Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, ik zal geen papier gebruiken. Ik heb wel iets meegebracht om te noteren wat de minister mij antwoordt, zodat ik kan repliceren.
Het valt mij op dat het veel vlotter gaat als de mensen geen papier gebruiken. Ik weet niet of het u is opgevallen. Ook qua tijd.
Minister, u weet dat ik een heel dubbele houding heb ten aanzien van het M-decreet. Enerzijds ben ik uiteraard voor het inclusief onderwijs of voor meer inclusiviteit in ons onderwijs. Anderzijds geef ik soms aan dat ik vrees dat het allemaal te veel is en dat het te snel is gegaan. We hebben daarover naar aanleiding van de beleidsbrief gesproken. Ik heb toen het M-decreet en het VN-verdrag voor personen met een handicap tegenover elkaar geplaatst. Het M-decreet was bedoeld als eerste stap naar een meer inclusief onderwijs, terwijl het VN-verdrag voor personen met een handicap gaat voor een volledig inclusief onderwijs. Die twee gaan van eerste naar vierde versnelling. We hebben dat verdrag geratificeerd. We hebben ons er dus toe verbonden om voor volledige inclusiviteit te gaan.
De getuigenissen die we nu in de krant lezen en die de laatste jaren regelmatig in de loop van het schooljaar naar boven komen, maken gewag van het feit dat het allemaal wat veel is, dat het allemaal wat snel gaat en dat onze scholen daar toch onvoldoende op voorbereid waren. Er was nog een verschil tussen het secundair onderwijs en het basisonderwijs. Er was onvoldoende voorbereiding.
Minister, in dat kader heb ik een vraag voor u. We hebben gezegd dat we een evaluatie zouden doen. We zouden die doen op drie jaar, zodat we die grondig kunnen doen. Er dringen zich nu vragen op van verschillende mensen. Want drie jaar, dat is op lange termijn. Maar wat kunnen we al doen op korte termijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Krekels, ik dank u voor uw vraag. Ik start met de brief van de leerlingenbegeleiders. Ik heb hun brief nog niet ontvangen, maar ik heb een van de auteurs wel gebeld.
Ik wil zeker luisteren naar de zorgen die ze hebben, maar de brief gaat over veel meer dan het M-decreet. De brief gaat over de toegenomen zorgen die ze hebben. Ze hebben het ook over hoe je OKAN-leerlingen (onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers) moet begeleiden, hoe je omgaat met spijbelgedrag. Ook het pesten is nog niet onder controle. Vanuit het secundair onderwijs pleiten ze voor een eigen statuut zoals dat ook bestaat in het lager onderwijs. Vanuit deze context wil ik zeker luisteren.
Maar u legt specifiek de focus op het M-decreet, waarvan zij zelf erkennen dat het maar een stukje is van de zorgen die ze hebben. Langs de ene kant wil ik mijn absoluut respect uiten voor alles wat zij doen. Weet wel dat, als u allen hier in dit parlement het decreet Leerlingenbegeleiding zou goedkeuren, die leerlingenbegeleiding vanaf 1 september 2018 een volwaardige erkenning wordt voor elke school in Vlaanderen. Ook elke secundaire school zal moeten voorzien in een leerlingenbegeleiding.
Wat het M-decreet betreft, ging ik eigenlijk niet helemaal akkoord met wat de Knack stelde over ‘de massale toestroom van leerlingen’. We hebben de laatste cijfers nog eens bekeken. Ik heb dat speciaal voor u gedaan. Het aantal leerlingen dat in het buitengewoon secundair onderwijs schoolloopt, is gedaald met 228 leerlingen. 228 op 20.000. Er zijn er nu nog 20.300 en vroeger waren er 20.500. Dat kun je geen massale uitstroom noemen. Maar ik erken wel dat de problematieken waarmee jongeren worden geconfronteerd – de prikkels zijn veel groter geworden – om begeleiding vragen.
Mevrouw Krekels, we hebben ook beslist – u weet dat en het levert mij ook wel wat kritiek op – om het buitengewoon onderwijs te laten bestaan. We hebben zelfs een extra type toegevoegd, type 9, waar kinderen met autisme naartoe kunnen, tot grote vreugde van de ouders. Maar het is van belang dat kinderen, ook al hebben ze een bepaalde problematiek, in gewone scholen terechtkunnen. Scholen moeten daarmee leren omgaan. Zij proberen dat dag per dag op een goede wijze te doen.
Ik ben zeker bereid om te bekijken hoe we een aantal zaken kunnen bijsturen. Ik heb dat ook al gezegd. Een van de maatregelen waar ik achter sta en waarin we als regering al een keuze hebben gemaakt, is dat leerlingen die in het basisaanbod moeten schoollopen niet meer die druk hebben dat ze na twee jaar misschien wel terug moeten naar het gewoon onderwijs. Laat ons dat voor onbepaalde duur doen, om de rust daar wat te handhaven.
Mevrouw Krekels, als we er samen met de centra voor leerlingenbegeleiding mee voor zorgen dat elk kind daar kan schoollopen waar het zich het best voelt en zich het best kan ontwikkelen, dan zetten we goede stappen voorwaarts.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil dat laatste zeker onderstrepen. We zeggen het al heel vaak: gewoon als het kan en buitengewoon als het nodig is. Dat is zeker een stelling die we willen blijven handhaven.
U geeft aan dat het M-decreet inderdaad maar een klein luik is van wat de leerlingenbegeleiders hadden aangegeven. In Het Laatste Nieuws stond nog een ander artikel, van een leerkracht uit een kleine lagere school, die ook bepaalde zorgen aangaf. Zij benadrukte het gegeven van kinderen die onder de ondersteuningsnetwerken vallen en bij de ondersteuners terechtkunnen en al die andere kinderen die eigenlijk onder de basiszorg vallen en daar niet in terechtkunnen. Het is vaak de combinatie van beide in de klassen die het zo moeilijk maakt. Als de ondersteuner een aantal uren komt voor de personen die recht hebben op die ondersteuning, dan zitten er in de klas ook nog heel veel andere kinderen die andere noden hebben en die in de basiszorg moeten worden begeleid. Binnen de ondersteuningsnetwerken krijgt men vaak vragen rond die basiszorg, omdat scholen daarover vaak nog in de knoop zitten, terwijl dat, zoals ik wel weet, niet de bedoeling is. Veel leerkrachten worstelen daarmee.
Ik wil graag een aantal mogelijke quick wins aangeven. Zo is er de planlast, die ook in het artikel naar voren is gekomen. Is er geen opleiding of begeleiding voor leerkrachten en ondersteuners om die planlast terug te dringen, zodat zij voor de begeleiding van hun kinderen slechts het minimum aan papierwerk moeten doen om dit onder controle te kunnen houden?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, de situatie in de praktijk voor heel veel jongeren, hun ouders en leerkrachten is echt schrijnend sinds de invoering van de zorgondersteuningsnetwerken. Mensen geven aan dat de implementatie van het M-decreet en de zorgondersteuningsnetwerken net twee dingen niet doen: extra zorg bieden voor wie het nodig heeft en ondersteuning bieden aan leerkrachten die het moeilijk hebben. Die noodkreet is al zo vaak geslaakt. De tragedies op het terrein blijven aanslepen. Namens sp.a en namens het hele onderwijsveld wil ik u echt oproepen om de zorgondersteuningsnetwerken bij te sturen zodat elk kind de zorg krijgt die hij of zij oprecht nodig heeft, want vandaag is de chaos totaal. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, als scholen en leerkrachten de brede zorgnoden al niet kunnen bolwerken, dan kunnen ze zeker de bijkomende vragen in het kader van het M-decreet niet bolwerken. Het nieuwe ondersteuningsmodel moest inderdaad koste wat het kost ingaan op 1 september 2017, hoewel uw regelgeving rijkelijk laat klaar was en u onmogelijke en onmenselijke inspanningen hebt gevraagd. Het resultaat is dat duizenden kinderen op 1 september niet de ondersteuning kregen die ze nodig hadden, die op 1 oktober niet kregen, in november en december niet kregen en op 1 januari 2018 nog steeds de ondersteuning niet krijgen die ze nodig hebben en waar ze recht op hebben.
We hebben in dit parlement een resolutie kamerbreed goedgekeurd met de vraag om op 1 december een stand van zaken te geven over de toestand van de ondersteuningsnetwerken. Wanneer komt die stand van zaken? Zult u in de nodige middelen voorzien om ervoor te zorgen dat kinderen die individuele begeleiding nodig hebben, die zullen krijgen?
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, deze vraag wordt gesteld naar aanleiding van een artikel dat is verschenen in Knack. Het gaat hier over leerlingenbegeleiders die meerdere problematieken in beeld brengen. Deze mensen zeggen dat ze het moeilijk vinden om te werken met anderstalige leerlingen. Ze hebben het moeilijk om te werken met leerlingen met beperkingen. Ze vinden dat de sociale media hun job verzwaren. Ze stellen de opleiding die ze hebben gekregen, in vraag. Ik kan alleen maar vaststellen dat ze niet altijd even goed geïnformeerd zijn, onder andere over wat de overheid van hen verwacht. Dat lees ik in het artikel. Het is nochtans belangrijk dat zij over de juiste informatie beschikken.
We verwachten niet dat iedereen in het gewoon onderwijs zit. We willen het buitengewoon onderwijs behouden. Indien leerlingen daar de gepaste aanpak kunnen krijgen, is het wenselijk dat ze daar ook zitten.
Deze mensen geven duidelijk aan dat ze heel moeilijk kunnen functioneren. We kunnen daar vandaag moeilijk verklaringen voor geven omdat er verschillende verklaringen mogelijk zijn. Ze geven een signaal. Ik vind wel dat we als overheid elk signaal ernstig moeten nemen en moeten kijken hoe we er verder mee aan de slag gaan en wie welke opdracht in de toekomst anders of beter kan opnemen.
Minister Crevits heeft het woord.
Er lopen hier twee vragen een beetje door elkaar. Er zijn de ondersteuningsnetwerken en er is het artikel van de leerlingenbegeleiders. Leerlingenbegeleiders zijn geen ondersteuners in ondersteuningsnetwerken. Ik zal me eerst op de vragen van mevrouw Krekels focussen.
Ik ben zeker bereid om te kijken hoe de planlast naar beneden kan, maar hier ligt een verpletterende verantwoordelijkheid bij onze netten en koepels. Zij hebben competentiebegeleiders. Deze moeten worden ingezet op de klasvloer. De Vlaamse overheid heeft heel duidelijke regels waarbij we vertrouwen geven aan het veld. Voor ons is een medische diagnose niet meer nodig. Het CLB maakt een verslag en men heeft recht op ondersteuning. De leerkracht samen met de directie en het CLB zijn de best geplaatste personen om te kijken wat een kind nodig heeft. Als ik vaststel dat sommigen daar niet mee om kunnen en vinden dat alles op papier moet worden verantwoord, dan is dat een heel trieste zaak. Leerkrachten komen mij vragen waarom ze hun expertise niet meer kunnen inzetten, waarom alles op papier moet. Dat is nu niet meer nodig. Hier rust echt de verantwoordelijkheid bij diegenen die de sleutels hebben gekregen, en dat moeten we goed monitoren.
Wat de leerlingenbegeleiders betreft, herhaal ik nog een keer – mevrouw Helsen heeft het ook gezegd en ook ik heb het in mijn inleiding gezegd – dat het artikel in Knack over een totaal andere groep mensen ging, maar waar we ook heel veel zorg voor moeten dragen. Zij zijn inderdaad manusje-van-alles in de scholen. In het lager onderwijs is dat strikt geregeld en moet er een zorgcoördinator zijn. In het secundair onderwijs kiest men, maar vanaf 1 september 2018 zal dat leerlingenbeleid sowieso nodig zijn in elke secundaire school. Dat is in deze tijden meer dan nodig.
Wat de ondersteuningsnetwerken betreft, wordt door de stuurgroep een verslag gemaakt. Ik wil wel opmerken dat het tot vorig jaar zo was dat de middelen van het M-decreet die waren vrijgekomen, terechtkwamen in een aantal scholen in Vlaanderen. Dus niet elke school in Vlaanderen kon genieten van de middelen die werden gegenereerd. We hebben toen beslist om 15 miljoen euro toe te voegen en te verspreiden over Vlaanderen waardoor elke school daar recht op heeft.
Men heeft gekozen, ook de stuurgroep, om toch van start te gaan. Wat we nu gaan maken, is een verslag van de opstart van de ondersteuningsnetwerken. We zullen daarin hoogstwaarschijnlijk zien dat het op sommige plaatsen goed verlopen is en op andere plaatsen zeer slecht. Alle netwerken zijn op dit moment gestart. Nu nog zeggen dat geen enkel kind de ondersteuning krijgt waar het recht op heeft, is niet juist. Het veld moet dat ook aanpakken. De kleine types hebben sowieso hun ondersteuning gecontinueerd gekregen. Ik hoor op het terrein ouders die zeggen dat hun kind vroeger totaal geen recht had op steun terwijl het nu wel wordt begeleid. Er zijn dus een aantal extra opportuniteiten ontstaan.
Ik ben zeker bereid om bij te sturen waar nodig, maar ik ben niet bereid om elke drie maanden grote bijsturingen te doen. Dan storten we het veld in chaos. Zodra het verslag over de opstart er is, zal dat met u allen worden gedeeld. Ik ben ervan overtuigd dat we in het belang van kinderen die ondersteuning nodig hebben, daar passende conclusies uit zullen trekken.
Minister, ik wil nog twee focussen leggen bij deze laatste opmerking over de planlasten en over de netwerken en de koepels. U hebt daar zeker een punt, maar omdat we zo vaak horen dat het misloopt, omdat leerkrachten zo vaak krampachtig van alles willen bewijzen en aantonen, schrijven ze toch van alles op. Vandaar mijn vraag om misschien toch te voorzien in een opleiding of begeleiding voor die mensen zodat zij met een gerust hart bepaalde zaken kunnen loslaten en slechts heel beperkt zaken moeten opschrijven om voldoende in orde te zijn met wat het CLB van hen verlangt.
We zijn het erover eens dat het buitengewoon onderwijs een krachtige partner is in heel dit verhaal, maar men is wel vertrokken vanuit de visie om het eerst te proberen in het gewoon onderwijs en het pas dan door te trekken naar het buitengewoon onderwijs. Dat is de visie rond het M-decreet en het VN-verdrag voor personen met een handicap. En ook daar loopt het al eens mis wanneer mensen te lang het gewoon onderwijs moeten proberen en blijven sukkelen, waardoor zij te laat naar het buitengewoon onderwijs gaan. We krijgen dan de kreet te horen van het buitengewoon onderwijs dat zij te laat met die kinderen aan de slag kunnen gaan.
Dat zijn nog twee zaken die ik wilde benadrukken.
De actuele vraag is afgehandeld.