zijn omdat we een andere regeling hebben in het nieuwe Kunstendecreet. Ik hoop dat we dat accident niet meer zullen hebben.
Er is gesubsidieerd door de commissies voor zowel de projecten van organisaties als voor kunstenaarsbeurzen voor een totaalbedrag van 3.155.100 euro. Het beschikbare budget is 2.047.619,55 euro. Ter vergelijking: in 2014 was er voor deze ronde op hetzelfde moment nog 4.761.000 miljoen euro beschikbaar ten opzichte van een positief geformuleerde vraag van 2.922.000 euro. Toen was er minder positief geadviseerd maar was er een serieus groter bedrag dan dit jaar.
De aanvragen zijn wat gelijk. De positieve beoordelingen fluctueren, wat ook logisch is want de kwaliteit van dossiers verandert. Het toont wel aan dat telkenmale die tweejarige structurele rondes passeerden, er het jaar nadien een tekort is aan projectmatige middelen. Pijnlijk is dat het net altijd samenvalt met het moment dat er juist een aanvraagronde voor meerjarige projecten is. Je zit met een complexiteit die dat extra moeilijk maakt.
Minister, ik begrijp dat u wat geld achter de hand hebt moeten houden voor de internationale aanvragen, voor de werkverblijven, voor de opnameprojecten en de compositieopdrachten. Dat zijn open vragen die niet aan rondes gebonden zijn en die telkenmale kunnen worden beslist. Dat begrijp ik en dat is een situatie waarmee u geconfronteerd werd. Dat weet ik. Dat is niet tof, maar dat is nu eenmaal wat het is. Iedereen van ons zou op uw stoel hetzelfde ervaren hebben. Tot daar begrijp ik de problematiek heel goed.
Maar wat moet er dan gebeuren om van die geadviseerde bedragen tot een finale beslissing te komen? Hier komen we op het moeilijkere deel van het verhaal. De administratie heeft u een voorstel gedaan, minister, namelijk om de ranking te gebruiken in de commissie. De administratie heeft er in haar voorstel aan u voor geopteerd om niet overal de kaasschaaf toe te passen – dat is een belangrijk element en ik kom daar zo meteen op terug – maar binnen het budget de ranking te gebruiken namelijk alleen de eerste helft van de dubbel positief beoordeelde projecten, en telkenmale het laagste bedrag van de zakelijke beoordeling dan wel de artistieke beoordeling als leidraad te nemen. Toen kwam men er nog niet en toen heeft men nogmaals die lijst gehalveerd. Dat zit al op bijna een kwart van de originele aanvragen. Het is niet helemaal hetzelfde. Het is hogere wiskunde, maar u begrijpt goed wat ik bedoel.
Dat resulteert dan in een ronde van 421.000 euro voor de beurzen en 1.187.000 euro voor de projectsubsidies, voor de eerste 21 procent van de gevraagde sommen, voor de tweede 20 procent van de gevraagde subsidies. Dan blijft er nog 438.000 euro over voor opnameprojecten en andere werksoorten die ik genoemd heb.
Je kunt daarover discussiëren. Het decreet bevat geen mechanismen die u of wie dan ook oplegt om tot een beslissing te komen. Maar dan hebt u dat advies toch wel stevig gemasseerd. Ik neem er even de beslissing bij die u genomen hebt en betekend hebt aan de administratie, na hun nota. Daarin staat letterlijk: “Zoals reeds besproken met uw diensten, hebben wij de projectsubsidietabellen voor individuele kunstenaars en organisaties nog strenger aangepakt. Op heel wat dubbel positief beoordeelde individuele kunstenaars en organisaties die bovenaan de ranking staan, halen we de geadviseerde bedragen alsnog naar beneden of suggereren we verschuivingen – dit om ook andere projecten te kunnen ondersteunen en/of om geld te voorzien voor de internationale aanvragen die nog te verwachten zijn/klaarliggen.”
Verder stelt u: “Desalniettemin stel ik enkele positieve verschuivingen voor.” En dan geeft u een lijst van drie kunstenaarsbeurzen, vijf organisaties in de kunsten en dan nog eens vijf organisaties in de kunsten die u honoreert met middelen uit uw budget van de Nationale Loterij en die dus buiten het budget van het Kunstendecreet vallen.
Dat is precair, minister. Het is uw volste recht om te corrigeren, dat is ook uw bevoegdheid, maar ik vind wel dat ter zake een aantal regels van welvoeglijkheid gerespecteerd moeten worden. Ik weet uit ervaring tot wat correcties kunnen leiden en hoe het gebeurt. Het is zoals collega Idrissi zegt: je gaat eerst diegenen die dubbel positief geadviseerd zijn, honoreren. En dan kunt u voor mijn part corrigeren zoveel u wilt en uw persoonlijke accenten leggen – of die van uw kabinet. Maar dat doet u niet.
U doet nog meer. Als je de tabellen uitvlooit, zie je dat er soms bedragen naar beneden gehaald zijn, met 10 procent, 20 procent, soms 60 procent, en dat soms het advies van de administratie gevolgd wordt. In de beslissingsnota vind ik geen enkele motivering daarvan terug. U mag wijzigen, maar dan moet u dat wel motiveren. Er is geen rode draad te vinden waarom de ene naar beneden gaat en de andere niet.
Er is een lijst van organisaties die een uitermate positieve beoordeling krijgen, die net onder of in de ranking vallen, maar die, door te corrigeren op de negatieve adviezen, uit dat bedrag vallen. U hebt bedragen veranderd om binnen het budget negatief beoordeelden te kunnen opvangen, maar u moet goed beseffen dat u ondertussen al ongeveer de helft van de dubbel positief geadviseerden in de kou laat staan. Dat is schrijnend. Dat doet pijn. Als u op die manier artiesten behandelt die eerlijk werk proberen te doen en dossiers maken, is dat niet netjes.
Ik vind dat kunstenaars respect verdienen. Dat zult u wellicht met mij eens zijn. Ik vind ook dat kunstenaars goede dossiers moeten indienen en dat ze aanvullende financiële middelen moeten zoeken. Velen doen dat ook. Maar ik vind dat de teneur waarmee het debat gevoerd wordt, behoorlijk serieus is en dat de sneer die u vorige week in een welbepaald Vlaams weekblad gegeven hebt aan de zogenaamd emotionele en weinig rationeel onderbouwde argumenten van de kunstensector, echt een brug te ver is. Ik zou dat liever niet gelezen hebben. Het sluit aan bij de manier waarop u die dossiers behandeld hebt.
Van mij mag u zoveel wijzigen als u wilt, maar u moet het motiveren. Wie goed presteert, mag u niet in de kou laten staan. Ik zal een paar voorbeelden geven. Het zijn vaak goede kunstenaars, maar daar gaat het niet over. Bij de individuele kunstenaars zijn er drie dossiers opgevist: Frederik De Wilde, Nick Ervinck en Guillaume Bijl. Niemand twijfelt aan de kwaliteit van die kunstenaars. Voor de volledigheid: in het geval van Frederik De Wilde en Nick Ervinck is het bedrag aangepast, in het geval van Guillaume Bijl gaat over twee keer negatief advies. Dat is een topkunstenaar, maar als er geen behoorlijk zakelijk plan en geen behoorlijke financiële verantwoording vooraf is, als er geen artistieke lijn wordt uitgetekend die aanvaardbaar is voor een commissie die best wel weet wie Guillaume Bijl is, dan vind ik dat het niet kan dat dat wordt opgevist.
Er zijn tien organisaties opgevist. Van het merendeel ervan worden de bedragen aangepast. De twee ergste dossiers vind ik die van Le Concert Olympique en van Barre Weldaad. In Rekto:verso worden de politieke lijnen uitgelegd, maar ik kan die niet verifiëren, dus ga ik daar niet op door. In het geval van Le Concert Olympique was er een positief advies voor 36.000 euro, u geeft 70.000 euro. Dat is het omgekeerde verhaal. Bijna iedereen wordt naar beneden geduwd, maar sommigen worden ferm naar boven geduwd. De argumenten voor het recupereren van Le Concert Olympique aan 50 procent van het gevraagde bedrag liggen volledig in de lijn van het positieve zakelijke en artistieke advies. Het was een dubbel positief advies. Maar waarom die er dan uit springen en de andere niet, mag Joost weten.
In het geval van Barre Weldaad, het andere extreme, is het twee keer uitdrukkelijk negatief, wegens slechte dossiers. Het was een aanvraag die al voor de tweede keer werd ingediend. Zowel de administratie als de commissie herhaalde dat noch het zakelijke in orde was, noch de artistieke beschrijving verduidelijkt was. Ik vind dat Barre Weldaad toffe dingen maakt. Zeker weten. Maar we moeten wel de spelregels van het Kunstendecreet volgen en de dossiervorming moet ernstig gebeuren.
Zo kunnen we doorgaan.
Het dossier BAI van Jan De Cock, het dossier van De Miniemen: op zich zijn dat fijne dossiers, maar ze moeten goed zijn. Als ze twee keer een negatief advies krijgen en u vist ze toch op, dan vind ik dat een brug te ver.
Ik zal niet verder uitweiden over concrete dossiers. Ik herhaal: ik wil hier geen uitspraak doen over de artistieke kwaliteit van de dossiers, maar puur over de procedure en de wijze waarop de beoordelingscommissies en de administraties naar de dossiers kijken.
Minister, ik ben droevig. Het is een beetje wreed dat u de ranking opnieuw moest bovenhalen, een ranking die u – als ik mij niet vergis – zelf een tijdje geleden hebt verketterd.
Dat zijn de feiten. Ik hoop echt dat er een beter systeem uit de bus komt. Ik hoop dat voor de structurele ronde de ranking die decretaal eigenlijk niet bestaat, maar vandaag wel wordt toegepast en niet het globale veld bekijkt, niet de context van individuele dossiers in rekening brengt, morgen wel aan de orde kan komen. Ik denk dat daarover ernstig wordt nagedacht. Dat hoor ik ook in de kringen van de belangenbehartigers. Ik hoop dat er een beter systeem uit de bus komt.
Ik hoop dat u in de toekomst, wanneer u corrigeert, in ieder geval de dossiers die dubbel positief worden geadviseerd en in de bovenste helft van de ranking voorkomen, prioritair behandelt en pas nadien corrigeert, al dan niet met uw eigen middelen of met de middelen van de Nationale Loterij.
Minister, ik heb inmiddels zelf al een aantal van de vragen die ik wilde stellen beantwoord. Mijn vraag over het budget is overbodig geworden.
Minister, hoe hebt u het bedrag gereorganiseerd?
Er is een bedrag doorgeschoven naar het budget internationaal. Hoe verhoudt zich dat dan tot de reis- en verblijfkosten? Daarop zat toch al een tijdje geleden een slot?
Werd dit bedrag vooraf duidelijk gecommuniceerd aan de beoordelingscommissies en de administratie? Want eigenlijk zit daar toch ook een soort systeemfout in. Men adviseert zonder het bedrag en dus moet er achteraf worden gecorrigeerd. Dat is nooit goed.
Bent u bereid in te gaan op de vraag van oKo om de actueel gecommuniceerde beslissing te heroverwegen en om corrigerende maatregelen te treffen? Ik verwijs daarvoor naar een uitspraak van uw woordvoerder. Hij zegt op een bepaald moment in de krant: “Daarom is besloten om minder uit te keren en een aantal dubbel positief beoordeelde dossiers te laten wachten.” Zo werken projectsubsidies toch niet? Een beslissing is een beslissing. Ik vind de vraag van oKo dan ook zeer legitiem.
Klopt mijn verhaal over die tweejaarlijkse werkingssubsidies en het knabbelen, happen, bijten en wegkapen van een belangrijk deel van de projectmiddelen?
Hebt u gevraagd om het rankingsysteem te gebruiken?
Er zijn meerdere negatief geadviseerde aanvragen opgevist. Dat is uw prerogatief. Maar het komt als onrechtvaardig over als u daarnaast veel dubbel positief geadviseerde projecten niet honoreert. Waarom hebt u die keuze gemaakt?
Minister, ik heb ook specifieke vragen over de sociaal-artistieke projecten. Het is een bekommernis die we met velen in dit huis delen. Ik zal niet in detail treden, maar algemene vragen stellen. Binnen het sociaal-artistiek werk is er, net als bij de andere domeinen, maar hier specifiek, echt wel bekommernis. Ze hebben het gevoel dat ze in de hoek worden gezet als het over de grote kunsten gaat. Ze voelen zich het kneusje van het Kunstendecreet.
Drie organisaties en twee kunstenaars kregen een dubbel positief advies van hun beoordelingscommissie, maar ze kregen geen subsidie.
In die sector werd er een subsidiebedrag geadviseerd van 215.000 euro, maar er werd amper 90.000 euro toegekend. Dat is relatief gezien minder dan voor de andere sectoren. Vooral bij de organisaties is het verschil heel groot, met positieve adviezen voor 145.000 euro en amper 35.000 euro, minder dan een kwart, toegekend.
Minister, op welk punt in de procedure werd duidelijk hoeveel budget er beschikbaar zou zijn voor sociaal-artistieke projecten? Was de beoordelingscommissie op de hoogte van die budgettaire ruimte?
Werd er aan de commissie gevraagd om een ranking op te stellen? Volgde u die ranking bij uw uiteindelijke beslissing? Ik heb het opgezocht: dat is deels wel en deels niet gebeurd. Het is pijnlijk dat LEA van Leren Ondernemen wel een positief advies van 40.000 euro kreeg, maar dat het niet werd gehonoreerd. Verder is kleinVerhaal – waarvoor ik overigens alle sympathie heb, het gaat mij niet om de individuele dossiers – in de ranking opgeschoven naar boven.
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
De heer Meremans heeft het woord.
Summertime and the living is easy. Dat is van Gershwin, niet? Nu is dat echter niet zozeer het geval. Hele horden mensen storten zich in zee. Ik heb dat gezien. Het leuke aan die sector is dat het protest op een originele manier gebeurt.
Inderdaad, ook wij voelen ons aangesproken. Ik was ook erg verwonderd toen ik het las. Ik zal niet herhalen wat beide collega’s hebben gezegd. Mijn teneur is ook enigszins anders. Ik verbind er nog geen waardeoordeel aan, hoewel ik erg verwonderd ben. Er waren 129 aanvragen met een positief advies. Uiteindelijk hebben 50 aanvragen projectsubsidies gekregen, een totaal van 1,34 miljoen euro. 2 aanvragers krijgen meer subsidie dan er werd geadviseerd, 6 aanvragers kregen het geadviseerde bedrag en 42 aanvragers kregen minder.
Heel wat bekommernissen komen naar boven. 61 procent van de dubbel positief geadviseerde aanvragers krijgt geen subsidie. Veel aanvragers ontvingen uiteindelijk een bedrag dat lager ligt dan het geadviseerde bedrag. Dan was er de beslissing om een aantal dubbel negatief geadviseerde dossiers op te vissen. Dat kon natuurlijk niet rekenen op veel gejuich en handgeklap. Ook met het rankingsysteem, dat een paar keer is aangehaald, is niet iedereen gelukkig. Het zijn veel gehoorde bekommernissen en kritiekpunten. Die komen ook wel regelmatig terug in deze sector wanneer er project- en/of werkingssubsidies in de sector worden toegekend.
Projectsubsidies zijn belangrijk. Dat beklemtonen we zeker en vast. Ze zorgen voor instroom, experiment en dergelijke. De collega’s hebben dat ook al toegelicht. U hebt ook in uw beleidsnota Cultuur en uw visienota Kunsten gesteld daar voldoende op te willen inzetten. Omdat die onontbeerlijk zijn in het kunstenveld, hebben we vorige legislatuur in het vernieuwde Kunstendecreet ook werk gemaakt van een herwaardering van die subsidies. Een frequent terugkerende opmerking van de sector is dan ook dat uw recente beleidsbeslissing niet zou gelijklopen met eerder aangekondigde beleidsintenties. Men verwijst dan ook naar het Kunstendecreet, de visienota Kunsten en uw eigen uitspraken.
Minister, in het licht van uw beslissing, en het debat en ook de commotie die daarbij is ontstaan, heb ik dan de volgende vragen, die in de lijn liggen van de andere. Kunt u meer toelichting geven bij uw beweegredenen met betrekking tot de recente toekenning van de projectsubsidies en beurzen aan kunstenaars en organisaties? Welke factoren hebben daarbij een rol gespeeld? Waren dat het evenwicht tussen disciplines, regionale spreiding, een verscheidenheid van klein en middelgroot? Welke motieven hebben daarbij een rol voor u gespeeld?
U bent ook een aantal keren ingegaan tegen een dubbel negatieve beoordeling. Kunt u ook wat dat betreft meer duiding geven bij uw motieven en beweegredenen?
Het is niet decretaal bepaald, maar er zou ook zijn gewerkt met een rankingsysteem. Kunt u bevestigen of er bij deze ronde al dan niet werd gewerkt met een dergelijk systeem? Wordt dat in de toekomst ook nog gehanteerd?
Mijn volgende vraag is misschien een belangrijke. Op welke manier zult u de komende jaren concreet werk maken van voldoende projectondersteuning, om zo veel mogelijk individuele kunstenaars en organisaties zuurstof te schenken? Bij dezen sluit ik me ook aan bij de bekommernissen en de vele vragen die leven in de sector, en toch ook wat bij de verwondering die daarbij is ontstaan.
Minister, ik zal ook niet herhalen wat door veel collega’s al is aangehaald. Er zijn heel veel vragen gesteld. Vandaag, maar zeker ook de afgelopen weken zijn er af en toe grote woorden gevallen. In ieder geval was er verontwaardiging, ongerustheid en onbegrip. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat u zelf ook wel moet zijn geschrokken van de reacties. Een aantal collega’s hebben het immers al aangegeven. Zelf hebt u het afgelopen jaar steeds heel duidelijk gecommuniceerd. U hebt zelf ook aangegeven dat het niet gemakkelijk was, aangezien we ons in tijden van budgettaire krapte bevinden. Dat weten we. We moeten daar niet flauw over doen. U stelde dat we heel duidelijke keuzes zouden moeten maken, en als er duidelijke keuzes worden gemaakt, dan worden die ook het best op een goede manier gemotiveerd. U hebt zelf ook aangegeven dat duidelijke keuzes noodzakelijk zijn, omdat op dit moment heel veel organisaties maar net het hoofd boven water kunnen houden, omdat er niet altijd voldoende middelen zijn. Als dan wordt geadviseerd een bepaald subsidiebedrag toe te kennen en daar wordt – naar wat wij weten – ongemotiveerd van afgeweken, dan rijzen er toch wel heel wat vragen. Die vragen zijn al wel gesteld door de collega’s, over het juiste overzicht, het waarom van een aantal keuzes. Dat lijkt me heel belangrijk.
Wel wil ik nog twee aanvullende elementen geven. U zei verder tekst en uitleg te zullen geven, wat u vandaag komt doen, maar bij uw motivatie in de krant hebt u wel aangegeven dat er nog een budget moet overblijven voor te verwachten internationale subsidieaanvragen. Dat blijft een heel vaag gegeven. Waaraan denkt u dan? Waarvoor moet dat budget worden vrijgehouden?
De adviescommissies en de beoordelingscommissies hebben heel wat energie en tijd geïnvesteerd om te komen tot die adviezen. Ik merk wel wat ongerustheid en teleurstelling. U zult die reacties ongetwijfeld ook wel hebben gekregen. We staan voor een heel boeiend jaar, waarbij heel wat mensen zich ertoe hebben geëngageerd om subsidiedossiers te gaan beoordelen. Er is nog een heel grote onduidelijkheid: we zullen samen moeten bekijken hoe we vorm kunnen geven aan dat Kunstendecreet. Ik heb toch het gevoel dat er ter zake wel wat ongerustheid leeft. Acht u het niet noodzakelijk om die misschien toch wel beschadigde relatie met de beoordelingscommissies te herstellen, om opnieuw naar een goede samenwerking te kunnen gaan? Hoe zult u dat dan doen?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, zoals inderdaad gezegd, zal ik een gecoördineerd antwoord geven op de diverse vragen. Het zal ook een lang antwoord zijn, omdat de problematiek dat rechtvaardigt, maar ook omdat het een vrij complexe kwestie is. Van de feiten zoals sommigen die hier à charge hebben gedebiteerd, bestaat er immers ook een versie die men als à decharge zou kunnen beschouwen, en die in elk geval breder is, opdat men, zelfs indien we op het einde van het debat niet tot een consensus komen, meer nuances en complexiteit zou zien dan er op het eerste gezicht misschien worden verwacht.
U weet dat het budget voor de fameuze projectenpot wordt gebruikt voor de volgende aanvragen binnen het Kunstendecreet: ontwikkelingsgerichte beurzen van kunstenaars, projectbeurzen van kunstenaars, creatieopdrachten, projecten van organisaties, internationale projecten, werkverblijven, internationale netwerkorganisaties, tegemoetkomingen in reis-, verblijf- en transportkosten vanuit en naar het buitenland, vertalingen uit het Nederlands naar andere talen en omgekeerd, opnameprojecten en niet-periodieke publicaties.
Bij de begrotingsopmaak was er voor 2014 op het begrotingsartikel waar al die projecten kunnen worden ingediend, voorzien in een bedrag van 9.600.000 euro. Bij de begrotingscontrole door de vorige regering in 2014 zijn er eenmalig middelen herschikt en bleef uiteindelijk een bedrag van 9.350.000 euro over voor projecten in uitvoering van het Kunstendecreet.
Mijnheer Caron, uit de begrotingsstukken die wij samen hebben doorlopen en die u nog eens kunt raadplegen, blijkt dat op het begrotingsartikel finaal in een bedrag van 6.540.000 euro aan vastleggings- en betaalkrediet is voorzien voor projecten in uitvoering van het Kunstendecreet voor het begrotingsjaar 2015. Het verschil van 3.060.000 euro tussen het budget van 9.600.000 euro bij de initiële begroting 2014 en het budget van 6.540.000 euro bij de initiële begroting 2015 kan worden verklaard. Zo is er een herschikking gebeurd van 270.000 euro naar het VAF. Maar de meest omvangrijke herschikking, zoals ook door u aangegeven, is wel degelijk die van 2.490.000 euro naar de werkingsmiddelen voor de tweejarige subsidies. Ik werp niemand een steen. U hebt ook terecht gezegd dat op het eind van de regeerperiode van de heer Anciaux, mevrouw Schauvliege daarmee heeft moeten afrekenen. Zo is het ook voor mij. Daarmee wil ik niet zeggen dat die middelen onterecht zijn besteed. Men zocht toen ook naar een oplossing voor een bestaand probleem namelijk het optrekken van het bedrag voor de werkingsmiddelen voor tweejarige subsidies.
Tegelijkertijd zijn er eenmalige middelen die in 2014 waren toegevoegd aan de werkingssubsidies, teruggevloeid naar de projectmiddelen. Het gaat om een bedrag van 230.000 euro waarin eenmalig was voorzien voor bijkomende opdrachten en de integratiekosten van het Vlaams Theater Instituut, het Instituut voor Beeldende, Audiovisuele en Mediakunst en Muziekcentrum Vlaanderen in het nieuwe Kunstenpunt. En dan is er uiteraard de besparing van 530.000 euro of de fameuze min 7,5 procent in het kader van de algemene besparingen bij de opmaak van de begroting. Zo komt men dus tot de daling van het budget, helaas.
De Vlaamse Regering heeft op 6 juni 2014 beslist om bij de opmaak van de begroting 2015 het beschikbare budget van 5.786.700 euro voor te behouden voor de toekenning van de tweejarige werkingssubsidies in de periode 2015-2016. De Vlaamse Regering heeft daarbij beslist een bedrag van 2.490.000 euro vanuit de projectmiddelen van het Kunstendecreet te gebruiken voor de opstelling van het budget voor de werkingssubsidies.
Deze beslissing van de Vlaamse Regering was onder meer ingegeven door de vaststelling dat een groot aantal aanvragers voor 2015-2016 organisaties betroffen die al meerdere jaren projectsubsidies ontvingen en dat deze organisaties binnen het toenmalige Kunstendecreet in aanmerking kwamen voor een meer langdurige, lees tweejarige structurele ondersteuning.
Hoewel de vorige regering had gehoopt dat de bijkomende middelen voor werkingssubsidies de druk op het projectbudget zouden verminderen, blijkt dat vooralsnog niet het geval te zijn.
In 2014 is voor 25,9 miljoen euro aan projectondersteuning aangevraagd waarvan ongeveer een half miljoen euro niet-ontvankelijk. Voor 2015 was in de zomer al voor meer dan 26 miljoen euro aan aanvragen binnen waarvan 300.000 euro niet-ontvankelijk.
Mijnheer Caron, u vroeg hoe het budget precies georganiseerd is. Er is geen voorafgaande verdeling van middelen over de diverse soorten subsidies die kunnen worden aangevraagd, net zoals dat sinds de begrotingscontrole 2012 het geval is. Ter herinnering, op dat ogenblik is de systematiek van de begrotingsopmaak fundamenteel gewijzigd en zijn de toenmalige basisallocaties geclusterd in begrotingsartikelen. De toenmalige minister heeft toen beslist, net omdat uit de praktijk bleek dat een voorafgaande verdeling van middelen telkens bleek te moeten worden bijgesteld, om de middelen te integreren op één begrotingsartikel met twee basisallocaties, namelijk basisallocatie 267 voor subsidies aan individuen en basisallocatie 268 voor subsidies aan organisaties. Sindsdien is herhaaldelijk gebleken dat ook die voorafgaande verdeling eigenlijk zinledig is eens de praktijk van het beslissen over aanvragen zich aandient. Er is bijgevolg geen voorafgaande organisatie, noch achteraf een reorganisatie van het budget. Een dergelijke voorafgaande verdeling zou trouwens ingaan tegen de geest van het nieuwe begrotingsmodel en van de schotteloosheid die het Kunstendecreet hanteert. De opdracht van de beoordelingscommissies en de administratie is om in de eerste plaats te kijken naar de intrinsieke kwaliteit van de aangevraagde initiatieven.
Tot nu toe zijn er 29 beslissingsrondes geweest in het begrotingsjaar 2015. In deze verschillende beslissingsrondes is voor een totaal bedrag van 6.515.133,45 euro toegekend, waarvan een bedrag van 2.250.956,45 euro voor kunstenaars en een bedrag van 4.264.177,00 euro voor organisaties.
Op dit ogenblik zijn er nog altijd 143 dossiers in behandeling voor internationale initiatieven voor een totaal aangevraagd bedrag van 870.409,35 euro. Deze worden chronologisch beoordeeld. Het betreft de volgende initiatieven: 19 internationale projecten voor een gevraagd bedrag van 393.177,16 euro, 4 internationale werkverblijven voor een gevraagd bedrag van 16.250,00 euro, 1 internationale vertaling voor een gevraagd bedrag van 70.672,79 euro en 119 tegemoetkomingen in reis-, verblijfs- en transportkosten voor een gevraagd bedrag van 390.309,40 euro. Omdat in het budgettaire plaatje nog slechts een kleine 25.000 euro aan middelen overbleef voor deze dossiers, heb ik beslist om nog 135.000 euro aan middelen te herschikken van mijn internationale kredieten bestemd voor onder andere bilaterale en andere samenwerkingsverbanden naar het budget voor de uitvoering van het Kunstendecreet. Het uiteindelijke totale budget voor projectsubsidies zal daarmee eindigen op 6.675.000 euro.
Een voorafgaande verdeling van middelen is volgens mij niet mogelijk, noch wenselijk. Als we het aantal aanvragen per ronde bekijken, dan zien we vooral variatie en onvoorspelbaarheid door de jaren heen.
Tussen 2010 en 2015 is voor de beurzen al voorgekomen dat soms de eerste en soms de laatste ronde het meeste aanvragen telt. Soms zijn de aanvragen vrij gelijklopend verdeeld over de drie rondes, soms is er een piek in aanvragen, waarbij het hoogste aantal aanvragen bijna dubbel zo hoog ligt als het laagste aantal binnen hetzelfde jaar. Gelijkaardige variatie doet zich voor bij de projectsubsidies, waar de meerderheid van de aanvragen soms in de eerste, soms in de tweede ronde ligt, en waar het aantal aanvragen in één ronde soms tot 30 procent hoger ligt dan in de andere ronde, terwijl in andere jaren de verdeling bijna fiftyfifty is. Voor de internationale initiatieven is er al helemaal geen lijn te trekken. Er zijn heel vaak rondes waar een bepaalde soort aanvragen helemaal niet voorkomt. Bij reis-, verblijfs- en transportkosten varieert het aantal aanvragen per maand over de laatste 5 jaar van 0 tot 88.
Noch op basis van subsidiesoort, noch op basis van ronde is het daarom mogelijk om het beschikbare budget voorafgaandelijk absoluut te verdelen.
In concreto is er de volgende tijdsreeks wat betreft het aantal aanvragen binnen een eerste ronde van projecten van organisaties en kunstenaars en beurzen. In 2012 waren er voor de eerste ronde 244 dossiers; in 2013 waren er 365 dossiers; in 2014 waren er 305 dossiers; in 2015 waren er 266 dossiers.
Het aantal aanvragen was dus in de eerste ronde van 2015 niet van die aard dat het aanleiding leek te geven tot bijzondere maatregelen.
Wat de ontwerpbegroting voor 2016 betreft, zal er momenteel worden uitgegaan van een budget van 6.540.000 euro voor projectsubsidies in uitvoering van het Kunstendecreet. Voor ieder van de drie projectaanvraagrondes kan tussen 25 procent en 35 procent van het budget worden besteed. Andere aanvragen zoals voor tussenkomsten in buitenlandse publieke presentaties, zoals de reis-, verblijf- en transportkosten, zullen continu worden gemonitord.
Er zijn een aantal vragen over het internationale gesteld, die ik in stukken zal beantwoorden. U zult straks merken waarom.
Er is dus geen apart budget ‘projecten internationaal’ voor de uitvoering van het Kunstendecreet. Er is ook geen voorafgaande verdeling van middelen, noch over de diverse soorten subsidies die kunnen worden aangevraagd, noch over de disciplines, dus ook niet voor bijvoorbeeld ‘sociaal-artistiek’. Er is bijgevolg enkel een ‘globaal budget’ beschikbaar dat voor alle vormen van ondersteuningsaanvragen wordt gebruikt.
Dit globale budget wordt gebruikt voor alle mogelijke aanvragen die binnenkomen. In juni en juli werden de laatste beslissingen genomen over opnameprojecten, creatieopdrachten niet-muziek, beurzen en projecten van kunstenaars en organisaties. Voor andere subsidiesoorten, namelijk de creatieopdrachten muziek en de diverse soorten internationale initiatieven, is er een doorlopende aanvraagmogelijkheid. In de praktijk betekent dit dat er voor de tweede jaarhelft nog steeds aanvragen kunnen binnenkomen.
Om ook voor deze, momenteel reeds in behandeling zijnde dossiers, nog een beslissing te kunnen nemen, heb ik beslist om in juni en juli niet het volledige resterende budget uit de projectmiddelen op te gebruiken en 113.000 euro opzij te zetten.
Ook wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om erop te wijzen dat de internationale subsidieprojecten naar individuele kunstenaars en kleine organisaties gaan, en niet naar prestigieuze projecten zoals men soms durft te insinueren. Het zijn met andere woorden ook kunstenaars.
Een vraag ging over de communicatie met de beoordelingscommissies.
In welke mate van detail deze budgettaire context in de commissies werd besproken, kan variëren. Mijns inziens vormt dit echter geen bezwaar voor de goede werking van de beoordelingscommissies.
Ik verklaar mij nader. Het Kunstendecreet steunt op kwaliteitsbeoordeling. De taak van de beoordelingscommissies is dan ook in de eerste plaats – en dat doen zij ook – de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de voorgelegde initiatieven te beoordelen. Het is zeker niet de bedoeling dat beoordelingscommissies wegens budgettaire restricties aan kwaliteitsvolle initiatieven een negatief advies of een lager aanbevolen subsidiebedrag zouden geven. Ik heb daarover een discussie gehad met verschillende commissies. Ofwel vraag ik dat ze mijn werk doen, en dat is eigenlijk niet de bedoeling: nog moeilijker keuzes maken dan ze doen. Ofwel vraag ik dat ze hun werk doen, en dat doen ze uitstekend: projecten en aanvragen op hun artistieke intrinsieke kwaliteit beoordelen. Ook de taak van de administratie situeert zich in eerste instantie op dat vlak: het beoordelen van de zakelijke kwaliteit van de voorgelegde initiatieven.
Het is pas in een daaropvolgende fase dat een beslissingsvoorstel, dat is gebaseerd op kwaliteit, wordt gealigneerd aan de budgettaire ruimte.
Zoals ik daarnet reeds heb meegedeeld, wordt voor 2016 het algemeen kader voor de beslissingsruimte nog eens duidelijk meegegeven en zal ik de uitvoering van de begroting van dichtbij laten monitoren.
Wat betekent dat voor de komende jaren? Is dat bijkomende zuurstof of niet?
De huidige werkingssubsidies zijn toegekend tot eind 2016. Ten laatste bij de beslissing over de meerjarige werkingssubsidies voor de periode 2017-2021 moet de verhouding tussen werkingssubsidies en projectsubsidies wel worden geëvalueerd. Vroeger lijkt me dat vrijwel onmogelijk en ook niet wenselijk. Het is wel degelijk mijn bedoeling om op dat ogenblik de hertekening door te voeren, en terug in voldoende middelen te voorzien voor projectmatige initiatieven.
We moeten goed voor ogen houden dat het oude en het nieuwe Kunstendecreet wat definities betreft, soms substantieel verschillen – zo ook het begrip projectmiddelen.
Je zou hier kunnen spreken van een paradigmaswitch. Met het nieuwe Kunstendecreet spreekt men vanaf 2017 van vijfjarige werkingssubsidies en ook driejarige projectsubsidies. Tot nu toe sprak men van vier- en tweejarige werkingssubsidies en van eenjarige projectsubsidies. Het effect hiervan op het aantal aanvragen valt op dit ogenblik niet te voorspellen.
In de huidige stand van zaken en voor zover wij kunnen inschatten, is het wel mijn bedoeling om tenminste het bedrag van 2.460.000 euro opnieuw toe te voegen aan de projecten, maar pas vanaf 2017. Het bedrag van 2016 zal niet verschillen van dat van 2015, zoals ik daarnet heb gezegd. Omdat het engagement van de vorige minister in 2017 is afgelopen en wij met een nieuwe ronde voor het Kunstendecreet een herschikking in het algemeen zullen hebben gedaan, is het wel de bedoeling om de projectenpot in elk geval met dit bedrag te verhogen. Het legt wel geen verhouding voor de eeuwigheid vast tussen project- en werkingssubsidies waarover we de discussie zullen moeten voeren.
2015 is een moeilijk jaar, 2016 is een moeilijk jaar, in 2017 komt er de facto… Ik wil er geen lolletje van maken. Dat is niet de bedoeling. Inch Allah. Ik wil een aantal engagementen proberen te honoreren en ik wil straks aangeven waarom ik bepaalde dingen heb gedaan zoals ik ze heb gedaan.
De beslissing die door mijn voorgangster te goeder trouw werd genomen om de tweejarige werkingssubsidie op het einde van de vorige legislatuur te honoreren, loopt eind 2016 af. De middelen moeten op dat ogenblik opnieuw aan de pot worden toegevoegd. Ondertussen zullen we beslissingen nemen over de werkingen en projecten binnen het nieuwe Kunstendecreet. Ik verschuil me dus nergens achter, ik zal ook de allermoeilijkste vragen beantwoorden. We hebben hier een aantal tijdsplaten die over elkaar schuren en de vraag is hoe we dat het beste kunnen managen.
Ik zal nu gedetailleerd ingaan op de vraag over de internationale projecten. Na een principiële beslissing loopt nog een procedure via de Inspectie van Financiën vooraleer ik mijn beslissing kan formaliseren door het ministerieel … Sorry, ik ga u niet verwarren. Dit is niet het antwoord op de vraag over de internationale projecten. Dit gaat over de motivering van de huidige ronde enzovoort.
Na een principiële beslissing die is genomen in juli, loopt nog een procedure via de Inspectie van Financiën vooraleer ik mijn beslissing kan formaliseren door het ministerieel besluit te ondertekenen. Om aanvragers niet nodeloos lang in het ongewisse te laten – door de tijdsdruk hebben we daar inderdaad wat te lang mee gewacht – heb ik elke individuele aanvrager via mijn administratie op de hoogte laten brengen van de principiële beslissing in hun dossier. Als deze beslissing geformaliseerd zal zijn via een ministerieel besluit, zal de informatie ook onmiddellijk beschikbaar zijn voor het grote publiek via de website.
U vraagt naar het overzicht van aanvragen, adviezen en beslissingen voor het volledige jaar 2015. Tot nu toe zijn er 29 beslissingsrondes geweest, 9 voor internationale initiatieven, 6 voor reis-, verblijfs- en transportkosten, 3 voor creatieopdrachten, 3 voor beurzen en projecten van individuele kunstenaars, 2 voor projecten van organisaties en 2 voor opnameprojecten.
De conclusies die men de voorbije weken in de media en in het maatschappelijk debat meende te mogen trekken over mijn beleid, zijn niet correct. Ze extrapoleren een beslissing die is ingegeven door budgettaire krapte, onterecht naar mijn volledige beleid. Behalve voor deze allerlaatste ronde, zijn de adviezen van de commissies en administratie quasi integraal gevolgd. Ik zal daar straks een percentsgewijze toelichting over geven.
Ik heb inderdaad in de laatste beslissingsrondes – die feiten zijn niet weerlegbaar – vanwege budgettaire krapte een aantal subsidies, ondanks dubbel gunstig advies, niet kunnen toekennen. Het gaat om 26 beurzen (op 33 gunstige adviezen in een groep van 81 aanvragen), om 18 projecten van kunstenaars (op 26 gunstige adviezen in een groep van 46 aanvragen), en om 35 projecten van organisaties (op 65 dubbel gunstige adviezen in een groep van 140 aanvragen). U krijgt uiteraard het schriftelijke antwoord zodat u dit cijfergegoochel – voor zover het van belang is, maar in de feitelijkheid is het nu eenmaal van belang en ik moet ermee werken – nog eens rustig kunt nalezen.
Als u naar de voorgaande rondes van 19 december 2014, 16 januari 2015 en 30 april 2015 kijkt, dan ziet u dat dit daar niet is voorgekomen. Het gaat om 2 rondes voor beurzen, waarin 174 dossiers werden behandeld met 59 gunstige adviezen en 59 toekenningen voor een bedrag van 645.900 euro; 2 rondes voor projecten van kunstenaars, waarin 94 dossiers werden behandeld met 44 dubbel gunstige adviezen en 44 toekenningen voor een bedrag van 1.783.000 euro; en 1 ronde voor projecten van organisaties, waarin 134 dossiers werden behandeld met 54 dubbel gunstige adviezen en 54 toekenningen voor een bedrag van 1.061.800 euro. Wat betreft de initiatieven met doorlopende aanvraagmogelijkheid, heb ik 2 internationale projecten uit ronde 7 van 20 juli 2015 niet meer gesubsidieerd vanwege budgettaire krapte.
In de voorgaande rondes van deze subsidiesoorten heb ik in ronde 3 van 31 maart 2015 – excuus dat ik nu even technisch word, maar ik geef u zoveel mogelijk informatie, en straks kom ik tot een aantal politieke conclusies – ondanks dubbel gunstig advies geen subsidie toegekend aan welgeteld één tussenkomst in reis-, verblijfs- en transportkosten. Het betreft het project Margarita Production voor de presentatie van de voorstelling Monique. Ik ontving van de organisator het bericht dat het initiatief niet doorging.
Omgekeerd wordt mij ‘opvissen’ verweten. Ik wil de cijfers in de juiste context plaatsen. In 12 dossiers op een totaal van 557 toegekende subsidies voor het hele jaar 2015, of in 2 procent van de dossiers is er een subsidie toegekend aan een dossier dat niet dubbel positief was geadviseerd. In 5 van deze gevallen geef ik prioriteit aan een gunstig artistiek advies. In 5 gevallen is het zakelijk advies gunstig en ben ik van mening dat het artistiek advies voldoende argumenten bevat om het initiatief toch te ondersteunen. Slechts in 2 gevallen gaat het om een afwijking van een dubbel negatief advies.
Op basis van het hoge aantal kwalitatief bevonden en dus gunstig geadviseerde initiatieven in de laatste ronde, gecombineerd met het hoge aantal nog in behandeling zijnde aanvragen, heb ik beslist om de toekenning van beurzen en projecten van kunstenaars (derde en laatste ronde) pas te nemen op het ogenblik dat er ook duidelijkheid was over de adviezen voor projecten van organisaties (tweede en laatste ronde); een beperkt gedeelte van het budget (113.000 euro) alsnog niet toe te kennen, omdat er op dat ogenblik 170 internationale dossiers in behandeling waren en zijn; een budget van 135.000 euro te herschikken naar de projectmiddelen, omdat het overblijvende bedrag als te laag wordt ingeschat; en vijf subsidietoekenningen voor een bedrag van 108.000 euro aan te rekenen op middelen buiten het Kunstendecreet (Lotto-middelen en middelen voor Brussels beleid).
Dat mijn beslissing tot gevolg had dat heel wat gunstig geadviseerde, en dus kwaliteitsvolle initiatieven, toch geen ondersteuning krijgen, heeft enkel te maken met de budgettaire context. Voor de 79 dubbel positief geadviseerde maar niet gehonoreerde dossiers ontbrak het aan 1.680.974 euro. In een vorige ronde kon mijn voorgangster – dat is haar verantwoordelijkheid ten goede – nog schuiven met middelen binnen de begroting waar het miljoenen betrof. Ik kan me op dit ogenblik enkel de luxe veroorloven om te schuiven met middelen. Zie naar wat ik hiervoor heb gezegd wanneer het gaat over 100.000 euro, en dan nog.
Om toch kansen te geven aan iets méér projecten, heb ik inderdaad een aantal subsidiebedragen naar beneden gehaald. Zo bleef er binnen hetzelfde budget ruimte over om iets meer organisaties en kunstenaars een ondersteuning te geven. Het alternatief – een heel moeilijke afweging – zou nog meer afwijzingen hebben betekend.
Over de laatste ronde heen bekeken verhouden adviesbedrag en toegekend bedrag van toegekende subsidies zich als volgt: er is 1.278.400 euro toegekend voor een geadviseerd bedrag van 1.490.400 euro. De verhouding is dus 85,76 procent.
Bij het nemen van deze bijna laatste beslissing in het kader van het ‘oude’ Kunstendecreet, heb ik uiteraard, zoals dat altijd gebeurt, in de eerste plaats gekeken naar de kwaliteit van de initiatieven zoals aangegeven in de beoordeling door de commissies en de administratie.
In de mate van het mogelijke heb ik de beoordelingscommissies een stem gegeven in de prioritering van dossiers binnen de krappe budgettaire context. De meeste commissies hebben via de ranking hun mening gegeven over welke initiatieven prioriteit dienen te krijgen indien het onmogelijk is om alle gunstige adviezen te volgen. Dit werd niet door mij aan hen gevraagd. Sommigen commissies hebben dit gedaan, andere niet. Sommige hebben nog volgens de filosofie van het aflopende Kunstendecreet gewerkt, andere al volgens de filosofie van het nieuwe decreet. Niet-toekenningen zijn dus niet willekeurig, maar gestoeld op advies van mensen die ik beschouw als deskundig om een dergelijke inhoudelijke prioritering op te stellen.
De wijzigingen die wel zijn aangebracht, zijn tweeledig. Het vaakst is de ranking gerespecteerd, maar zijn de toegekende bedragen aangepast om aan meer aanvragers subsidies te kunnen toekennen. Enkele subsidietoekenningen – waarover verder meer – zijn gebeurd op basis van een motivering, niet op basis van de ranking.
Daarnaast heb ik het totaalbeeld van mijn beslissing getoetst aan een evenwicht tussen de verschillende disciplines, voldoende regionale spreiding en een verscheidenheid van kleine, middelgrote en grote projecten.
Ik wil herhalen dat de kwaliteitsbeoordeling de basis van elke beslissing blijft. Wanneer het aantal dossiers met een gunstig advies en het daarin geadviseerde subsidiebedrag het budget in ruime mate overschrijdt, is er jammer genoeg geen andere keuze dan een aantal dossiers geen subsidie te geven.
Dat de meerderheid van de commissies nog steeds een ranking van dossiers opstelt, gebeurde dus niet op mijn vraag, maar is een voortzetting van het systeem dat de hele vorige legislatuur is toegepast. Commissies nemen op die manier de kans te baat om ook in de budgettaire keuze die volgt op hun advies, een richting aan te geven. De commissies geven hiermee immers aan welke initiatieven in hun ogen prioriteit moeten krijgen in de subsidiebeslissing in het geval er sprake is van budgettaire krapte. Een ranking doet dus geen uitspraak over kwaliteit, dat doet het gunstige advies. De ranking zorgt enkel voor een prioritering. Het leek mij daarom aangewezen om ook voor een dergelijke prioritering, die gezien de budgettaire context onvermijdelijk is, zo veel mogelijk rekening te houden met de mening die de commissies formuleerden.
Niet elke commissie heeft deze werkwijze dus gevolgd. Bijvoorbeeld de beoordelingscommissies Dans en Muziek hebben ervoor gekozen om geen prioriteitenlijst aan te brengen, wat ook perfect mogelijk was.
Adviezen worden gerankt op het ogenblik dat ze worden besproken in de commissievergaderingen. Aangezien de rondes ‘aanvragen van kunstenaars’ en ‘aanvragen van organisaties’ apart worden besproken, worden ook de rankings van deze groepen dossiers apart opgesteld.
Het is mij reeds vroeg in deze legislatuur duidelijk geworden dat de sector in grote mate tegen het rankingsysteem is gekant. Samen met de adviescommissie ben ik dan ook op zoek gegaan naar een alternatief, dat ik verder zal toelichten.
Het lijkt me echter eerder zo dat de sector gekant is tegen de noodzaak om te ranken omdat die voortkomt uit de beperktheid van het budget. Ik kan dat begrijpen. Ik begrijp dat de sector graag zou zien gebeuren dat er zo veel middelen zijn dat een ranking overbodig is. Maar de budgettaire context is nu eenmaal een realiteit waarbij het mijn taak is als minister om hier op een verantwoorde wijze mee om te gaan.
In het kader van de toepassing van het nieuwe Kunstendecreet, heeft de adviescommissie een breder voorstel geformuleerd over de ranking om dergelijke problemen in de toekomst te vermijden.
Ik maak even een kleine uitstap naar de vraag van de heer Caron over de sociaal-artistieke werking. Van de beoordelingscommissie Sociaal-Artistieke Werking heb ik een inhoudelijke prioritering ontvangen.
Bij de organisaties ontvingen drie aanvragen, op een totaal van zeven ontvankelijke dossiers, een dubbel positief advies. Budgettair gezien was er maar ruimte om één organisatie mee te nemen. Daarbij koos ik ervoor om de aanvraag van Klein Verhaal te ondersteunen omdat de organisatie zich heeft ontwikkeld tot een belangrijke partner in het kunstenbeleid van de stad Oostende. Klein Verhaal kiest bewust voor een projectmatige aanpak, werkt met zeer moeilijke doelgroepen en slaagt er stapsgewijs in haar werking lokaal te verankeren in een netwerk van sociale en artistieke partners. De organisatie bevindt zich in een proces met aaneengeregen kwaliteitsvolle projecten die voortbouwen op de talenten van de deelnemers. Dit nu onderbreken, zou geen goede zaak zijn. De nummers één en twee in de ranking zijn iets minder kwetsbaar doordat zij ingebed zijn in een grotere structuur.
Bij de individuele kunstenaars ontvingen twee aanvragen, op een totaal van drie ontvankelijke dossiers, een dubbel positief advies. Om hoger vermelde budgettaire redenen kon het dossier dat tweede gerangschikt stond, geen ondersteuning ontvangen.
Deze vraag handelde dus specifiek over de sociaal-artistieke werking. Voor de andere commissies kan ik aangeven dat, waar een commissie een ranking heeft opgesteld, ik die ranking ook zo veel mogelijk heb gevolgd.
Dan zijn er de ‘opgevisten’. Slechts in twee gevallen van de 403 dubbel negatieve adviezen, dat wil zeggen nog geen 0,5 procent, ben ik ingegaan tegen deze negatieve beoordeling.
Op basis van de sterke reputatie van de heer Guillaume Bijl als kunstenaar en zijn belang voor de Vlaamse kunstensector, heb ik beslist om zijn aanvraag toch te honoreren, weliswaar voor een beperkter bedrag dan was gevraagd: 10.000 euro in plaats van 17.500 euro. Het advies was negatief, omdat het projectvoorstel onvoldoende concreet was uitgewerkt. Ik begrijp het voorbehoud van de beoordelingscommissie, maar ik wil erop wijzen dat de commissie zelf het belang van dit project binnen het oeuvre van deze kunstenaar volmondig heeft onderschreven.
Door Barre Weldaad een subsidie van 35.000 euro toe te kennen, geef ik deze organisatie de kans om, nadat ik eerder dit jaar de creatieopdracht heb onderschreven, het project nu ook daadwerkelijk uit te voeren. De beoordelingscommissie had tijdens een vorige ronde een negatief advies gegeven aan een aanvraag voor een creatieopdracht wegens een onvoldoende uitwerking van de eraan verbonden vraag voor projectsubsidie. Deze koppeling van dossiers heb ik niet gevolgd. De creatieopdracht heb ik destijds toegewezen, het project nog niet. Nu dezelfde vraag voor projectsubsidie door de commissie als beter uitgewerkt wordt beschouwd, wens ik deze organisatie dan ook de kans te geven om het project alsnog te realiseren.
In de andere gevallen betreft het een uitbreiding van het aantal gesubsidieerde initiatieven, waarbij ik de gunstige adviezen volg.
Bij de subsidie aan de heer Frederik De Wilde en de heer Nick Ervinck heb ik de gunstige adviezen gevolgd. De subsidietoekenning behelst echter een licht ander bedrag dan oorspronkelijk was geadviseerd: voor respectievelijk 12.000 euro in plaats van 9000 euro en voor 7000 euro in plaats van 13.000 euro.
These Things Take Time, ook nog bij de opgeviste projecten, is een Gentse, jonge, kleine experimentele tentoonstellingsruimte van een zeer dynamische organisatie, die al heel wat interessante projecten heeft opgezet. Het is een broedplaats voor jong, opkomend talent onder curatoren. Het voorgestelde project is een mooie kans om met een internationaal bekende kunstenaar aan de slag te gaan. Daarom heb ik beslist om het negatieve zakelijke advies naast mij neer te leggen en het gunstige artistieke advies te volgen. Zo krijgt dit interessante project een kans, weliswaar met een lager subsidiebedrag dan gevraagd: 5000 euro in plaats van 9200 euro.
Aventura Musica ontvangt als nummer vier, dankzij het verminderen van de toegekende bedragen aan de nummers één tot en met drie en aansluitend op de gunstige adviezen, een subsidie van 25.000 euro. Het project Secrets belooft immers een sterke productie te worden, met grote namen als Tuur Florizoone en Claron McFadden, en wordt reeds ondersteund door onder meer KVS, Flagey en JazzlabSeries, waardoor deze productie meteen in een kwaliteitsvol circuit zal terechtkomen. Er waren al vijftien voorstellingen gepland in Vlaanderen en vier in Nederland. Voor de volgende jaren wordt de productie opgevolgd door Muziektheater Transparant voor een internationale tournee langs gerenommeerde huizen. Daarenboven genereert de productie 54 procent eigen middelen.
Door Concert Olympique een subsidie van 70.000 euro toe te kennen, doe ik een tegemoetkoming van 50 procent van het gevraagde bedrag na het positieve zakelijke en artistieke advies. Ik heb het bedrag in mijn beslissing gealigneerd op het zakelijke advies, ook gelet op het aantal kunstenaars dat onrechtstreeks via deze subsidie ondersteund zal worden.
Daarnaast heb ik ervoor gekozen om een aantal interessante initiatieven te ondersteunen buiten het Kunstendecreet om. Deze subsidietoekenningen voor een totaalbedrag van 108.000 euro hebben dus geen impact op de projectmiddelen van het Kunstendecreet. Daarmee is mijn beslissing reeds in overeenstemming met de vraag die oKo in zijn open brief stelt om dergelijke beslissingen via andere middelen te financieren.
Het betreft de volgende initiatieven. 50.000 euro gaat naar het Brussels Art Institute met de heer Jan De Cock. Het omvat een samenhangende programmering, die vanwege de multidisciplinaire aanpak uit de boot dreigt te vallen. Daarmee doel ik op de grens tussen cultuur en onderwijs, in hoofdzaak. De erg Brussels en hoofdstedelijk getinte aanpak laat een subsidietoekenning via Brusselse middelen perfect toe.
De aanvraag van het Festival van de Miniemen, voor 6000 euro, is ingediend binnen de discipline muziek. Het omvat een artistiek sociaal initiatief dat in Brussel en Antwerpen mensen wil bereiken die anders niet naar een concert zouden kunnen gaan. Ook het betrekken van studenten uit de Vlaamse conservatoria zorgt voor een originele insteek. Ondanks het negatieve advies wil ik hen daarom een beperkt bedrag toekennen via de Lottomiddelen.
Het Nekkaproject De kleine Omloop, waar 12.000 euro naartoe gaat, wil de winnaars van de Nekkawedstrijd laten coachen door professionelen en een concertreeks aanbieden. De lijst van vroegere laureaten bevat heel wat namen die ondertussen vaste waarden zijn geworden. Positief is ook dat de wedstrijd een stimulans is om voor het Nederlands te kiezen. Dat lijken mij argumenten genoeg om de wedstrijd alsnog te ondersteunen met een beperkt bedrag via Lottomiddelen.
Flux, voor 15.000 euro, gebruikt de stad Kortrijk als een perfect decor voor creatieve interventies van beeldende kunstenaars in de openbare ruimte. Het initiatief past in De Grote Verleieding. Het initiatief kan rekenen op een groot publieksbereik en grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden en beantwoordt zo aan enkele belangrijke aandachtspunten. Ik wil hen ondersteunen en hun zo de kans geven om de zwakkere elementen uit hun dossier, die worden aangestipt in het artistieke advies, weg te werken.
Dag van de Dans, voor 25.000 euro, is een belangrijk nieuw initiatief dat ook expliciet is vermeld in mijn visienota. Ik volg dan ook het zakelijk en artistiek advies, dat gunstig was.
Los van deze concrete dossiers verwijst u in uw vraag naar een perceptie van ‘onrechtvaardigheid’. Elke aanvrager die een negatief advies ontvangt, percipieert dit advies ongetwijfeld als onrechtvaardig. Ik kan daar ook niets tegen inbrengen. Elke aanvrager die zijn aanvraag ondanks gunstig advies niet gehonoreerd ziet, voelt dit wellicht als een afwijzing, als een persoonlijke afwijzing misschien. Ook al is de reden van de beslissing technisch-budgettair, en niet inhoudelijk. Ook dat maakt deel uit van de perceptie. Omgekeerd is het idee dat een gunstig advies een soort van ‘recht op een subsidie’ zou creëren eveneens een perceptie, en niet de realiteit van het Kunstendecreet.
Hoewel de perceptie in deze eventueel is dat ik het Kunstendecreet ‘belast’ met afwijkende beslissingen ten nadele van gunstig geadviseerde dossiers, heb ik hierboven uiteengezet dat dit niet het geval is. Omgekeerd zou het mijns inziens van slecht bestuur getuigen, als ik mij bij mijn beslissing zou laten leiden door de perceptie die u in uw vraag beschrijft, of door de andere percepties die ongetwijfeld allemaal door elkaar spelen. Ik zou me ongemakkelijk voelen indien de afwijkingen dermate hoog zouden zijn dat ze procentueel binnen het globale budgettaire bestand niet te verantwoorden zijn, maar ze liggen zeer laag.
Ik verwijs even terug naar mijn antwoord op de tweede vraag van de interpellatie van de heer Caron, waar ik toelicht dat ik de middelen voor de uitvoering van het Kunstendecreet via een herschikking van 135.000 euro verhoog van 6,5 miljoen euro tot 6,6 miljoen euro. Dat ik daarnaast, zoals zonet aangegeven, nog eens 108.000 euro aan Lottomiddelen buiten het budget van het Kunstendecreet aanwend voor aanvragen die wel via deze procedure zijn binnengekomen, betekent dat uiteindelijk voor een totaalbedrag van 6,7 miljoen euro projectsubsidies zullen kunnen worden toegekend.
Als ik alle dubbel gunstig positief geadviseerde adviezen had willen honoreren in het maximumbedrag, had ik te weinig middelen. Als ik een deel van de dubbel gunstig positief geadviseerde adviezen met minder had willen honoreren, had ik ook te weinig. In alle hypotheses was er te weinig geld.
Ik zal niet ingaan op de vragen die er op dit ogenblik zijn om de beslissing te heroverwegen en om corrigerende maatregelen te treffen. Mocht ik over de budgettaire mogelijkheden beschikken, zou dat misschien kunnen, maar dat is niet het geval. Middelen die er niet zijn, kunnen niet worden uitgegeven. Nogmaals herverdelen van reeds aangekondigde subsidiebedragen is geen optie.
Dat mijn beslissing impliceert dat heel wat gunstig geadviseerde, en dus kwaliteitsvolle, initiatieven toch geen ondersteuning krijgen, heeft te maken met de krappe budgettaire context. Ik wil het nogmaals herhalen. Zoals u kon zien in de tabel, meegegeven bij de tweede vraag van de interpellatie, zijn er in 2015 tot nu toe al 29 beslissingsrondes geweest.
Ik ga in op het internationale aspect. Op het ogenblik van mijn principiële beslissing over de derde ronde beurzen en projecten voor individuele kunstenaars en de tweede ronde projecten voor organisaties, waren bij de administratie en de beoordelingscommissies nog 170 internationale aanvragen in behandeling. Sindsdien kwamen de aanvragen nog regelmatig binnen. Sinds de vermelde principiële beslissing van voor de zomer, heb ik nog over 25 aanvragen een principiële beslissing genomen en zijn er nog 15 subsidies toegekend voor een bedrag van 67.830 euro.
Voor de overige dossiers verwacht ik binnenkort de adviezen van de administratie en beoordelingscommissies. Nogmaals, geen prestige, ook kunstenaars.
Er was de zeer terechte maar moeilijke vraag over hoe ik mijn subsidiebeleid rijm met de visienota waarin de jonge kunstenaar centraal staat. Ik heb bij de vorige vragen aangegeven op welke wijze mijn subsidiebeslissing is opgebouwd. In uw vraagstelling, mevrouw Idrissi, schakelt u de volledige projectmiddelen gelijk aan jonge kunstenaars. Onwillekeurig, bewust of onbewust, dat laat ik in het midden. De vraag is natuurlijk welke definitie we hanteren voor ‘jonge kunstenaars’.
In 2015 zijn heel wat initiatieven aangevraagd door ‘nieuwe’ aanvragers. Wanneer ze nieuw zijn, kunnen we niet altijd beoordelen of ze ook jong zijn, maar we gaan ervan uit dat dit in de meeste gevallen wel zo is. Van alle 1045 aanvragers zijn er 394 die in 2015 voor het eerst een aanvraag indienden. Daarvan zijn er 211 kunstenaars en 181 organisaties. Van die nieuwe aanvragers kregen er 129 minstens één subsidie toegekend. Die 129 nieuwe en dus waarschijnlijk jonge organisaties en kunstenaars bevinden zich in alle subsidiesoorten. Er is dus wel degelijk plaats voor jong en nieuw talent, zowel in de beoordeling als in de eigenlijke subsidietoekenning. Dat moet ook uitdrukkelijk de bedoeling zijn.
Wat mijn visienota Kunsten betreft, begrijp ik dat er minstens verwarring is ontstaan inzake de timing. Deze visienota gaat immers zeer duidelijk over de aanvragen binnen het nieuwe Kunstendecreet, dat handelt over de periode vanaf 2016 voor projectsubsidies en over de periode 2017-2021 voor werkingssubsidies. De laatste rondes waren en zijn een afsluiting van het oude decreet. Dit heeft duidelijk voor misverstanden gezorgd zowel op het terrein als in een aantal beoordelingscommissies.
De beoordelingscommissies en de administratie formuleren respectievelijk een zakelijk en artistiek advies over de kwaliteit van aangevraagde initiatieven, en ze doen dat met grote deskundigheid. Ik heb het al gezegd, maar herhaal het graag. Dat is ook de reden waarom ik deze adviezen zo goed als integraal volg voor zover het budget mij dit toelaat. Ik kan dan ook met grote stelligheid benadrukken dat ik de adviezen niet heb genegeerd en de commissies niet buitenspel heb gezet, wel integendeel. De budgettaire context laat echter niet toe om alle positief geadviseerde aanvragen ook een subsidietoekenning te geven.
Zoals u weet, worden nieuwe aanvragen vanaf nu ingediend in uitvoering van het nieuwe Kunstendecreet. Ook binnen het nieuwe decreet zal het advies over de kwaliteit primeren. Dat werd ook zo opgenomen in het weldra beschikbare uitgebreide nieuwe draaiboek dat vorige week nog uitgebreid met de nieuwe commissies/beoordelaars is besproken. Onvermijdelijk zal ook in dit decreet de spanning tussen kwaliteitsvolle initiatieven en budgettaire ruimte een gegeven zijn, zelfs in het beste der werelden met de toename van de projectsubsidies en bijkomende middelen van welke aard dan ook. Toekomstige beslissingen zullen ongetwijfeld eveneens bemoeilijkt worden door de budgettaire context.
Het systeem van ranking wordt daarom met de inwerkingtreding van het nieuwe Kunstendecreet verfijnd. In samenwerking met mijn administratie heeft de adviescommissie een voorstel uitgewerkt. De laatste hand wordt aan de schriftelijke versie gelegd. Vanaf dan is het beschikbaar voor het brede publiek op de website.
Ik geef de logica mee. Administratie en beoordelingscommissies komen in hun advies elk tot een eindoordeel in 5 mogelijke categorieën: zeer goed, goed, voldoende, nipt onvoldoende en volstrekt onvoldoende. De definitieve zakelijke en artistieke scores van elk individueel dossier worden samengebracht. Het samenbrengen van 2 scores met 5 mogelijke categorieën resulteert in 25 mogelijke gecombineerde conclusies. Deze worden in een sluitende volgorde geplaatst, waardoor elke aanvraag in een van deze 25 groepen terechtkomt.
Bij het bepalen van deze volgorde worden de volgende principes gehanteerd. De artistieke score primeert. Dit geldt ook bij aanvragen die ‘volstrekt onvoldoende’ of ‘nipt onvoldoende’ scoren op het artistieke advies. Het betekent namelijk dat een organisatie op basis van artistieke kwaliteit niet voor subsidie in aanmerking komt. Bij een artistieke beoordeling ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘zeer goed’ primeert de artistieke score. Als de zakelijke score ‘volstrekt onvoldoende’ is, primeert de zakelijke score en wordt de organisatie niet voor subsidie voorgesteld, ongeacht de artistieke score.
De inhoudelijke adviezen die finaal gerangschikt worden in 25 categorieën, vormen het vertrekpunt van het beslissingsproces. Zij vormen de facto een prioriteitsvolgorde. Deze worden dan getoetst aan de beleidslijnen uit mijn visienota. De beleidsparameters zijn samenwerking en krachtenbundeling, spreiding van activiteiten, een correcte vergoeding van kunstenaars, ondernemerschap en bereidheid om risico te nemen en aandacht voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals diversiteit, digitalisering, verstedelijking, globalisering, budgettaire context.
We zullen dus een gemengd model ontwikkelen waarbij er eerst een duidelijke toetsing is door de administratie en commissies en waarbij er dan nog een bepaalde weging kan worden doorgevoerd. Die weging kan de categorieën niet volledig op hun kop zetten. Dit is dan te combineren met eventuele onvolkomenheden in het actuele landschap. Met de adviezen zal ik het uiteindelijke beslissingsvoorstel kunnen spiegelen aan de principes uit de visienota. Zo zal ik de uiteindelijke subsidiebeslissing binnen het budget zo dicht mogelijk bij deze beleidsprincipes laten aansluiten.
Meer concreet gaat het over wat we de typische fijnmazigheid van het Vlaamse kunstenlandschap noemen. Dat betekent niet dat alles wat nu bestaat, zo fijnmazig is dat het kan en zal moeten bestaan. Het betekent dat we zelfs na de logica van het decreet in de vijf functies kijken of er voldoende evenwicht is binnen de disciplines, of er binnen een bepaalde discipline voldoende complementariteit is tussen de verschillende spelers. Te veel klassieke orkesten bijvoorbeeld binnen een tijdsgewricht of van één soort is niet de bedoeling. Er moet ook een samenspel zijn van grote, middelgrote en kleine initiatieven en aandacht voor alle disciplines en functies in al hun facetten, zelfs al gaat het Kunstendecreet niet uit van de disciplines. Eventuele aanpassingen zullen steeds een onderbouwde motivatie krijgen. Het is niet mijn intentie om initiatieven uit de laagste categorie te honoreren. We kunnen daar later nog een debat over voeren als u rustig de categorieën hebt kunnen bekijken, alsook de voor- en nadelen van het systeem.
De beoordelingscommissies horen via diverse kanalen inderdaad dat ik hun advies zou negeren. Op basis daarvan begrijp ik dat een aantal commissieleden zich afvragen of ze mij moeten wantrouwen. Ik betreur dit. Ik meen dat dit voor de rekening is van hen die mee voor een deel de sfeer scheppen. Maar ik begrijp het wel. Ik zou liever in rustiger vaarwater terechtkomen. Er zijn daarover gesprekken gepland met kunstenaars en met leden van de commissies. Vorige week ben ik op de laatste vorming van de nieuwe beoordelaars geweest om dat in de mate van het mogelijke te herstellen. Zo hoort het ook. Maar we moeten het niet groter maken dan het is.
Ik ga vooral voort op de weg van de transparante en constructieve dialoog met de adviescommissies en de beoordelaars die ik de laatste weken heb proberen te bewandelen.
Mijn excuus voor de vele gedetailleerde en gerichte zijsprongen. Het zijn er wellicht te veel geweest. Ik denk niet dat ik veel vragen uit de weg ben gegaan. Ik heb u in elk geval een groter inzicht willen geven in de moeilijkheidsgraad. Ik vraag daarvoor geen enkel begrip want ik besef dat voor diegenen die zijn afgewezen de last zwaarder weegt dan voor mij als beleidsmaker.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, dank u voor uw zeer, zeer, zeer uitgebreide en technische antwoord. Ik moet eerlijk zeggen dat ik er niet veel wijzer van ben geworden. U hebt constant verwezen naar het jaar 2015. Als we het globaal zouden bekijken, zou het allemaal niet zo erg zijn. Maar eigenlijk gaan de meeste vragen en de verontwaardiging over de laatste ronde. Ik tast nog altijd in het duister waarom u zo bent afgeweken. U zegt dat het budgettaire schaarste is, maar dat klopt niet! Want als er budgettaire schaarste is, gaat u die dubbel-negatief beoordeelde niet opvissen. Ik heb ze daarnet zelf niet genoemd, maar de heer Caron heeft ze wel aangehaald: Barre Weldaad – dat u zelfs nog durft om daar een uitleg aan te geven! Ik zou in uw plaats… Ik heb het zelfs niet durven te vernoemen.
Ik zou mij er toch voor hoeden om kunstenaars tegen elkaar op te zetten.
Ik zet geen kunstenaars tegen elkaar op. Ik ken dit dossier heel goed. De redenering die u volgt, klopt niet. Daarom is er die verontwaardiging. Men begrijpt het niet. Als er budgettaire krapte is en men heeft dubbel-positief geadviseerde, en er is geen geld voor: ‘fair enough’. Maar dat u eerst nog een aantal dubbel-negatief geadviseerde gaat opvissen en dan gaat zeggen dat er budgettaire krapte is: die logica ontgaat mij. (Opmerkingen van minister Sven Gatz)
Neen! Want u had meer positief geadviseerde kunnen honoreren, waardoor u de adviescommissie, waarvan u zegt dat u haar heel erg respecteert en haar mening belangrijk vindt, wel had kunnen volgen. Maar als een commissie onder gelijken zegt dat ze die dossiers niet positief gaat adviseren, maar wel negatief om die en die redenen – en u doet het toch, en niet in één of twee gevallen maar in meerdere gevallen, dan kunt u zeggen dat u globaal, over het hele jaar, niet bent afgeweken, en dat het enkel deze laatste ronde is gebeurd, maar dan tast ik nog altijd in het duister naar het waarom.
U zei daarnet dat ik er een lolletje van maak, of iets in die trant. Minister, u kunt verontwaardiging horen maar absoluut geen lolletje. Daarvoor is de sector mij veel te dierbaar.
Ik sluit af met twee elementen. Velen begrijpen uw redenering niet, maar ik denk dat u een minister bent met een plan. U hebt dat plan niet helemaal zelf bedacht omdat u niet mee aan de onderhandelingstafel zat, maar u hebt dat plan toegestopt gekregen. (Opmerkingen van minister Sven Gatz)
Neen, het is geen complot. U wil de verantwoordelijkheid voor de instroom van jong talent doorschuiven naar de sector en tevens matig inzetten op projectsubsidies. Zo dreigt u echter de vleugels van jonge en/of beginnende kunstenaars en kunstorganisaties te knippen. Ik denk dat dat het plan is. Dat gaat misschien later blijken. Dat zou misschien de enige verklaring kunnen zijn.
Ik vermoed dat de heer Caron er daarnet naar verwees toen hij zei dat hij een citaat in een weekblad liever niet gelezen had. Ik citeer gewoon uw woorden: “Vroeger ontfermde de gegoede burgerij zich over de hoge kunsten zoals opera en musea. De overheid heeft die rol overgenomen met subsidies. Nu de overheidsfinanciering onder druk staat, moet we misschien weer een beroep doen op privégeld van schatrijke landgenoten.” Dat zijn uw woorden, op 15 september jongstleden. Minister, toen ik dit las gingen mijn haren rechtop staan. Met deze zin katapulteert u het kunstenbeleid terug naar de 19e eeuw van de bourgeoisie, de rijken en anderen.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. U hebt uw best gedaan om het goed uit te leggen en te situeren. Misschien bent u het slachtoffer, maar u bent voor een deel toch ook de mededader van een opstapeling van verschillende elementen, die tot de huidige perceptie leidt. Dat weet u toch ook? Er is inderdaad in eerste instantie een budgettaire krapte. Als er bij een budgettaire krapte wordt afgeweken van adviezen, kunt u dat beeld niet goed krijgen. Ook al wijkt u in beperkte mate af – u hebt het over 2 procent in het lopende jaar, er is die opstapeling.
Van de dubbel positief geadviseerde valt de helft al af. Dat staat ook in het voorstel van de administratie. Eigenlijk valt daar drievierden van af. Van wat overblijft, wordt nog eens tussen 0 en 30 procent afgeschaft. Dan worden er nog een aantal gecorrigeerd, al dan niet de dubbel negatieve of de halve negatieve, daar gaat het niet over. U hebt zes keer gezegd dat de budgettaire krapte aan de basis van de beslissing ligt. Dat is fundamenteel nog waar ook. Ik heb u overigens geen verwijten gemaakt voor iets dat de vorige regering heeft beslist, met name de overheveling van een deel van de projectmiddelen naar de tweejarige. U werd daarmee geconfronteerd. Maar de opstapeling van al die elementen leidt tot wat het is.
Je kunt zeggen dat er een zekere stemmingmakerij is. Dat is waar. Maar ik zou u toch ook willen vragen om dat niet in de hand te werken. U hebt het volste recht te corrigeren waar u dat wilt, als u dat goed motiveert. Dat is voor uw rekening en dat is uw recht. U mag dat doen en soms moet u dat ook doen. Er kunnen goede redenen zijn om dat te doen. Motiveer dat. Maar laat ons in uitspraken sereen blijven. We hebben morgen een meerjarige ronde. Er is niets te winnen met het opjagen van krachten tegen elkaar in dit kunstenbeleid. Dat meen ik. Ik zeg het in het belang van de kunstenaars.
Wat ik op het einde wilde zeggen, ga ik toch eerst zeggen: het alternatieve model van ranking die het hele veld in ogenschouw neemt, de 25 categorieën, waar ik via een gunstige wind inzage in heb mogen krijgen, is een interessant model dat vooral het geheel van het verhaal meeneemt. Uw uitgangspunten in uw visienota zullen een verdere weging van de dossiers en een betere motivering van de keuzes mogelijk kunnen maken. Het zal een betere beslissing zijn omdat ze beter onderbouwd is. Het alternatief dat u voorstelt, kan mijn goedkeuring helemaal wegdragen. Ik ben blij dat we die stap kunnen zetten, die noodzakelijk is omdat we in een budgettair krappe tijd zitten. Het was vroeger minder noodzakelijk omdat het budget grosso modo voldoende was om de dubbel positief geadviseerde aanvragen te honoreren, zowel structureel als projectmatig, dat weet u ook. U bent geconfronteerd met een moeilijke zaak.
Ik wil nog een paar puntjes op de i zetten. Ik heb niet geïnsinueerd dat het geld zou gaan naar prestigieuze of grote projecten of organisaties. Ik noem de projectmiddelen en de kunstenaarsbeurzen altijd het zaaigoed van het kunstenbeleid. Het gaat nieuwe ontwikkelingen steunen. U weet ook dat als je iets zaait, niet alles uitkomt om tot een prachtige vrucht uit te groeien. Er blijft altijd een deeltje achter. Dat is typisch voor dit soort middelen. Laten we dat alstublieft als heel belangrijk voor de instroom later in structurele middelen bekijken. Dit is de prikkel in het kunstenbeleid, het is de ingroei en doorgroei en de vernieuwing. Soms zijn dat jonge kunstenaars en soms zijn dat herbronnende kunstenaars. Laat ons dat alstublieft goed bewaken.
De budgettaire krapte – u zei het verschillende keren – ligt inderdaad aan de basis van het verhaal. De commissies hebben een ranking gemaakt. Die ranking was het oude systeem, zegt u. Het is sowieso een kwalijk verhaal. Ik ben het wel eens met wat u zegt, namelijk dat commissies ook in de toekomst een dossier mogen aanvragen, behandelen en beoordelen op kwalitatieve gronden, en de administratie op de zakelijke gronden. Als dat positief is, moet dat ook positief zijn. Die mogen niet gestuurd worden door budgettaire ruimte of budgettaire krapte. Daarna komt pas de weging van het budget, hebt u gezegd. Goed dat u dat zegt, ik kan dat alleen maar toejuichen. Het zal het u niet gemakkelijker maken, laat ons dat er ook bij zeggen, maar ik vind het wel een juist uitgangspunt. Anders krijg je ook een onevenwichtige beoordeling. Sommigen zullen dan strenger zijn dan anderen. Het is beter dat het niet gebeurt. Ik kan dat alleen maar toejuichen. Zoals ik al zei, wil ik het alternatief graag toejuichen.
Minister, ik wil ook iets zeggen over perceptie. Ik heb gezegd dat het gaat om een opstapeling van factoren. Maar als je positief positief bent beoordeeld, en je bent de vierde in een ranking van negen of tien en je krijgt geen subsidie, en in uw rubriek zitten dubbel negatieve die wel een subsidie krijgen... Die zes die niets krijgen, kunnen geen positieve perceptie krijgen, dat weet u ook. Ik zei vroeger altijd al lachend: je kunt nooit scoren met het voeren van cultuurbeleid. Ofwel krijgt men geen subsidie, ofwel krijgt men te weinig subsidie. Er zal nooit iemand een mail sturen om u te zeggen: dank u wel, minister, u hebt het fantastisch gedaan. Het is namelijk altijd te weinig. Dat besef ik ook wel. Maar aan het gevoel van onrechtvaardigheid zijn psychologische grenzen die we ook moeten respecteren. U begrijpt ook hoe moeilijk dat te dragen is.
Overigens is wat u ook nog zei, minder leuk, namelijk: ook dubbel positief is een perceptie van recht op subsidie. Laat me iets anders zeggen: laat ons hopen dat het daarop uitdraait. Dat zou toch het doel van het kunstenbeleid moeten zijn, namelijk dat het zaaigoed dat in Vlaanderen opgroeit, dat de gevestigde waarden die goed zijn en internationaal scoren, ook hun ding kunnen doen, dat ze ook publiek krijgen. We zullen wel zien als er overaanbod is en er zal wel een deel vanzelf wegfilteren ook. In die zin vind ik het gevaarlijk omdat het voor mij een soort van ideaal doorkruist. Ik vind dat wie intrinsiek goed is als kunstenaar of als kunstorganisatie, groeikansen moet krijgen, werkingsmogelijkheden moet krijgen, zich moet kunnen ontplooien. We willen dat toch ook voor jonge wetenschappers? We sturen ook mensen naar de universiteiten en laten ze ook doctoreren omdat ze talentrijk zijn. Ik hoop dat we dat in Vlaanderen in de toekomst ook met kunstenaars kunnen.
Ik vind het fijn van u te horen dat u in 2017 die 2.460.000 euro terug wilt zetten in de pot van de projectsubsidies. Daarmee zegt u ook dat u dat basisidee van zaaigoed en toevoer steunt. Ik hoop dat u dan tegelijkertijd wat extra kunt krijgen voor het budget van 2017. Als u in juni moet beslissen over het structurele, zou het heel fijn zijn dat er op die manier een signaal komt naar het veld, een signaal van waardering, een signaal dat zegt: ik heb er als minister voor gevochten, opdat de kunstensector toch wat groeikansen krijgt. Het minimale stijgende bedrag is het bedrag dat u opnieuw in de projectenpot stopt. Daarmee toont u het geloof en de overtuiging dat de kunstensector ook voor u belangrijk is. Ik hoop, minister, dat u beseft dat die perceptie wel degelijk een heel grote rol speelt.
Ik wil mij niet fixeren op de dubbel negatieven of de opgevisten, maar wel op het gevoel van de mensen, die met heel veel goesting en energie een dossier schrijven om een productie te maken, en dan tegen zo’n brief moeten aankijken. De vergelijking klopt niet helemaal, maar het is zoals iemand die in de ellende zit, naar het OCMW stapt en recht heeft op een leefloon, en dan een brief krijgt: “Mijnheer, u hebt recht op een leefloon, maar helaas kunnen we u dat wegens budgettaire krapte niet toekennen.” Dat is het gevoel dat mensen hebben als ze zo’n brief krijgen. Dat begrijpt u ongetwijfeld. Ik hoop dat we dat in de toekomst zo weinig mogelijk moeten doen.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw uitvoerige antwoord. Ik rijd hier niet voor theater X of theater Y of gezelschap Z of wat dan ook. Ik ben maar een eenvoudige jongen uit het platteland. (Gelach. Opmerkingen)
Ik heb tegen u gezegd dat er keuzes gemaakt moesten worden. Dat is het primaat van de politiek. U hebt dat opgenomen en hebt keuzes gemaakt. Het is dan aan ons om daar vragen over te stellen. Het is niet aan mij om te zeggen dat gezelschap X of gezelschap Y dit of dat had moeten krijgen om die of die reden. Daar ben ik niet bevoegd voor. Wij moeten wel nagaan, collega’s, of de minister wel degelijk de juiste afwegingen heeft gemaakt en in welk kader hij dat heeft geplaatst. Daarover kunnen we vragen stellen.
Ik ben het ermee eens dat er budgettaire krapte is, maar aan de andere kant heeft de grote afwijking voor commotie gezorgd. Maar goed, u hebt daarop geantwoord, minister, waarvoor dank.
Ik ben blij dat de ranking anders zal worden ingevuld. Ik kan daar ook in meegaan. Ik ga ook mee in de oefening dat we projectsubsidies opwaarderen. In dat verband had ik nog één vraag: de 2,46 miljoen euro waarvan u zegt dat ze er in 2017 bij komt, komt die van werksubsidies? U haalt dat dan terug vanwaar het komt, als ik het goed begrijp. Dat moet dan wel toegevoegd worden. (Opmerkingen)
Er zijn heel veel organisaties die structureel gesubsidieerd worden – wellicht te veel, zoals u ook hebt aangehaald. We moeten naar een kleiner landschap en kunnen projectsubsidies daarin opwaarderen, maar tegelijk hebben we vanuit de meerderheid altijd gezegd dat nieuw talent niet alleen maar via projectsubsidies kan komen. Het is de taak van de grotere instellingen om als een soort hub te gaan werken om nieuw talent aan te trekken. Neem het voorbeeld van Vooruit in Gent. Het zou mij verwonderen dat de mensen van Vooruit geen rekening zouden houden met wat er leeft in Oost-Vlaanderen en dat niet zouden oppikken en het een kans geven. Ik denk ook aan deSingel in Antwerpen, maar waarschijnlijk zijn er ook kleinere. Ik kijk uit naar de discussie die we daarover gaan voeren.
Minister, u hebt een paar keer gezegd dat het regeerakkoord voor u niet de Bijbel is. Voor mij is het wel het Nieuwe Testament, en als het kan ook nog de Handelingen der Apostelen. Ik hoop dan ook dat u als een goed apostel het regeerakkoord gestand zult doen. Ik wil u in elk geval danken voor uw uitleg.
Collega’s, er worden namen genoemd van organisaties en dossiers. Ik denk dat wij niet moeten rijden voor theater X of theater Y. Wij moeten gewoon het kader bekijken. Dat wou ik nog even meegeven.
Minister, u hebt een heel lang antwoord gegeven. Ik denk dat heel veel mensen met heel veel aandacht deze commissiezitting gevolgd hebben. Ik hoorde de afgelopen dagen toch in de wandelgangen dat men zou meekijken en -luisteren. U bent zeer diep ingegaan op de vragen. We zullen wellicht met velen ook het antwoord nog eens herlezen, want af en toe was het ook wel een beetje een gegoochel met cijfers.
Ik onthoud een aantal dingen. U stelde dat het heel belangrijk is dat we geen kunstenaars of organisaties tegen elkaar opzetten. Dat is inderdaad ongelooflijk belangrijk, dat er opnieuw sereniteit in het debat kan komen. Het is goed dat er een debat wordt gevoerd over cultuur en cultuursubsidies en dat er afwegingen worden gemaakt. U hebt altijd gezegd dat u keuzes moest en zou maken, maar die moeten dan ook op een goede manier gemotiveerd worden.
Ik denk dat u vandaag een antwoord hebt gegeven op een aantal elementen daarvan. Het moet vooral in sereniteit gebeuren, zeker gezien de periode die voor ons ligt.
U hebt gezegd dat we niemand blij mogen maken met een dode mus. Ik vind dat heel belangrijk. Een bezorgdheid die ik u op dat vlak wil meegeven, is de aandacht voor onderfinanciering. Budgetten zijn altijd beperkt. We zitten in krapte. Waarschijnlijk wil iedereen in deze zaal – en vele mensen buiten deze zaal – dat er meer middelen zouden zijn voor cultuur. De realiteit is echter wat ze is. Dat neemt niet weg dat we moeten vechten om die budgetten te vergroten. Maar binnen dat kader zullen we een aantal keuzes moeten maken.
Ik heb nog een punt dat u zelf een aantal keren hebt aangegeven, maar waarop u nu niet echt bent ingegaan. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we kunstenaars en organisaties die we willen steunen, op die manier steunen dat die projecten ook echt levensvatbaar zijn en niet door er een beetje aan te puzzelen. Dat geeft bij zeer veel mensen namelijk een onbehaaglijk gevoel. “Het is goed, maar probeer het toch maar met een beetje minder.” Als we keuzes maken, laat ons dan inderdaad heel duidelijke keuzes maken. Dat zal gevolgen hebben, dikwijls heel moeilijke.
U hebt aangegeven dat u moedige keuzes wilt maken. Het is dan ook goed dat dat gebeurt. Anderzijds mogen we de mensen niet blij maken met een dode mus. U zegt dat we moeten proberen bijkomende middelen te mobiliseren via private financiering. Ik ben het daar op zich helemaal mee eens. Maar u weet net zo goed als ik dat dat helemaal niet zo evident is. We hebben ideeën over een aantal instrumenten, maar die instrumenten zijn er nog niet. Heel wat organisaties willen dat best wel doen. Zij proberen dat op dit moment ook, maar botsen op de realiteit.
U zegt nu dat we meer middelen zullen moeten mobiliseren, ook in de private sector. Ik hoop dan dat u in de keuze van projecten en keuze van afweging van subsidies niet al rekening houdt met middelen die mogelijk ooit misschien eens zouden kunnen worden gerealiseerd, want dan denk ik dat we heel fout bezig zijn. Op zich ben ik het helemaal met u eens, maar we mogen de kar niet voor het paard spannen, want ik vrees dat we dan voor ongelukken zullen zorgen. Dat is een bezorgdheid die ik u echt wilde meegeven.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik weet dat ik niet het laatste woord heb in deze commissie. Ik zal dat ook niet proberen te nemen. Ik wil gewoon kort terugkomen op een aantal dingen.
Mevrouw Bastiaens, ik deel uw laatste bekommernis. Het moet een eerlijk debat over die aanvullende middelen blijven. Ik kom daar straks nog even op terug.
Ik wil ten eerste benadrukken dat, zelfs al is het zo dat er zeer veel kan worden gezegd en geschreven over de laatste ronde, de totale afwijkingsgraad over het hele jaar laag ligt. Dat wil ik nog eens benadrukken. Het is voor mij geen doel waarvan ik op mijn kabinet ligt te watertanden om zo veel mogelijk af te wijken. Absoluut niet.
Ten tweede heb ik geprobeerd de adviezen van de commissies te volgen. Dat is mij niet altijd, maar wel in de grootste mate, gelukt. Dat is ook de reden waarom ik mijn eigen manoeuvreerruimte – met die 25 criteria die ik daarnet heb aangehaald – nog verder zal beperken in de toekomst. Zo kan in elk geval de perceptie die nu, zeker voor een deel, ontstaan is – ik ben mij daarvan bewust – verder verminderen. We weten echter nog niet goed waar we zullen uitkomen met de nieuwe dynamiek van het Kunstendecreet, de nieuwe beoordelingsmechanismen via de functies enzovoort. Niemand weet dat eigenlijk. We proberen het zo ordentelijk mogelijk te organiseren. Wanneer alle adviezen binnen zijn, moet er binnen het kader dat ik u daarnet heb geschetst, nog altijd een bepaalde ruimte blijven, maar niet binnen de criteria die ik heb genoemd.
Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat zelfs in deze moeilijke tijden toch nog altijd één op vier van de projectsubsidies gaan naar mensen die – wat wij dan vermoeden – jonge kunstenaars zijn. Dat moet in de toekomst ook zo blijven. Ik noteer vanop alle banken steun daarvoor. Dat is belangrijk.
Finaal is de belangrijkste conclusie echter dat er op dit ogenblik te weinig geld is om aan alle vragen tegemoet te komen. Deze regering noch ikzelf hebben daarover gelogen toen we geïnstalleerd zijn. Ja, doorheen de dynamiek van het Kunstendecreet zullen door hervormingen en organisaties die er niet meer zijn – wat nooit een doel op zich is – de middelen voor sommigen groter worden. Ik geef toe dat er een duidelijke spanning staat op de levensvatbaarheid die in mijn visienota stond, met voldoende hoge bedragen om iets te kunnen doen voor de toekomst, en het naar beneden halen van die bedragen om er toch maar meer een kans te geven. Het is inderdaad de bedoeling om die lijn in de toekomst duidelijker te hebben.
Dat zal ook tot gevolg hebben dat het kan zijn dat er meer worden afgewezen, zelfs al zullen de subsidiemiddelen, de projectmiddelen vanaf 2017 opnieuw hoger zijn. Ik weet dat er in deze commissie daarover geen eensgezindheid bestaat. Ik kan onderschrijven wat de heer Caron zegt. Er zal vanuit mijn hoek voor worden geijverd om meer middelen te krijgen voor de toepassing van het nieuwe Kunstendecreet. Ik heb altijd geprobeerd de eenvoudige boodschap te verkondigen dat we in moeilijke tijden solidair moeten zijn – daarover zijn we het dus duidelijk niet eens –, maar dat in betere tijden – voor zover die beter worden, maar laten we daar maar van uitgaan – onze sector zijn deel van de koek bijkomend moet kunnen krijgen.
Daarnaast is er het bredere debat over de aanvullende financiering. Daar zijn we nog niet mee klaar. Het studiewerk is gaande. In de loop van het najaar zullen we met bijkomende concrete pistes komen. Maar als we er voldoende in slagen bepaalde fiscale mechanismen te creëren, zal die motor niet onmiddellijk aanslaan. Dat is dus eerder een zaak voor middellange termijn. In die zin kan dat geen staalhard criterium zijn binnen die erkenningsronde van 2017. In die zin heb ik u zeer goed begrepen en volg ik ook dat aanvoelen.
Mijnheer Caron, nog een laatste zaak. U bent het op de best mogelijke manier oneens geweest met mij. Ik kan het eens zijn met de manier waarop we het oneens zijn. Wel heb ik het moeilijk met één ding: uw vergelijking tussen leefloon en subsidie. Ik wil u daar nu niet op pakken, omdat u mij ook zeer omzichtig hebt benaderd, waarschijnlijk ook met de ervaring van een gewezen kabinetschef die weet hoe moeilijk het soms kan zijn. Noch een kabinetschef, noch een minister moet daarvoor ook maar het minste begrip krijgen. Dat is absoluut niet nodig.
Ik wil maar zeggen: die rechten die binnen een sociale wetgeving bestaan aan de onderkant van de samenleving, zijn van een net iets andere orde dan het recht op een subsidie in het algemeen. Ik besef ook dat een aantal kunstenaars in precaire omstandigheden leven en dergelijke meer, en het moeilijk hebben, maar er is helaas geen recht op subsidie, en daarover verschillen we van mening, of over de vraag waar juist die grens met dat recht ligt, en hoe goed men een afwijking daarvan moet motiveren. De zwaarte van de zinsnede in alle decreten dat de kredieten lopen zolang de voorraad strekt, geldt echter niet voor de harde kanten van de sociale wetgeving. Die zijn daadwerkelijk veeleer bijna een mensenrecht, als ik het zo mag zeggen.
Maar goed, laten we dit als veeleer filosofisch beschouwen, want voor ik het weet, komen zowel u als ik weer op glad ijs, en dat is nu niet de bedoeling. Daar zullen we nog genoeg mogelijkheden toe hebben. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
Als sentiment kan ik het begrijpen. Als rationeel politicus die over centen moet beslissen, kan ik er helaas geen rekening mee houden.
De interpellatie en de vragen om uitleg zijn afgehandeld.