Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, Vlaanderen heeft duidelijk de intentie om het OCMW en de gemeenten te integreren. We zijn het er bijna allemaal over eens in dit parlement dat dit een goede richting zou zijn om het sociale beleid gestalte te geven. De penitentie die aan die intentie vasthangt, is dat er nog groen licht moet komen van de federale wetgever. Het moet nog door het federale vagevuur. Weet u hoe heet het daaromtrent is in dat vagevuur?
We horen uit de commissie dat het al duidelijk is dat de transitie via een gewone meerderheid tot stand zou kunnen komen. De cruciale vraag die overblijft, is of dit via een federale wet in een gewest als dwangmatig kan worden opgelegd dan wel of het vrijwillig uitnodigend kan worden gerealiseerd. Hoever staan we? Dreigt het project daarmee te worden afgevoerd? Het zou geen Grexit maar een ‘OCMWexit’ zijn. Hoe kunnen we dat vermijden?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, ik zal voor alle duidelijkheid niets naar de Griekse kalenden verwijzen. Het is niet alleen heet aan de overkant van de straat, maar af en toe ook in het Vlaams Parlement. U bent een zeer trouw lid van de commissie Binnenlands Bestuur. In januari 2015 heeft de Vlaamse Regering mijn conceptnota goedgekeurd en hebben we die uitgebreid besproken in de commissie. Dat was een zeer goed debat. Daaruit is gebleken dat er een stevig draagvlak is voor de integratie van de OCMW’s in de gemeente of de stad om tot een geïntegreerd lokaal sociaal beleid te komen. Ik heb toen ook gezegd dat al meer dan dertig gemeenten nu één secretaris hebben: één OCWM-secretaris die ook de taken uitvoert van de stads- of gemeentesecretaris. Meer dan zeventig hebben een gezamenlijk financieel beheerder. Dat is een zeer goede evolutie.
Zijn we afhankelijk van een federale wetswijziging? Ja, natuurlijk. Ik heb dat nooit ontkend en het staat in het federale regeerakkoord, namelijk dat de federale OCMW-wet moet worden aangepast. Ik heb een betoog gehoord van de federale minister Borsus op 17 juni. Hij heeft aan de overkant gezegd dat het dossier de goede kant uitgaat. Ondanks de geruchten die dwalen in de wandelgangen – u weet ook hoe dat gaat – zijn we – minister Borsus en ikzelf – er allebei van overtuigd dat voor deze wetswijziging enkel een gewone meerderheid nodig is. Jammer genoeg geldt dit absoluut niet voor de zes faciliteitengemeenten. Dat is verankerd in de Pacificatiewet van 1988. Het gaat dus om een gewone meerderheid en geen bijzondere of tweederdemeerderheid, zoals wordt gesuggereerd door sommigen in de Kamer.
Verschilt de visie van het Vlaamse en Waalse Gewest? Ik wil Brussel eventjes buiten beschouwing laten. Ja, absoluut. We hebben in ons regeerakkoord gekozen voor een verplichte integratie van het OCMW in de stad of gemeente. Wallonië heeft eerst gesproken van een vrijwillige integratie, maar heeft het nu over een vrijwillige samenwerking. Verschilt het? Ja absoluut, maar ik heb alle vertrouwen in minister Borsus, die heeft gezegd dat hij er alles aan wil doen om de gewestelijke regeerakkoorden uitvoering te laten vinden. We hebben op regelmatige basis overleg met het kabinet van minister Borsus. We wachten nu op een uitnodiging om alle juridische adviezen naast elkaar te leggen, om dan een conclusie te kunnen trekken. Ik maak me sterk dat we ons regeerakkoord zullen kunnen uitvoeren, net zoals het Waalse Gewest dat van hen.
Minister, het reces komt dichterbij. We moeten proactief sporen. Op 17 juni heeft de minister inderdaad in de commissie gezegd dat hij binnen 14 dagen het antwoord zou voorleggen. Ik stel voor dat u hem actief benadert en aandringt op een antwoord zodat het duidelijk wordt vanaf het volgende werkjaar en we het gekozen denkkader kunnen uitwerken. We weten allemaal dat gemeenten en OCMW’s elkaar aan het zoeken zijn op het terrein, maar het is toch goed als we daarvoor definitief groen licht krijgen. Als het kan, het liefst voor de vakantie.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, we geloven met een heel grote meerderheid in het parlement dat de verplichte integratie tot heel wat winsten kan leiden, zeker voor een geïntegreerd lokaal sterk sociaal beleid. We weten ook dat Vlaanderen een andere visie heeft dan Wallonië en omgekeerd. Nu zou het toch eens tijd zijn dat de federale overheid zich ten dienste stelt. Ze mag de uitstekende voorbereiding van de plannen in Vlaanderen niet dwarsbomen. Het federale parlement zou de differentiatie moeten inschrijven in de wet, dat wordt noodzakelijk. Hoe ze dat zullen doen, dat valt te beslissen aan de overkant.
Ik hoop net als de heer Doomst dat u erop blijft aandringen, zodat de lokale besturen tijdig weten waar ze aan toe zijn. Bent u ervan overtuigd dat we door uw aandringen de vooropgestelde timing kunnen halen? Dat is bijzonder belangrijk.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, er heeft nog geen debat plaatsgevonden over uw conceptnota in de commissie. U hebt de nota toegelicht, er zijn hoorzittingen gehouden. We moeten er nog verder over debatteren. Het valt me wel op, minister, dat het de voorbije weken heel stil was over dit dossier. Hoogstwaarschijnlijk is dat door de onduidelijkheid en het juridische kluwen waarin het zich momenteel bevindt.
Zoals waarschijnlijk veel collega’s, word ik quasi wekelijks aangesproken door werknemers van het OCMW die onzeker zijn over hun toekomst. Wat me vooral bezighoudt, minister, is de sociale chaos die u gaat creëren. Die snedige kritiek komt niet van mij, wel van de VVSG. Minister, ik wil u vragen om met dat risico rekening te houden en heel snel de minister van Welzijn Vandeurzen te betrekken.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik deel de bezorgdheid van de heer Doomst en andere sprekers over de timing. Dat was ook de teneur van de hoorzitting onlangs met de vertegenwoordigers van OCMW en gemeente. Er zijn veel OCMW’s en gemeenten die al ver staan, maar er zijn er ook die nog nergens staan.
De essentie van de organieke OCMW-wet van 18 juli 1976, die het recht op een menswaardig bestaan waarborgt, moet worden gewijzigd. De heer Suykens, directeur van de VVSG, vroeg tijdens de hoorzitting of dat recht op menswaardig bestaan decretaal kan worden verankerd. Minister, bent u van plan om het recht op menswaardig bestaan decretaal te verankeren?
Mijn kabinet en ik hebben al contact gehad met minister Borsus en we zullen dat absoluut blijven doen. Ik ben het ermee eens dat we de druk op de ketel moeten houden. Als we dit willen doorvoeren, moeten we blijven aandringen.
Mijnheer Maertens, ik ben ervan overtuigd dat de Federale Regering zich voor de verplichte integratie ten dienste moet stellen van de gewesten, omdat het ook in het federale regeerakkoord staat. Minister Borsus heeft ook heel duidelijk gezegd dat hij er alles aan zal doen opdat de gewesten hun regeerakkoord kunnen uitvoeren, ook al kiest het Waalse Gewest nu niet meer voor een vrijwillige integratie, of zelfs nog maar voor een vrijwillige samenwerking, en wij voor een verplichte integratie. Als zij zich er federaal niet aan houden, zal ik van tijd tot tijd op de tafel kloppen. U kent me een beetje, mijnheer Maertens. U weet dat dat waar is.
Mijnheer Doomst, de timing zal behouden blijven. Minister Borsus heeft gezegd dat de gewesten in staat moeten zijn om hun regeerakkoord te kunnen uitvoeren. Er liggen nu wel een aantal adviezen naast elkaar. We moeten dat niet in dit forum bespreken. We moeten dat met een klein beetje discretie bespreken, om toch tot een oplossing te komen. Ik ben er absoluut van overtuigd dat er een oplossing komt.
Mijnheer De Loor, u bent nochtans een zeer actief lid in de commissie Binnenlandse Aangelegenheden – en dat is gemeend, voor alle duidelijkheid. U bent altijd aanwezig, maar u hebt het debat over de conceptnota over de integratie van OCMW en gemeente blijkbaar gemist. Blijkbaar had u niet gegeten, want u zegt altijd dat u op uw honger blijft zitten. Het kan misschien dat zijn, ik weet het niet. Misschien weet u het allemaal niet meer zo goed. Maar er is wel een heel uitvoerig debat over geweest. (Opmerkingen van de heren Kurt De Loor en Michel Doomst)
De heer Doomst geeft mij gelijk. Er is een uitvoerig debat geweest. Er zijn er, voor alle duidelijkheid, meerdere geweest, niet alleen over de conceptnota maar ook naar aanleiding van vragen om uitleg. (Opmerkingen van de heer Kurt De Loor)
Mijnheer De Loor, u was aanwezig op het debat over de conceptnota. Dacht ik toch. Maar u bent het misschien een beetje vergeten. In uw positie is dat misschien een klein beetje begrijpelijk.
Mevrouw Pira, de federale wet moet gewijzigd worden. Ik dacht dat ik daarover duidelijk ben geweest, zowel in de commissie als in antwoorden op vragen om uitleg als in mijn antwoord nu op de actuele vraag van de heer Doomst: uiteraard moet de federale OCMW-wet gewijzigd worden. Dat heb ik al tot vervelens toe gezegd. Waarom staat het anders in het federale regeerakkoord? Ik denk dat dat duidelijk is. Ik ben er absoluut van overtuigd, gelet op de constellatie van zowel de Vlaamse Regering als de Federale Regering, dat we hier tot een integratie van de OCMW’s in de steden of de gemeenten kunnen komen, om tot een beter lokaal sociaal-geïntegreerd sociaal beleid te kunnen komen. Dat is toch wel hetgeen ons het meest na aan het hart moet liggen. En mijnheer De Loor, ja, ik wil absoluut de rechten van de allerzwaksten vrijwaren. Dit komt nog net meer tegemoet aan de rechten van de allerzwaksten dan de situatie waar we momenteel in zitten.
Vanop het terrein en ook in het parlement heb ik toch het gevoel dat de geesten rijpen. Ook bij de heer De Loor, al is dat dan letterlijk daar in de zon. Maar ik denk ook dat de geesten figuurlijk aan het rijpen zijn. De tijd dringt. Tijd is een nog relatiever begrip in de Kamer dan in het Vlaams Parlement. We moeten er absoluut op aandringen dat de timing daar wordt gehaald. Als het nog lang uitblijft en als het ‘Borsus ni vu ni connu’ is, zitten wij hier echt wel met een probleem. Minister, ik dring erop aan dat u hem zacht blijft stalken en zo echt een antwoord krijgt.
De actuele vraag is afgehandeld.