Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Wynants heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de afgelopen weken zijn er enkele negatieve rapporten verschenen naar aanleiding van de SPLISS-studie (Sports policy factors leading to international sporting success). SPLISS is een studie die is aangevraagd door de universiteit van Brussel. Die wordt financieel gesteund door de Vlaamse Regering, door de Nederlandse regering en door Ernst & Young. Ik wil de studie iets genuanceerder benaderen. We hebben de topsportsubsidies verdrievoudigd, maar we zijn eigenlijk op een gelijk niveau gebleven. We hebben 24 miljoen euro geïnvesteerd. Ik vergelijk met de omliggende landen: in Frankrijk is dat 187 miljoen, in Canada – dat geen buurland is – 121 miljoen, in Nederland 55 miljoen, in Zweden 56 miljoen en Denemarken 35 miljoen euro. We zijn toch een mastodont geweest in het systeem wat betreft subsidiëring.
SPLISS wil nagaan hoe we de middelen efficiënter kunnen gebruiken. Ze hebben daarvoor een negenprestatiebulletin samengesteld. In dat systeem scoren we op drie pijlers niet goed. Het gaat om het financiële aspect, de infrastructuur en de kadervorming en ondersteuning van trainers. Momenteel hebben we het topsportbeleidsplan voor 2013-2016. Dat zal geëvalueerd worden na de olympiade van Rio in 2017.
Minister, hoe beoordeelt u de SPLISS-studie? Hoe kan het Topsportactieplan Vlaanderen III tegemoetkomen aan de bevindingen en aanbevelingen van deze studie?
Minister Muyters heeft het woord.
Het betreft een studie van 2012. Ik ben al blij dat er aantal zeer positieve punten in staan. Bijvoorbeeld op vlak van talentontwikkeling en talentdetectie hebben we goed gescoord tussen 2009 en 2012. Er is ook de wetenschappelijke ondersteuning en de medische begeleiding waarvan de studie duidelijk zegt dat ze zeer positief zijn.
Er zijn effectief drie belangrijke werkpunten. Ten eerste is er het budget. We zitten in budgettair krappe tijden, wat het niet makkelijk maakt. Ik wil dezelfde centen wel efficiënter inzetten. Ik denk aan het leggen van een focus op die topsporten waarin we willen investeren maar ook de filosofie om elke sport maar in één campus aan te bieden. We hebben vijf jaar geleden beslist dat we één topsport niet op verschillende campussen in Vlaanderen laten uitoefenen.
Ten tweede is er de sportinfrastructuur. We hebben een aantal beslissingen genomen en de werken zijn in uitvoering. Ik noem er enkele: een G-sportzaal in Gent, voor hockey en zwemmen is er een nieuw zwembad Wezenberg in Antwerpen, een topzaal voor balsporten in Leuven en infrastructuur voor paardensport in Waregem. Dat zijn maar enkele nieuwe investeringen. We zijn eigenlijk al ingegaan op wat in de studie staat. Op dat vlak zouden we vandaag beter scoren.
Een derde zwak punt is de ontwikkeling van trainers, als ze trainer zijn of toptrainer kunnen worden. Binnen Bloso hebben we een vormingscoördinator aangesteld die samen met de coaches ontwikkelingstrajecten kan doorlopen. Ook daarmee gaan we in op de kritische noten uit het rapport. Ik verwacht dat we in een nieuwe studie veel beter zouden scoren.
Ik hoop dat de evaluatie in 2017 positief kan zijn.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik wil vooral voortgaan op de positieve punten in de studie, want die zaten er wel degelijk in en u hebt die genoemd. U moet inzetten op talentdetectie en de topsportscholen. Het is vooral belangrijk dat de talenten vanuit een sportclub doorstromen naar de topsportschool. Daarom mogen we geen enkel sporttalent verloren laten gaan en moet iedereen toegang hebben tot een sportclub. We moeten elke drempel laten verdwijnen. Wat zult u doen opdat iedereen lid kan worden van een sportclub en niet wordt geremd door bijvoorbeeld financiële beperkingen?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me graag bij deze actuele vraag aansluiten. Wat de topsportscholen betreft, lijkt dit me een positieve zaak. Het is voor onze fractie zeer belangrijk dat we aan breedtesport doen. Dit is dan de brede basis waar topsporters uit kunnen voortkomen.
Voor ons is het goed nieuws. Uit andere studies blijkt immers dat Vlaanderen in vergelijking met andere landen enorm sportief is. Het lidmaatschap van sportclubs ligt in vergelijking met de buurlanden relatief hoog.
Minister, we willen u aanmoedigen om dit in stand te houden. Dat is voor ons de prioriteit. Sporters moeten door de topsportscholen kunnen opklimmen. Zo moeten ze echte topsporters worden. De juiste infrastructuur is voor ons dan ook een zeer belangrijk punt.
Ik ben er uiteraard ook voor gewonnen die twee sporen, topsport en breedtesport, te blijven volgen. Ik ga ervan uit dat de goede prestaties van topsporters mensen aanzetten om te sporten. Op die manier ontstaat een wederzijdse bevruchting. Als er meer mensen beginnen, zijn er ook meer kansen om later topsporters te krijgen.
Ik wil er wel op wijzen dat we die resultaten pas na enkele jaren halen. Er wordt over een minimumtermijn van tien jaar gesproken. Pas dan zal een jong atleet een topsporter zijn geworden. Dat is een belangrijk onderdeel van het geheel.
Denemarken beschikt al dertig jaar over een topsportactieplan. Wij zijn nu elf jaar bezig en zitten aan ons derde actieplan. We hebben op dat vlak nog een zekere achterstand in te halen.
Mijnheer Van den Heuvel, voor mij zijn medailles niet alles. Ik ben dan ook blij dat u het over de breedtesport hebt gehad. Medailles zijn een deel van het geheel. We kunnen ook naar de topsportindex kijken. We zijn continu gedaald, maar in 2013 is dat gekeerd. Voor mij is het dubbelaspect van de breedtesport en de topsport zeer belangrijk. Ik heb echt op de topsporttrainingsinfrastructuur ingezet.
Mijnheer Beenders, u hebt me naar de mogelijkheden voor jongeren gevraagd. We hebben nu, naast de topsport, ook het topsportstatuut F. Dit maakt het gemakkelijker. Jongeren krijgen de kans om te studeren en toch aan topsport te doen. Ze kunnen hiervoor naar een topsportschool gaan, maar het topsportstatuut F maakt dit ook binnen de klassiekere richtingen mogelijk. Ze volgen dan dezelfde richting als iedereen, maar ze krijgen ook topsportmogelijkheden. Die mogelijkheden worden gecreëerd door middel van goede afspraken tussen clubs, federaties, scholen en de overheid. Dit is een sterk aspect van onze bijkomende inspanningen voor topsporters.
Uw vraag over de lidgelden ga ik nu niet beantwoorden. Morgen zal de heer Annouri in de commissie een vraag om uitleg hierover stellen. Het zou niet fair zijn nu een antwoord op uw bijkomende vraag over lidgelden te stellen. Ik nodig u graag uit. Het is de eerste vraag om uitleg op de agenda morgennamiddag. Indien het u niet zou lukken af te komen, moet u nadien het verslag maar eens lezen. U zult daar alle details over de lidgelden in terugvinden. De vraag om uitleg heeft eigenlijk specifiek betrekking op voetbal, maar ik zal het wat opentrekken en ook uw vragen beantwoorden.
Samengevat, gaan we volgens mij in op de kritische noten die naar voren zijn gebracht. We moeten opletten. We mogen niet enkel naar de topsport kijken of binnen de topsport enkel naar de medailles kijken. We moeten effectief ook oog voor de breedtesporter hebben.
Ik dank iedereen. Ik zal de kwestie van de lidgelden zeker steunen.
Mijnheer Van den Heuvel, wat de lidgelden betreft, hoop ik u morgen ook in de commissie te mogen ontvangen.
Dames en heren, dit was de eerste actuele vraag van de heer Wynants. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.