Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de verdere toename van de wachttijden bij de centra voor geestelijke gezondheidszorg
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega’s, we gaan heel kwistig om met onze geestelijke gezondheidszorg. Je moet presteren, je moet hard werken, als je mislukt is het je eigen schuld, de tijdsdruk en de gejaagdheid nemen steeds toe.
Tegelijk voel je een onzekerheid over de toekomst, een druk om met de waan van de dag om te gaan. Je voelt dat het ergens moeilijk gaat. Steeds meer mensen zitten slecht in hun vel, ze hebben psychologische problemen. De drempel voor die mensen om hulp te zoeken, is torenhoog. Je moet jezelf en bepaalde taboes overwinnen, je moet je omgeving overwinnen en je moet de stap naar hulp zetten.
Er zijn mooie initiatieven, ook van u minister, zoals Fit in je hoofd enzovoort. Er zijn initiatieven zoals Te gek. Onlangs hadden we de moedige getuigenis van Selah Sue, die haar verleden en haar leven in de geestelijke gezondheidszorg deelde. Selah Sue heeft met haar getuigenis alleen wellicht verschillende deuren geopend, ze heeft taboes voor zichzelf doorbroken, maar die open deuren leiden niet naar hulp. Die leiden naar wachtkamers.
Vandaag blijkt dat mensen die psychologische hulp zoeken, op steeds langere wachttijden en wachtlijsten botsen. Die wachttijden en wachtlijsten zijn het ergst voor onze jongeren. Mensen moeten gemiddeld 86 dagen wachten voor ze een behandeling hebben, maar voor jongeren is dat 107 dagen. 107 dagen voordat een kind, voor wie de ouders al hulp hebben gezocht, ook effectief hulp krijgt. Dat is het begin van het traject.
Vandaag slapen er weer twee meisjes in een cel. Weer twee meisjes voor wie er geen plaats is. Dat is het einde van het traject. Als we die kinderen in de geestelijke gezondheidszorg niet helpen, dan verdwijnen die niet, maar eindigen ze ook in de crisishulp.
Minister, u kent de problemen bij de jongeren. Hoe zult u ervoor zorgen dat de wachttijden voor jongeren in de geestelijke gezondheidszorg dalen?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik heb een getuigenis gelezen in het blad Weliswaar, uitgegeven door de administratie, van een vrouw – Heidi heet ze – die op aanraden van haar huisdokter naar een psycholoog moest. Die psycholoog zou haar 45 euro per keer kosten en ze moet voor alle kosten rondkomen met 50 euro per week. Dus kon ze niet gaan. Ze is dan naar een centrum geestelijke gezondheidszorg gegaan omdat ze daar tegen een heel kleine vergoeding of zelfs gratis hulp kan krijgen. Ze moest een jaar wachten. Mensen in armoede uit haar omgeving zeggen dat ze in zo’n geval te veel pillen pakken in de hoop op de spoedafdeling te belanden zodat ze misschien wel worden geholpen.
Dat is zeer schrijnend, minister. Ik vertel u dat omdat uw wachtlijsten in de centra geestelijke gezondheidszorg zorgen voor een mentale gezondheid met twee snelheden in Vlaanderen. Wie te horen krijgt dat hij zo lang moet wachten en genoeg geld heeft, koopt privéhulp in, voor zichzelf of voor zijn kinderen. Maar wie dat geld niet heeft, kan niet anders dan wachten, zes maand of een jaar, tot die hulp hem op een betaalbare manier via de centra geestelijke gezondheidszorg door u wordt aangeboden.
Minister, in de laagste sociaal-economische klasse in Vlaanderen zijn er drie keer meer depressies, zes keer meer pogingen tot zelfdoding. Mensen hebben evengoed, zelfs nog meer dan anderen, hulp nodig, maar ze kunnen die dure hulp niet betalen. Hoe langer u de wachttijden laat oplopen, hoe moeilijker voor hen om evenveel kans op mentale gezondheid te krijgen dan voor andere mensen.
Minister, wat gaat u doen aan de verschillende snelheden in de geestelijke gezondheidszorg? (Applaus bij sp.a)
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dit is natuurlijk eens te meer, en jammer genoeg, intellectueel totaal niet correct als u de zaken zo voorstelt. Het probleem is ernstig genoeg om er een inhoudelijk goed debat over te voeren, en de Vlaamse Gemeenschap heeft daar uiteraard ook een verantwoordelijkheid in. De toegang tot de geestelijke gezondheidszorg in België en Vlaanderen – dit is een voorzichtig standpunt – is minstens een gedeelde bevoegdheid. Als je de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg wilt beoordelen, dan moet je het totale plaatje van de geestelijke gezondheidszorg in ogenschouw nemen. De kinderpsychiatrie is intramuraal, is 100 procent federale ziekteverzekering. De ambulante sector met degenen die een vrije praktijkvoering organiseren, die zelfstandig zijn is 100 procent federale terugbetaling en bevoegdheid. Als het gaat over de terugbetaling van de prestaties van de psychologen, dan staat in het federaal regeerakkoord dat dat ook in het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) zijn beslag moet kennen.
Het is juist dat de cgg’s ook een verantwoordelijkheid hebben. In Vlaanderen is er de afgelopen jaren – ik heb eens gekeken naar de jaren 2006 en volgende – echt wel geïnvesteerd in personeel voor de cgg’s. Het klopt dat men een tijdje wacht op een eerste contact, nadien is er een tweede. Het is niet zo dat het altijd zo is dat in de periode tussen beide niets gebeurt. Maar het is zeker juist dat er een probleem is van wachttijden in de cgg’s. Vlaanderen moet daarvoor oplossingen zoeken. U weet dat we dat proberen met respect voor het huidige budgettaire kader. We overleggen met de sector en gaan na wat we kunnen aanvangen met nieuwe organisatorische benaderingen zoals groepstherapieën en onlinecontacten, wat toch al voor minimale contacten met het cgg zorgt. Een andere mogelijkheid is het werken met zelfstandige therapeuten.
We zullen het probleem maar ten gronde kunnen aanpakken als we een globale benadering respecteren. Onze geestelijke gezondheidszorg van de eerste lijn is niet toegankelijk genoeg. Dat heeft niets te maken met de cgg’s op zich, want zij leveren bijzondere zorg aan. Het heeft te maken met de manier waarop onze geestelijke gezondheidszorg in de loop der decennia is georganiseerd. Minister De Block nam een schitterend initiatief inzake de capaciteit van de circuits voor kinderen en jongeren. Dit jaar lanceerden wij een projectoproep, om de cgg’s de kans te geven om mee te werken aan de zorg voor jongeren met complexe vraagstukken. Kortom, er zijn velerlei acties nodig om het probleem aan te pakken.
Vlaanderen heeft daarin ongetwijfeld een rol te spelen, maar de vraag over ‘de’ toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg vereist een veel breder debat. Het loont de moeite om dat eens grondig te voeren. Maar we zullen dan ook moeten aanvaarden dat dit een samenspraak veronderstelt met eenieder die daarin een rol heeft.
Minister, op federaal vlak gebeuren een aantal goede zaken. Maar dat ontslaat u niet om op basis van uw bevoegdheden uw verantwoordelijkheid te nemen. De laatste keer dat de cgg’s werden uitgebreid, was in 2011. Toen kwamen er vijftien mensen bij. Sindsdien zijn er meer cliënten bijgekomen: 10 procent. Het aantal begeleiders – psychotherapeuten, psychiaters en maatschappelijk assistenten – is hetzelfde gebleven. Die mensen roeien met de riemen die ze hebben, maar er is een capaciteitstekort. Dat tekort moet worden weggewerkt. U kunt wel zeggen dat het federale niveau goede initiatieven neemt en dat er een globaal overleg moet worden georganiseerd, ik ga helemaal akkoord. Maar het federale niveau neemt initiatieven. Mijn vraag aan u is: waar is uw deel van uw huiswerk? Zult u de capaciteit van de cgg’s, die volledig tot uw bevoegdheden behoren, optrekken?
Minister, mevrouw De Block doet haar werk. Ze heeft geld vrijgemaakt voor jongeren met psychische problemen. Ze belooft nu ook de terugbetaling van het bezoek aan psychologen. Dat staat in het regeerakkoord. Maar u staat stil. Meer zelfs, u gaat achteruit. U bespaarde al drie keer op de cgg’s. Eerst bevroor u de werkingsmiddelen, nadien hebt u 0,5 procent van het totaalbudget weggenomen – u weet zelf dat dit een groot probleem is wanneer 90 procent van de uitgaven uit lonen bestaat – en ten slotte wilt u in de enveloppe 2015-2017 de anciënniteitstoeslag wegnemen. Dat betekent dat de cgg’s mensen zullen moeten ontslaan. Dat zeggen ze zelf. Over de aanmeldingsstop in Mechelen zei u dat het om een specifiek probleem ging dat niet opgaat voor de andere centra. Inmiddels doet het probleem zich ook voor in Leuven. Wellicht volgt er binnenkort nog een ander centrum. Minister, de Federale Regering werkt hieraan. Waar blijft u? (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik ben blij dat u zegt dat de cgg’s een belangrijk Vlaams instrument zijn, maar ook slechts één klein element in het gehele aanbod van de kinder- en jeugdpsychiatrie. Ouders zoeken hun weg in het ruime aanbod, en een aantal van hen komt terecht bij onze cgg’s. We hebben al heel wat maatregelen genomen om de wachtlijsten terug te dringen. Ik denk onder meer aan de creatie van de psychologische bijstand van de eerste lijn. U zette ook erg in op de online hulpprojecten. Daar wordt goed in geïnvesteerd.
Een ander pad dat u bewandelt om dit probleem actief aan te pakken, is de inzet voor vroege detectie en preventie. Een aantal cgg’s gaan aan de slag met het CAPA-systeem (Choice and Partnership Approach), net omdat u er een prioriteit van maakt om die wachtlijsten terug te dringen. Er zijn grote verschillen in wachttijden tussen cgg’s en regio’s. We stellen vast dat een aantal cgg’s die met het CAPA-systeem aan de slag gaan, positieve effecten zien voor de wachtlijsten en de tijd tot een intakegesprek en vervolgens een behandeling. Minister, kunnen we het CAPA-systeem nog meer ingang laten vinden in de sector? Op welke manier kunnen we overleg plegen met minister De Block? Ook in onze commissie staat de gids voor kinderen en jongeren op de agenda.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We weten dat de wachtlijsten er zijn en ze nemen spijtig genoeg enkel toe. Het is belangrijk om mensen, zowel volwassenen als kinderen, zo snel mogelijk hulp te bieden. De wachtlijsten kennen we al vijftien jaar. Ik wil vandaag toch ook een pleidooi houden voor onlinehulpverlening en de inschakeling van apps, om de geestelijke gezondheidszorg toch sneller toegankelijk te maken. Zo kunnen we mensen sneller hulp geven en de kans verminderen dat de situatie verergert.
Er is al schitterend werk geleverd door minister De Block. Zij wil een terugbetaling van de hulp door psychologen. Minister, wilt u verder inzetten op de onlinehulpverlening en een goede registratie ervan, zodat we de effecten kunnen opvolgen?
De heer Anseeuw heeft het woord.
We zijn het erover eens dat we ambitie aan de dag moeten leggen om de geestelijke gezondheidszorg zo toegankelijk mogelijk te maken. Ik heb u enkele maanden geleden al vragen gesteld over de cgg’s. We hebben vastgesteld dat er tussen de verschillende centra grote verschillen zitten in de evolutie van de wachttijden. Er zijn zelfs centra waar de wachttijden dalen. Daar liggen kansen. Ofwel is de capaciteit niet goed gespreid. Dan moeten we dat ook durven te bekijken. Ofwel kunnen we een aantal good practices doorgeven aan andere centra. Zij kunnen leren van elkaar.
Ik herhaal mijn vraag die ik ook in maart heb gesteld: is het mogelijk om na te gaan welke good practices kunnen zorgen voor een daling van de wachtlijsten? Kunt u nagaan of de capaciteit goed gespreid is? Intramuraal is dat al zo, maar extramuraal moeten we ook die oefening durven te maken.
Mijnheer Anseeuw, het is naar aanleiding van ons gesprek in de commissie en uw vragen dat we de afspraak hebben gemaakt met de cgg’s dat we die analyse moeten maken. We verwachten dat huiswerk te kunnen doen in de zomer en er met hen het gesprek over te kunnen voeren. Er is nogal een groot verschil in werking, denken we. We moeten inderdaad kijken welke opportuniteiten er zijn, als we ons laten inspireren door de goede praktijken.
Mevrouw Saeys, u hebt ook een punt. De onlinehulpverlening is niet de substitutie van het face-to-facecontact, maar het is ongetwijfeld zeer laagdrempelig en toegankelijk. Zeker ook voor jonge mensen, die heel vertrouwd zijn met de wereld online, is het een dimensie die we moeten ontwikkelen. Ook met de cgg’s doen wij een project, precies omdat ook zij die onlinemogelijkheden zouden aanboren, en liefst allemaal in eenzelfde benadering.
Ik ben het er absoluut mee eens. We moeten kijken wat we de komende jaren budgettair kunnen doen ter versterking van onze cgg’s. In Vlaanderen hebben we in de vorige legislatuur een beslissing genomen over de tariefstructuur voor de cgg’s. Als dat een belangrijk drempelverlagend element is naar de specialistische zorg, dan weten we ook dat een debat over de terugbetaling van psychologen een zeer belangrijke impact heeft op de vraag of onze geestelijke gezondheidszorg toegankelijk is voor iedereen. Dat debat staat in het federale regeerakkoord en het is belangrijk voor ons, voor de ontwikkelingen op het vlak van toegankelijkheid.
De systemen waarnaar mevrouw Jans verwijst, ja, maar die zitten mee in de evaluatie. We hebben zicht op de timing van een eerste contact en een tweede afspraak. We denken dat de meeste cgg’s daar een strategie of beleid rond voeren en ervoor zorgen dat niet iedereen zomaar aan zijn lot wordt overgelaten. We willen dat vergelijken en kijken hoe we daar eventueel gemeenschappelijkheid uit kunnen afleiden. Die ambitie om die toegankelijkheid te vergroten is absoluut ook onze ambitie.
Mevrouw Jans heeft terecht verwezen naar het feit dat die eerstelijnspsychologische functie een Vlaamse investering in de geestelijke gezondheidszorg is. Alle evaluaties van dat project zeggen dat we het moeten verduurzamen. Dat zal een opgave zijn voor de volgende jaren. Hoe gaan we die laagdrempeligheid in de eerste lijn, die preventief kan zijn, verder uitrollen?
De acties rond destigmatisering, de getuigenis van Selah Sue, de engagementen met Te Gek!? en de Vlaamse vereniging, zijn door Vlaanderen gefinancierd. We organiseren de bespreekbaarheid, maar dan is er blijkbaar een bottleneck, zo wordt gezegd. Nogmaals, de toegang tot de geestelijke gezondheidszorg is veel breder dan enkel de cgg’s. Bovendien weten we dat we, als we zorgen voor een sterke toegankelijkheid en een grote bespreekbaarheid, sneller kunnen zijn en dat de escalatie naar specialistische hulp een beetje kan worden beheerst. De experten pleiten voor veel meer gevoeligheid rond mentale gezondheid. De bespreekbaarheid kan een goede aanpak zijn.
Minister, ik geef u in ongeveer alles gelijk. Er moeten een aantal stappen worden gezet. We moeten bekijken wat er online kan, we moeten de good practices bekijken. Daar ben ik het allemaal mee eens. Maar u ontkent het zonlicht als u zegt dat er geen extra capaciteit nodig is.
6 procent van onze kinderen kampt met psychologische problemen. Dat betekent 75.000 kinderen. 16.000 daarvan hebben een vorm van begeleiding. Dat is één op vier. Dus drie op vier van de kinderen met psychologische problemen, daar doen we niets mee. Dus kunnen we niet zeggen dat we genoeg capaciteit hebben. Want zelfs die één op vier die zich aanmeldt, komt in een wachtkamer terecht. U kunt zeggen: dat is maar één element, één schakel, maar het is een ongelooflijk belangrijke schakel! We moeten kinderen van bij het begin helpen. Steeds meer kinderen tussen 0 en 10 jaar kampen met depressies. We kunnen daar toch niet op toekijken en wachten tot het scheef loopt? We moeten daar een antwoord op geven, en u bent mede verantwoordelijk om dat antwoord te bieden. (Applaus bij Groen)
Er kunnen natuurlijk heel veel good practices bestaan, maar de beste is om te investeren zodat er meer zorg kan worden geboden. Elke keer als ik u hoor antwoorden, minister, vraag ik me af: is het een kwestie van niet kunnen of niet willen?
Eerst dacht ik: u wilt niet. U wilt niet begrijpen dat er een probleem is. U wilt niet horen dat er wachtlijsten zijn, u wilt er niets aan doen. Toen dacht: neen, voor u en uw partij is welzijn belangrijk, misschien wil u wel maar krijgt u de steun niet van uw regering.
Dan is mijn vraag opnieuw: hoe belangrijk is welzijn voor u? Waarom vecht u niet wat harder? (Applaus bij sp.a en Groen)
De actuele vragen zijn afgehandeld.