Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de aanpassingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) in het kader van de alternatieve woonvormen
Verslag
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, om het wonen van de toekomst te verzekeren is het optimaliseren van ruimtelijk rendement belangrijk. Nieuwe woonvormen zijn daarvoor een deel van de oplossing. Daarvoor zijn beleidsoverschrijdende maatregelen nodig die onder andere cohousing en andere woonvormen faciliteren. Zo is het voor ruimtelijke ordening belangrijk om bijvoorbeeld verouderde of te gedetailleerde voorschriften weg te werken of bepaalde afwijkingsregimes in te voeren. Met de nieuwe codex wordt dit mogelijk. De maatregelen kunnen breed worden toegepast binnen het ruimtelijk beleid maar komen ook gemeenschappelijk wonen ten goede.
Wie instapt in een gemeenschappelijk woonproject krijgt echter soms met specifieke problemen te maken, zoals op het vlak van de sociale zekerheid. Ik geef in mijn vraag een voorbeeld van het Hof van Cassatie, dat hier recent nog een uitspraak over deed. Socialezekerheidsinstellingen, zoals de RVA, beschouwen mensen die op hetzelfde adres wonen vaak als samenwonenden. Daardoor ontvangen ze een lagere uitkering, of moeten ze zelfs uitkeringen terugbetalen. Het zijn echter alleenstaanden die gemeenschappelijk wonen.
Een oplossing binnen het Vlaamse beleid dringt zich op, zo concludeert ook de studie van Steunpunt Wonen over dit onderwerp. In Brussel en Wallonië wordt dit probleem opgelost met een uniforme definitie die werd ingevoerd in de huisvestingscodex – in Vlaanderen is dat de codex Wonen. Steunpunt Wonen deed een voorstel voor een definitie van gemeenschappelijk wonen die toelaat om aspecten van het beheer verder in uitvoeringsmodaliteiten uit te werken.
Deze kwestie werd al meermaals aangekaart in de commissie Wonen bij minister Homans – dat gebeurde nog op 29 juni 2017. Minister Homans won hierover juridisch advies in. Het juridisch advies zegt dat er een oplossing moet worden gevonden in de Codex Ruimtelijke Ordening, waarmee ook het zorgwonen is geregeld. Het is volgens de informatie van de minister niet zo dat een definitie in de Wooncode een garantie is voor de regeling van het vergunningenbeleid. De definitie die is voorgesteld door het Steunpunt Wonen kan volgens haar ook een houvast bieden voor andere beleidsdomeinen. Desalniettemin zal de op te nemen definitie in de Wooncode in principe enkel van toepassing zijn op het instrumentarium van het beleidsveld Wonen.
Minister Homans wijst er in de commissie Wonen altijd op dat ook initiatief vanuit het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening wenselijk is en kaart dit regelmatig aan binnen de Vlaamse Regering. We willen u dan ook de kans geven, minister, om uw visie ter zake toe te lichten, daarom mijn vragen daarover.
Welke maatregelen treft u als minister van Ruimtelijke Ordening om gemeenschappelijk wonen te faciliteren binnen het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening? Hebt u hierover overleg met uw collega Homans? Acht u het noodzakelijk de definitie van gemeenschappelijk wonen waarvan het Steunpunt Wonen zegt dat ze moet worden opgenomen in de Wooncode, op te nemen in de Codex Ruimtelijke Ordening? Ja dan neen?
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, op 15 oktober 2015 keurde het Vlaams Parlement het voorstel van resolutie betreffende het faciliteren van nieuwe woonvormen goed. Die resolutie bevat twee belangrijke thema’s: gemeenschappelijk wonen en het opdelen van bestaande woningen.
Met de selectie van de proefprojecten rond cohousing en gemeenschappelijk wonen geeft de Vlaamse Regering uitvoering aan het eerste luik van mijn resolutie rond nieuwe woonvormen. Maar deze resolutie vraagt ook om bestaande woningen eenvoudiger te kunnen opdelen. En helaas bekijken een aantal lokale besturen het opdelen van woningen en het kleiner wonen nog steeds met argwaan. Nochtans kan kleiner wonen en het opdelen van woningen morgen immers, misschien meer nog dan hoger bouwen, een antwoord bieden voor onze demografische uitdaging en de nood aan verdichting.
Wij hebben hierover reeds meermaals van gedachten gewisseld in zowel deze commissie als de plenaire vergadering. Hierbij hebt u steeds aangegeven dat het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) waarin het ruimtelijk rendement centraal staat én de aanpassingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), beter bekend als de Codextrein, die regels zouden versoepelen. Met de decreetswijziging voor verouderde voorschriften geven we de gemeenten meer armslag om dat in de praktijk toe te passen. In de praktijk zijn er echter nog altijd gemeenten die stedenbouwkundige verordeningen goedkeuren waarin het aantal vierkante meters extreem groot is, groter dan de minimumoppervlaktes in de Vlaamse Wooncode.
Meer dan de helft van de ontwikkelaars en investeerders zegt dat de steden en gemeenten niet mee zijn in wat experts als de toekomst van het bouwen beschouwen. Dat blijkt uit een bevraging van de beroepsvereniging van de vastgoedsector (BVS) die we vorige week nog hoorden in de commissie Wonen. We hadden een hoorzitting over ‘wonen in eigen streek’ en daar kwam dat ook aan bod. Ik kan dit alles slechts blijven betreuren, aangezien het opdelen van woningen en het kleiner wonen vormen van rendementsverhoging zijn die sterk verankerd zitten in het witboek BRV.
Op welke manier zult u verder uitvoering geven aan een gedeelte van mijn resolutie en de regels inzake het opdelen van woningen verder vereenvoudigen?
Hoe staat u tegenover de vaststelling dat bepaalde steden en gemeenten de mogelijkheid kleiner te wonen nog steeds belemmeren door middel van stedenbouwkundige voorschriften? Wanneer mogen we de verbeterde typevoorschriften voor wonen verwachten die een flexibeler planningsinstrumentarium voor steden en gemeenten moeten aanreiken?
Op welke wijze zult u de lokale besturen verder sensibiliseren inzake het kleiner wonen en het opdelen van woningen? In uw antwoord op een van mijn vorige vragen om uitleg hebt u te kennen gegeven dat u een leidraad voor het gemeenschappelijk wonen hebt geschreven om de gemeentebesturen te sensibiliseren en op dit vlak te begeleiden. Bent u bereid een nieuwe leidraad te schrijven om de gemeentebesturen verder te sensibiliseren en te informeren over het belang van kleiner wonen en het opdelen van woningen?
Ik zou graag de stand van zaken vernemen in verband met de webtool. Die tool is bedoeld om initiatiefnemers en stedenbouwkundige ambtenaren participatief tot een hoger ruimtelijk reglement te laten komen. Op welke wijze zullen kleiner wonen en het opdelen van woningen deel uitmaken van deze webtool?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil een vraag om uitleg stellen over de mogelijke aanpassingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening in verband met alternatieve woonvormen. Ik ga ervan uit dat de vorige spreeksters dit al volledig hebben ingeleid. Ik zal dat uiteraard niet herhalen. Ik vind het echter belangrijk aan te geven dat het stilaan tijd wordt een aantal stappen voorwaarts te kunnen zetten.
Er is een projectoproep geweest. Die projecten gaan nu van start. Als we naar de duurtijd van die projecten kijken, komen we uit op een periode van zes jaar, mogelijk te verlengen met vier jaar. Dan zijn we tien jaar verder. Het is een goede zaak dat een tussentijdse evaluatie na twee jaar mogelijk is. Er staat echter ook uitdrukkelijk vermeld dat dit geen periode van decretale stilstand kan zijn.
Minister, ik verwijs naar de antwoorden van minister Homans op vragen om uitleg van mezelf en van anderen over dit onderwerp. Minister Homans heeft in haar antwoorden uitdrukkelijk naar u verwezen om een aantal knelpunten op het vlak van de ruimtelijke ordening te remediëren. Dat is de reden waarom ik hier nu aanwezig ben.
Welke knelpunten kunt u remediëren om inzake alternatieve woonvormen en kleiner wonen stappen vooruit te zetten? Ik zou ook graag vernemen welke wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening er eventueel aankomen. Op welke wijze hebt u het werkveld bij de veronderstelde wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening betrokken?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, het Vlaams Parlement heeft net een zeer grote wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening goedgekeurd. Dat is de voorlaatste dag van vorig jaar in het Belgisch Staatsblad verschenen en is ondertussen van kracht in Vlaanderen. Daarin hebben we natuurlijk op de nieuwe woonwormen geanticipeerd. Het ruimtelijk rendement is natuurlijk een van de speerpunten van mijn beleid. We moeten ervoor zorgen dat we geen bijkomende ruimte moeten innemen en dat we het gemeenschappelijk wonen of het samenwonen kunnen stimuleren.
De bekendheid hiervan neemt toe. We zien dat ook in andere landen. In de Scandinavische landen neemt dat een heel hoge vlucht. Bij ons is dat wat schuchterder. Volgens mij zal dit in de toekomst echter veranderen.
Heel wat steden en gemeenten hebben veel ervaring met allerlei kwalitatieve rendementsverhogingen. De ruimtelijke ordening heeft natuurlijk een beweging gemaakt. Gedurende jaren hebben we de lokale besturen heel wat verantwoordelijkheid en instrumenten gegeven om zelf aan de slag te gaan. De lokale besturen nemen vaak maatregelen, zoals verordeningen en dergelijke, om het een en het ander in goede banen te leiden. We zien dat de steden studentenhuisvesting en huisjesmelkerij tegengaan.
De decreetswijziging is er natuurlijk nog maar pas. Veel steden en gemeenten kennen dit nog niet. Om die reden organiseren mijn diensten in januari en februari 2018 heel wat toelichtingen voor de lokale vergunningverleners en diensten. Op die manier maken we de nieuwe mogelijkheden bekender.
Er zijn heel wat projecten, ook met betrekking tot experimentele woonvormen. Er is veel interesse vanuit het werkveld. Ik wil natuurlijk heel graag de rol opnemen die goede voorbeelden bekend te maken. Ik wil iedereen wegwijs maken in de juridische mogelijkheden voor het een en het ander.
Door middel van de webtool die we maken, wil ik goede voorbeelden aanreiken van projecten die gepaard gaan met een verhoging van het ruimtelijk rendement. De gemeenschappelijke woonprojecten zullen eveneens in de webtool worden opgenomen. De gemeenten kunnen hiermee aan de slag en krijgen veel informatie. Niet enkel de experts zullen hiermee aan de slag kunnen gaan, maar de webtool zal ook toegankelijk zijn voor burgers. Ook zij zullen hierin hun weg kunnen vinden. In eerste instantie zal de webtool natuurlijk zeer nuttig zijn voor, bijvoorbeeld, architecten, ontwikkelaars en vergunningverlenende overheden, maar daarnaast ook voor burgers. Die webtool is momenteel volop in ontwikkeling. Momenteel verzamelen we volop goede voorbeelden en achtergrondinformatie. Hopelijk zal die webtool online kunnen gaan.
We verzamelen al sinds 2015 goede praktijken inzake de wijze waarop met het gemeenschappelijk wonen kan worden omgegaan. Die informatie staat nu al op de website van het departement.
Ik wil nog even verwijzen naar het decreet van 24 februari 2017 houdende de instelling van een proefomgeving voor experimentele woonvormen. Dat decreet is er gekomen op initiatief van de minister van Wonen. Zoals in de vraagstelling al is vermeld, zijn na de oproep tot deelname aan deze proefomgeving 48 projecten geselecteerd. Nieuwe en alternatieve woonvormen komen hierbij aan bod.
Het decreet is strikt gezien vanuit wonen opgevat en bevat natuurlijk geen afwijkingsgrond op het vlak van ruimtelijke ordening. Toch kunnen die projecten ons ook wijzer maken. Als we zien dat er nog nieuwe knelpunten opduiken, kunnen we daar ook een antwoord op formuleren.
Mevrouw Christiaens, u vroeg welke knelpunten er dan concreet zijn. Gemeenschappelijk wonen kan betrekking hebben op een hele waaier aan woonvormen waarbij minstens twee huishoudens vrijwillig minstens één leefruimte delen, daarnaast ook minstens over één private leefruimte beschikken en samen instaan voor het beheer. Enkele voorbeelden zijn kangoeroewonen, cohousing, ‘community land trusts’ (CLT’s), gestippeld wonen, centraal wonen, samen huren, solidair wonen, Abbeyfieldhuizen, gemeenschapshuizen, en ik zou er zo nog heel wat kunnen opsommen. Groepen die een gemeenschappelijk woonproject willen opstarten, worden vaak belemmerd door heel wat regelgeving. Binnen de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) en binnen de Vlaamse Wooncode zijn er op dit moment inderdaad nog enkele knelpunten, maar voor beide wordt er aan een oplossing gewerkt. Gemeenschappelijk wonen wordt binnen de VCRO niet gedefinieerd, maar dat wil niet zeggen dat dat niet vergunbaar is, integendeel. In woongebied is gemeenschappelijk wonen toegestaan. Als we dat gaan definiëren, hebben we, denk ik, het gevaar dat we het strikt gaan formuleren en dat er net weer nieuwe belemmeringen gaan opduiken. Het feit dat het niet strikt wordt gedefinieerd in de codex, is dus eigenlijk positief, want dan kan het eigenlijk op veel meer plaatsen worden toegepast.
Soms rijzen er wel problemen binnen BPA’s of verkavelingen. Dan kijken we opnieuw naar de lokale bepalingen die er zijn. In onze codex hebben we daarin voorzien, zodat oude verkavelingsvoorschriften, oude BPA’s geen belemmering meer kunnen vormen. Wij hebben dus eigenlijk, en jullie ook, door dat goed te keuren, al geanticipeerd daarop. We hebben de codex eigenlijk al aangepast om die knelpunten weg te nemen. Ook zijn er de uitvoeringsplannen die worden opgemaakt. Dat is dan vooral Vlaams. Wij maken die Vlaamse op, maar we werken ook aan typevoorschriften om die lokale besturen te helpen. Belangrijk is, als er nieuwe ruimtelijke uitvoeringsplannen komen, dat er in die voorschriften geen belemmeringen staan. Vaak staat in die voorschriften immers dat dat een woonzone voor eengezinswoningen is, en dan sta je daar. Het is dus belangrijk dat er in een ruimtelijk uitvoeringsplan, ook in die voorschriften, geen belemmeringen komen. Wij letten daarop vanuit Vlaanderen. Het lijkt me belangrijk dat we ook lokale besturen daarvoor waarschuwen, zodat ze dat niet als belemmering in hun voorschriften van hun ruimtelijke uitvoeringsplannen zetten. Ik wil daar gerust ook nog eens een mail over sturen.
Dan is er natuurlijk de Vlaamse Wooncode zelf, die onder Huisvesting valt en ook een aantal regels oplegt, met betrekking tot minimale afmetingen en datgene waarop je zeker moet letten als het gaat over de diverse vertrekken in een gebouw. Het is natuurlijk ook de bedoeling om met die experimentele woonvormen ook die knelpunten te gaan oplossen. Dit is al door de regering besproken, maar ligt nu voor bij de Raad van State. Dat weet u echter.
Een van de grote knelpunten bij het opstarten van gemeenschappelijke woonprojecten is het vinden van de juiste ruimte, van ruimtelijk geschikte locaties, maar er is vooral ook het tijdsaspect. We zien dat de betrokkenheid van de individuele bewoners binnen een bewonersgroep heel belangrijk is, maar dat dat heel veel tijd vraagt. Ik ben onlangs zo’n cohousingproject gaan bezoeken in Sint-Niklaas. Men was daar al acht jaar mee bezig, en nu was men aan het bouwen. Het feit dat men iedereen moet betrekken, dat men moet overeenkomen wat men zal doen en hoe men het zal bouwen, is dus ook nog een van de grote knelpunten die er zijn. Dat kost tijd en kan natuurlijk niet echt door de overheid worden opgelost.
Zoals ik daarnet zei, kan er binnen een ruimtelijke context een knelpunt zijn, maar door onze codex nu al aan te passen zodat die oude BPA’s niet tellen, wat nu al van kracht is, en ook door op te letten als het gaat over onze RUP’s, kunnen we ook daarvoor een oplossing bieden.
Er zijn natuurlijk ook platformen die voorbeelden geven van hoe zij te werk zijn gegaan, zodat andere, nieuwe, startende projecten ook daaruit kunnen leren.
Er zijn inderdaad ook een aantal financiële nadelen. Dat kan over subsidies gaan, dat kan over tegemoetkomingen gaan, maar dat zit dus niet bij Ruimtelijke Ordening, dus daar kunnen we niet echt een oplossing voor bieden. Er wordt immers vaak geformuleerd dat het over individuele eigenaars of huurders gaat, maar door een definitie te geven in de codex zullen we dat niet oplossen.
Ook een nadeel is dat de juridische kennis vaak heel verspreid zit, dat iedereen weer het warm water moet uitvinden. Door die kennis te clusteren, kunnen we daar ook al heel veel mee doen.
Mijnheer Van Malderen, u vroeg welke wijzigingen eraan komen. Die zijn er al. U hebt daar ook mee over gestemd. Mocht u dat vanuit de oppositie niet hebben goedgekeurd, dan hebt u er niet voor kunnen zorgen dat die woonprojecten nu wel kunnen worden gerealiseerd. Dit is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 20 december 2017 en wordt gefaseerd van kracht. Het eerste deel is reeds sinds 30 december van kracht. Dat is dus het verruimen inzake het ruimtelijk rendement en het ervoor zorgen dat de oude BPA’s geen belemmering meer kunnen zijn. Ook het feit dat men sneller verkavelingsvoorschriften kan weerleggen, staat in die codex. Volgens mij kan dat heel veel oplossen op het terrein.
Ik wil toch ook verwijzen naar de ruimtelijke impulsprojecten, die passen binnen onze doelstellingen inzake het ruimtelijk rendement. Vanuit Ruimtelijke Ordening geven we daar ook een subsidie aan. Op die manier proberen we dus ook die nieuwe woonvormen financieel mee te ondersteunen.
Dan was er de vraag of ik het noodzakelijk acht om de definitie van gemeenschappelijk wonen op te nemen. Ik heb daarnet gezegd van niet. In de VCRO wordt er eigenlijk maar in twee kleine gevallen gesproken over eengezinswoningen. Dat gaat over het vergunningsplichtig maken van het opsplitsen van een woning en het wijzigen van het aantal woongelegenheden. Die vergunningsplicht is bewust opgenomen om huisjesmelkerij tegen te gaan. Ik heb dat hier ook al een paar keren gezegd. Dat lijkt me niet echt een rem. Het is gewoon dat je een definitie moet hebben. Dat verbiedt dat niet, maar dit moet wel worden aangevraagd. Je kunt niet zomaar op eigen initiatief zonder vergunning een woning opdelen. Daar is één uitzondering op, namelijk het zorgwonen. We hebben ervoor gezorgd dat je dat niet via die vergunning moet doen.
Een eengezinswoning komt ook ter sprake bij het toepassen van de afwerkingsregel. Ook deze beperking werd heel bewust ingevoerd. Het gaat hier om een afwijkingsmogelijkheid die wordt geboden op de stedenbouwkundige voorschriften. Het gaat om zonevreemde woningen en daarom hebben we dat ook opgenomen.
Ik heb gezegd dat ik het niet nuttig en wenselijk acht om een definitie ‘gemeenschappelijk wonen’ op te nemen in de codex. Dat zou een bijkomende belemmering betekenen en heel veel nieuwe experimentele woonvormen weer kunnen uitsluiten. Hoe gaan wij in godsnaam een goede definitie vinden van het gemeenschappelijk wonen? Het wordt niet uitgesloten in de codex, dus dat zorgt ervoor dat het perfect kan worden vergund in woongebied, als natuurlijk de BPA’s, de verkavelingen of de RUP’s niet tegenzitten. Daarop hebben wij voldoende antwoord geformuleerd.
We zullen zien of op basis van die proefprojecten er eventuele nieuwe knelpunten opduiken. Dan kunnen we daar gerust aan werken, want ik ben voorstander van de nieuwe woonvormen. Het opnemen van zo'n definitie in de codex kan echt een averechts effect hebben.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreid en vooral heel duidelijk antwoord. U zet allereerst in op het ruimtelijk rendement. Daarin is het gemeenschappelijk wonen een belangrijk instrument. Dat heeft tijd en een mentaliteitswijziging nodig bij de meer schuchtere Vlaming, ten opzichte van Scandinavische en andere landen. Alleszins zet die mentaliteitswijziging zich wel stilaan door. We hebben al een aantal mooie voorbeelden in Vlaanderen en we hopen er nog veel meer te krijgen. Een van de elementen die daarvoor nodig zijn, is het informeren en soms ook enthousiasmeren van de lokale besturen. De webtool waar u naar verwijst en een eventueel rondschrijven of een provinciale ronde om de mandatarissen en vooral ook de stedenbouwkundige ambtenaren goed te informeren, is wel nodig om nog verdere stappen te zetten naar nieuwe projecten van gemeenschappelijk wonen.
Deze vragen dateren al van enkele weken geleden. Inmiddels hebben we de wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening goedgekeurd. Daarmee hebt u wel een grote stap in de goede richting gezet. Een aantal knelpunten waarvan wij op de hoogte waren, hebt u al weggewerkt in die wijziging van de VCRO. U hebt zelf enkele voorbeelden gegeven.
Minister, het is inderdaad belangrijk dat u, als er nieuwe knelpunten uit de proefprojecten die minister Homans heeft georganiseerd, opduiken, ervoor openstaat om de nodige maatregelen te nemen en de nodige instrumenten uit te werken.
Minister, er is altijd wat geschipperd over wat met de definitie ‘gemeenschappelijk wonen’. In de regio's Brussel en Wallonië is dat inderdaad ook niet opgenomen in de bevoegdheid Ruimtelijke Ordening. Er is wel een definitie in de Wooncode of de Huisvestingscode. Dat hebben we nog niet in onze Vlaamse Wooncode. Dat komt doordat minister Homans vond dat als er zo'n definitie was, die in alle andere vakgebieden mee moest worden opgenomen.
Minister, ik begrijp dat u dat duidelijk geen goed idee vindt, net omdat, als het gaat over ruimtelijke ordening, een definitie eigenlijk niet nodig is om gemeenschappelijke woonvormen uit te werken omdat het wel vergunbaar is. Als we een definitie in de Codex Ruimtelijke Ordening opnemen, zou dat alleen maar zorgen voor extra belemmeringen omdat het te strikt gedefinieerd is. Er is nu eenmaal geen pragmatisme in de ruimtelijke ordening. Misschien zouden we dan zelfs projecten niet kunnen vergunnen die we nu wel kunnen vergunnen.
Er is dus opnieuw werk aan de winkel voor minister Homans om die periode van zes jaar proefprojecten niet af te wachten, maar na de eerste tussentijdse evaluatie over twee jaar aan de slag te gaan, om zo een definitie van gemeenschappelijke woonvormen op te nemen in de Vlaamse Wooncode. De initiatiefnemers van gemeenschappelijke woonprojecten hebben te kampen met problemen van uitkeringen, met fiscaliteit. Zij hebben zo'n definitie echt wel nodig. Zij zullen de oplossing moeten vinden in de Vlaamse Wooncode.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord. Ik ben uiteraard een heel tevreden parlementslid, aangezien zowel u als minister Homans er werk van maakt om uitvoering te geven aan de parlementaire resolutie van 15 oktober van drie jaar geleden. Bijzondere dank daarvoor. De aanpassing van de Codextrein die u hebt doorgevoerd en die het parlement heeft goedgekeurd, is daar een verwezenlijking van.
Minister, verder hebt u gezegd dat u ingaat op mijn vraag om in januari of februari de wijzigingen in de Codextrein die gunstig zijn voor gemeenschappelijk wonen beter bekend te maken aan de lokale besturen. Dat is een heel goede zaak. Toen hebt u een leidraad uitgeschreven. Bent u ook van plan om een nieuwe gelijkaardige leidraad uit te schrijven? Op welke manier gaat u dat precies aanpakken?
Minister, in het advies van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO) stond dat het belangrijk is om de wijziging van de Codextrein goed te monitoren. Welk effect zal dit effectief hebben? Op welke manier hebt u de opdracht gegeven aan het Departement Omgeving om die monitoring te laten geschieden?
Verder ben ik, zoals minister Homans heeft aangegeven, blij dat u hebt gezegd dat u snel zult werken aan de knelpunten die bekend zijn en ook aan de nieuwe die nog zullen opduiken door de proefprojecten die recentelijk zijn goedgekeurd.
Ik ben heel tevreden dat u duidelijk hebt gesteld dat u snel aan een oplossing zult werken.
Minister, u hebt ook even gesproken over de typevoorschriften. U hebt duidelijk gesteld dat er momenteel aan wordt gewerkt. Is er eventueel al een verder zicht is op de timing?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. We proberen soms om de toekomst te voorspellen. Uiteraard was het moeilijk om op 30 november, de datum waarop mijn vraag is ingediend, de publicatie van een en ander te voorspellen.
Ik noteer dat u zegt dat u, wat u betreft, eigenlijk de vragen invult. Het is makkelijker geworden om BPA's aan te passen, om verkavelingsvergunningen te weerleggen. Er wordt gewerkt met typevoorschriften voor nieuwe ruimtelijke uitvoeringsplannen en verordeningen. En u gaat bijkomend informatie verschaffen. Dat laatste is belangrijk en ik kom daar nog even op terug.
Ik heb begrip voor uw redenering, maar ik voel mij een beetje het ezeltje van Buridan dat heen en weer wordt gestuurd tussen twee standpunten. Minister Homans – en ik zou er het verslag willen bijhalen van de vraag die ik een paar weken geleden heb gesteld – zegt dat de experimenten kunnen lopen, maar dat er in afwachting een aantal dingen moeten worden aangepast op gebied van ruimtelijke ordening zoals een definitie van gemeenschappelijk wonen. Uw these – en ik pleit toch voor enige afstemming – is samengevat: wat niet verboden is, is toegelaten en kan worden vergund mits een aantal randvoorwaarden.
Op zich heb ik begrip voor dat standpunt omdat ik ook wel begrijp dat het moeilijk is om een sluitende definitie te maken. Ik wil alleen een opmerking maken. Als je op het terrein gaat kijken, dan stel je vast dat stedenbouwkundige ambtenaren en huisvestingsdiensten van steden en gemeenten toch steevast proberen om bij gebrek aan een kader een aanvraag in een bestaand kader in te proppen. Dat levert soms zeer moeilijke discussies op en zeer vaak zit het in de interpretatie. Ik wil u het voorbeeld geven van een project waar men beoogt om jongeren die uitstromen uit jeugdzorg, een vaste plek te geven waardoor ze een domicilie hebben en een leefloon kunnen aanvragen enzovoort. Het valt niet onder de definitie ‘zorgwonen’, er is geen definitie van ‘gemeenschappelijk wonen’. Het resultaat is dan dat men in eerste instantie binnen de administratie zegt dat het valt onder het Kamerdecreet. Dan krijg je een reeks normen voor minimale oppervlakte en voor kwaliteit. Heel vaak merk ik in brochures en op de website dat men vertrekt van de idee van nieuwbouw. Als je een nieuwbouwproject opzet, dan zijn die normen relatief makkelijk te halen. Als het echter gaat over de opsplitsing van een bestaande woning, dan is het heel wat moeilijker om binnen de contouren van een bestaande woning elk van die oppervlakten te realiseren. Het mee in ogenschouw nemen van gemeenschappelijke delen zou de problematiek van individuele oppervlakte kunnen oplossen. Ik geef dit mee, omdat uit het antwoord van zowel minister Homans als van u blijkt dat het de bedoeling is om te leren uit lopende projecten. Dit is een project dat net niet gesneuveld is. Ik ben zeer blij dat het lokale bestuur in kwestie dit heeft vergund, een beetje in weerwil van het advies van de administratie. Het ontbreken van een kader, gecombineerd met het feit dat men toch enige houvast moet hebben om een advies te verlenen, zou er niet mogen toe leiden dat dergelijke projecten ab initio dreigen te falen.
Ik pleit er dus voor om af te stemmen met minister Homans. Dat belet ons om de vraag te stellen aan uw collega hoe ze daarmee verder gaat na uw antwoord. En ik pleit ervoor om bij de informatie die u hebt aangekondigd en die ik apprecieer, na te gaan wat de intentie is. Ik denk dat lokale besturen het best zijn geplaatst om een aantal aspecten te beoordelen en om na te gaan wat huisjesmelkerij is, wat een studentenkot is en wat een project rond gemeenschappelijk wonen is. Vaak hebben we nog wel wat informatie nodig om de juiste beoordeling naar de geest van het project te maken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik ga zeker akkoord dat er in een aantal gevallen oplossingen moeten worden gezocht als je nieuwe woonvormen introduceert, voor bijvoorbeeld uitkeringen. Ik herinner mij dat bepaalde gemeentebesturen experimenteren met of creatief omgaan met het ontdubbelen van huisnummers. Dat is ook niet zo vanzelfsprekend.
Het is al gezegd: de codex laat nu een aantal nieuwe mogelijkheden toe, maar we moeten de gemeenten toch toelaten om maatwerk te doen en om te bepalen wat ze waar willen en wat ze waar niet willen. Een aantal van die woonvormen zijn ook tijdelijk om aan bepaalde zorgbehoeften te voldoen en moeten weer verdwijnen op het moment dat de zorgbehoefte verdwijnt, en dan is het toch wel de gemeente die erop moet toezien dat het gebeurt zoals het hoort te gebeuren.
Minister, ik denk dat u gelijk hebt dat wij aan de lokale besturen een aantal nieuwe mogelijkheden aanbieden en als we ze vanuit het Vlaamse niveau voldoende informeren – en ik neem aan dat dat gebeurt – dan moeten ze zelf beslissen hoe ze daarmee omgaan.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Wanneer er nieuwe woonvormen zijn en er wordt geëxperimenteerd, is het heel belangrijk dat dit de goedkeuring wegdraagt van het lokale niveau en dat dit kan plaatsvinden in het kader van de goede ruimtelijke ordening. Het is belangrijk dat de lokale besturen daar kunnen in sturen en dat zij daarover een visie hebben. Zij kunnen ook differentiëren: in bepaalde gebieden kunnen zij dat graag zien, maar zij kunnen ook gebieden aanduiden waar ze dat minder graag zien.
In plaats van een extra definitie in te voegen in de codex hebben wij de omgekeerde weg gevolgd. Wij hebben beslist om een aantal drempels die op het terrein worden ervaren, weg te nemen. Dat lijkt me de beste manier om daarmee om te gaan. Ik verwacht dat er ook op het terrein minder problemen zullen zijn. De voorbeelden die hier zijn gegeven, dateren nog van voor de publicatie van de codex. Ik verwacht dat dit op het terrein heel wat oplossingen zal bieden. Tijdens die infovergaderingen zullen we zeker ook benadrukken dat ook de lokale besturen zelf heel wat van die belemmeringen kunnen meenemen.
We mogen ook niet de fout maken om binnen de Codex Ruimtelijke Ordening allerlei regelgeving van welzijn, wonen, fiscaliteit, binnenlandse zaken enzovoort op te nemen en daar oplossingen voor te bieden. Dat zou niet wijs zijn, en het is ook niet de bedoeling om alle regelgeving te integreren in de codex. Iedereen moet ook een beetje op zijn eigen terrein blijven tenzij er belemmeringen zijn, in dat geval zijn wij graag bereid die weg te nemen.
Aan de webtool wordt hard gewerkt. Die moet over een aantal maanden online kunnen gaan. Ik ken de exacte timing niet, maar ik zal die navragen.
Mijnheer Van Malderen, dat is al gebeurd, maar ik zal toch nog eens heel expliciet de opdracht geven aan de diensten Omgeving en Wonen om een goede afstemming te vinden zodat er geen ruis op de lijn zit. Zij moeten dezelfde boodschap geven aan de lokale besturen over de wijze waarop ze daarmee aan de slag kunnen gaan. Ik heb begrip voor het feit dat u zich van het kastje naar de muur gestuurd voelt. Dat is niet bewust, het gaat over een bezorgdheid van beide om een goede oplossing te zoeken. Ik zal vragen dat de technici nog eens gaan samenzitten en dat zij dezelfde webtool ondersteunen en daarmee aan de slag gaan.
Mevrouw De Vroe, wij hebben binnen het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen een specifiek beleidskader uitgewerkt over die monitoring. Dat wordt daarin opgenomen en zal uniform gebeuren. U weet dat we een omslag willen maken van de inkleuring op het plan naar het effectieve gebruik op het terrein. Het is niet omdat iets is ingekleurd op een plan als woongebied, dat er ook effectief wordt gewoond.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, u hebt nog eens gezegd dat u de drempels hebt weggewerkt. De knelpunten die er waren, zijn opgelost. U geeft ook aan om toekomstige knelpunten die uit de proefprojecten experimentele woonvormen zouden blijken, ook te willen aanpakken. Tot slot ziet u alleen maar nadelen in het opnemen van de definitie in de Codex Ruimtelijke Ordening. Daar zal binnen het beleidsdomein Wonen verder werk van gemaakt moeten worden.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik heb niet echt een antwoord gekregen op mijn vraag of er meer nieuws is over de timing betreffende de typevoorschriften.
De typevoorschriften zitten volop in politieke bespreking. Ik weet niet wanneer we daar zullen landen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.