Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het voorstel van Brussels minister-president Rudi Vervoort inzake de Brusselse metropolitane gemeenschap
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister-president, de zesde staatshervorming voorzag in de oprichting van een Brusselse metropolitane gemeenschap die alleen operationeel zou worden wanneer de drie gewesten er een samenwerkingsakkoord over sloten. Ik heb u daar in oktober 2014, in januari 2015 en onlangs via een schriftelijke vraag van 13 mei over ondervraagd. U liet telkens blijken dat het om niet meer zou gaan dan een louter overlegorgaan, een adviesorgaan, en dat er geen zware structuren zouden zijn. Het zou gaan over een uitwisseling van suggesties en uitsluitend gewestmateries betreffen.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 13 mei hebt u laten weten dat u al op 10 april – en het verbaast me dat u daar niet zelf mee naar buiten bent gekomen – een voorstel hebt ontvangen van uw evenknie, Rudi Vervoort, Brussels minister-president. Hij wil de Brusselse metropolitane gemeenschap laten uitgroeien tot een volwaardige politieke instelling met rechtspersoonlijkheid en echte beslissingsbevoegdheid bij de volgende staatshervorming. Hij wil een dubbele structuur: een regering met ministers en een soort parlement met vijf vertegenwoordigers uit de drie gewesten, de federale overheid en de 111 gemeenten uit Vlaams- en Waals-Brabant.
U laat verder in uw antwoord weten dat er nog heel wat vaagheden en juridische onduidelijkheden zijn. U zegt ook dat u wacht op een uitnodiging van de Brusselse minister-president. Die zou er nog voor het zomerreces komen. Welke standpunt zult u innemen bij eventuele onderhandelingen?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, ik verslikte me vorige week in mijn koffie toen ik het artikel in Le Soir las over de voorstellen van Brussels minister-president Vervoort en het plan voor de oprichting van een Brusselse metropolitane gemeenschap. Dat voorstel kreeg alvast de steun van de Waalse minister-president, Paul Magnette. Ook Vlaanderen wordt verondersteld dit samenwerkingsakkoord te steunen. Vlaanderen wordt mee in het bad getrokken terwijl er nog geen onderhandelingen hadden plaatsgevonden en nog geen akkoord was gesloten. Ik beschouw dat toch een beetje als een gebrek aan respect, misschien zelfs een vorm van minachting of een poging om Vlaanderen zomaar mee te trekken in dit verhaal.
Minister-president, is dit ‘an offer you can’t refuse’ of juist het tegenovergestelde, ‘an offer you have to refuse’?
Voor ons zijn alvast twee zaken duidelijk. Ten eerste moet er overleg zijn. Wij zijn absoluut voorstander van overleg tussen Vlaanderen en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het verleden heeft al aangetoond dat dit succesvol kan zijn. Ik denk aan de uitwisseling van de vacatures tussen de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en Actiris, de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.
De oprichting van een gemeenschap, une communauté, vereist overleg en samenwerking en niet iets dat zomaar wordt opgelegd.
Daarnaast hebben we in dit land en in Brussel absoluut geen nood aan nieuwe instellingen, nieuwe structuren, een nieuw uitvoerend comité, mogelijk zelfs een regering, een assemblee, een secretariaat, middelen enzovoort. Men denkt zelfs al aan de subsidies die men kan krijgen.
Onze partij is absoluut geen voorstander van nieuwe structuren. Wij willen vereenvoudiging. Brussel en de vele pendelaars zullen beter worden van een vereenvoudiging.
Minister-president, ik hoop dat het voorstel zoals dat nu voorligt, gewoon kan worden geklasseerd, en wel verticaal. Hoe zult u reageren op dit voorstel? Kan dat zomaar worden opgelegd of kan dat worden bijgestuurd?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik heb het antwoord ten gronde al een aantal keren meegedeeld aan het parlement, zowel schriftelijk als mondeling, en dat is ook niet veranderd.
Ik wil nog eens beklemtonen dat de term een beetje misleidend is. In de bijzondere wet tot hervorming der instellingen staat dat het gaat over een hoofdstedelijke gemeenschap Brussel.
Het hoofdstedelijk gebied is grondwettelijk nog altijd beperkt tot Brussel 19, en heeft geen betrekking op de gemeenten in Vlaams- en Waals-Brabant.
Het woord ‘gemeenschap’ zou erop kunnen wijzen dat het gaat over gemeenschapsbevoegdheden, terwijl het de facto – en het staat ook zo in de bijzondere wet – gaat over gewestbevoegdheden.
Wat staat daarover precies in de bijzondere wet tot hervorming der instellingen? Ik heb al beklemtoond dat er voorzien wordt in overleg wanneer het gaat over gewestmateries die meerdere gewesten aanbelangen. Daarvan worden een paar voorbeelden gegeven, zoals wegen en verkeersveiligheid. Het overleg is facultatief. Het is alleen verplicht wanneer iemand het onzalige idee zou hebben om op- en afritten definitief onbruikbaar te maken of af te sluiten. Dan nog gaat het om overleg, dat hoe dan ook niet bindend is. Het is ook geen vormvereiste in de betekenis van de wetgeving op de Raad van State.
Ik heb al gezegd dat het, wat ons betreft, altijd moet gaan over gewestmateries. Het kan er ook niet op neerkomen dat er een associatie ontstaat tussen Vlaamse gemeenten en Brusselse gemeenten en dat het uiteraard ook geen afbreuk kan doen aan onze bevoegdheden.
Minister-president Vervoort had aangekondigd dat hij mij vóór het einde van het afgelopen jaar een ontwerp zou bezorgen. Dat is nu in april gebeurd. Hij schreef mij dat zijn kabinet mij zou contacteren, maar dat is niet gebeurd. Er is dus nog geen verder overleg geweest. De nota is vervolgens via CRISP uitgelekt in de media. Nu heeft het kabinet-Vervoort contact opgenomen en plegen we daarover begin juli overleg. Ik heb gezegd wat de contouren zijn, en we moeten geen zware overlegstructuur opzetten. Het gaat om overleg wanneer dat ertoe doet, en wat mij betreft mag dit absoluut de goede bilaterale contacten die er zijn, niet in de weg staan. Ik heb dat op de persconferentie duidelijk gesteld in het bijzijn van mijn collega Vervoort, die dat beaamde. Dankzij die contacten kunnen we snel oplossingen vinden. Denk bijvoorbeeld aan het Brabantnet, of de overeenkomst met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid.
Dat is wat ertoe doet: dat de instellingen die bevoegd zijn, snel tot oplossingen komen.
Minister-president, uw antwoord ligt in de lijn van eerdere antwoorden op mijn schriftelijke vragen hierover. Het moet duidelijk zijn dat de oprichting van een Brusselse metropolitane gemeenschap (BMG) het Franstalige paradepaardje is van de zesde staatshervorming. De symboliek van de BMG staat voor de machtspolitiek van het grote Brussel en de uitbreiding van de Fédération Wallonie-Bruxelles.
Dat verbaast me toch enigszins, en ik word daarin bijgetreden door mijn collega Vanlouwe, die vindt dat u dit het best verticaal klasseert en daar het best niet verder over onderhandelt. U kreeg de nota van de heer Vervoort en herhaalde dat u daarin niet zou meestappen. We vinden ook dat er overleg moet zijn, maar we gaan niet meestappen in mogelijke nieuwe structuren. Dit land is al ingewikkeld genoeg. Ik zie ook niet in waarom u op de uitnodiging van de heer Vervoort zou moeten ingaan om te onderhandelen over voorstellen waarmee u het niet eens bent.
Minister-president, ik dank u voor uw uitleg. U zei dat er weinig overleg is geweest en dat dit in feite nog moet worden opgestart. Dan verbaast het me uiteraard dat minister-president Vervoort verwijst naar de gewoonte om in overleg te treden en samen te werken. Wat nu gebeurt, wijst veeleer op een totaal gebrek aan overleg.
Bovendien, wanneer ik in de media lees dat er nieuwe structuren nodig zijn en dat er rechtspersoonlijkheid, een assemblee en een uitvoerend comité – lees een parlement en een regering – in het vooruitzicht wordt gesteld, denk ik dat Brussel daar absoluut geen nood aan heeft. De bestaande structuren zijn nu al zo ingewikkeld. Het zou goed zijn dat Vlaanderen en Wallonië rechtstreeks met de hoofdstad, zo nodig samen, gaan overleggen om concrete dossiers aan te pakken. Laten we geen bijkomende loodzware structuren creëren die het allemaal opnieuw bemoeilijken. Vlaanderen heeft daar geen nood aan, maar ook Brussel heeft daar absoluut geen nood aan.
Sommigen hebben in het verleden gezegd dat dit een lege doos is met een bepaalde bedoeling. Anderen hebben in het verleden gezegd dat we moeten werken aan een slanke en performante overheid. Ik stel me er absoluut vragen bij dat dit het geval zou zijn met de voorliggende voorstellen.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, voor CD&V is de Brusselse hoofdstedelijke gemeenschap een gemeenschap met een kleine g, geen aparte instelling, maar een overlegplatform zonder beslissingsmacht. Het is dus niet de bedoeling, daarvoor sluit ik me aan bij de heer Vanlouwe, dat er een nieuwe instelling wordt gecreëerd met zware budgetten aan gekoppeld.
Ik meen ook begrepen te hebben dat het standpunt van de heer Vervoort zijn persoonlijke standpunt was en geen officieel Brussels regeringsstandpunt. Deze discussie is dus eigenlijk zonder voorwerp. (Opmerkingen van de heer Stefaan Sintobin)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, laat het duidelijk zijn dat de staatshervorming nooit de bedoeling heeft gehad om naar logge procedures en instellingen te gaan. Het is wel de bedoeling geweest om samen te werken, om de kans te creëren om te overleggen. En het wordt tijd dat op dat vlak vooruitgang wordt geboekt.
Als het gaat om mobiliteit, staat heel Brussel en omstreken stil. Ook als het gaat om luchtvervuiling, werk en economie, is het absoluut nodig om snel vooruit te gaan, om overleg te plegen tussen Vlaanderen en Brussel om ervoor te zorgen dat we stappen vooruit kunnen zetten.
Ik kan alleen maar oproepen om als u niet akkoord gaat met de initiatieven die vanuit Brussel komen – en die misschien zelfs niet bestaan, als ik de heer Poschet mag geloven –, zelf met initiatieven te komen, om zelf stappen te zetten en ervoor te zorgen dat dit geen debat van vijf jaar wordt, maar dat we volgend jaar een werkende, functionerende metropolitane gemeenschap hebben die resultaten boekt! (Applaus bij Groen)
De heer Van Eyken heeft het woord.
Minister-president, ik heb in de pers gelezen dat u substantiële opmerkingen zou hebben bij het voorstel van Rudi Vervoort. Ik wil u een duidelijke vraag stellen: staat u er positief of negatief tegenover?
Ik ben het eens met mevrouw Van den Brandt dat het nodig is dat er een overleg komt tussen Brussel, Vlaanderen en Wallonië op het gebied van mobiliteit en van werk. Er zijn al samenwerkingsakkoorden die het mogelijk maken, maar er moet verder aan gewerkt worden.
Minister-president, ik meen dat we ook met een probleem zitten. Het voorstel van minister-president Vervoort wordt gesteund door twee van uw coalitiepartners, zijnde CD&V en Open Vld, partijen die ook in de Brusselse Regering zitten. Zij steunen het voorstel van de heer Vervoort. Hoe staat u ertegenover?
Mijnheer Van Eyken, laat me beginnen met het laatste. Ik heb daarnet de heer Poschet gehoord. U leidt af uit standpunten die ingenomen zijn, dat dit een standpunt is dat wordt gedragen door iedereen, ook door de regering. Dat is niet zo. Er moeten nog gesprekken over gevoerd worden. Ik sta open voor het gesprek.
Mevrouw Van den Brandt, ik heb als eerste minister-president Vervoort uitgenodigd. We hebben wel degelijk praktische afspraken gemaakt, ook met betrekking tot de mobiliteit en tot de aansluiting van het Brabantnet op de nieuwe tramlijnen in Brussel. Groen, u leeft in een andere wereld! Dit overleg gebeurt. Doe dus niet alsof alles nog moet worden uitgevonden. Doe niet alsof wij niet willen spreken met onze buren.
Wij zoeken naar de best mogelijke oplossingen wanneer er zich dossiers aandienen. Alleen heb ik van meet af aan gezegd dat het in beide richtingen zal moeten gaan. Wij helpen heel sterk mee wanneer het gaat over het arbeidsmarktbeleid in Brussel. We staan er zeker voor open om te komen tot afspraken met betrekking tot mobiliteit en tot andere materies die behoren tot de gewesten.
Een van de zaken die er natuurlijk ook op tafel zullen komen, zal Zaventem zijn, mijnheer Van Eyken. De liefde moet altijd van twee kanten komen. Ik kan me voorstellen dat er ook vanuit het Vlaamse Gewest een aantal dossiers op tafel zullen worden gelegd.
Waarom zitten we nu in die fase? Collega Vervoort had mij aangekondigd dat hij mij een eerste ontwerp zou bezorgen voor het einde van vorig jaar. Hij heeft dat niet gedaan. Hij heeft er mij een bezorgd in april met de brief – ik kan u die tonen – waarin staat: “Mijn kabinet zal met u contact opnemen.” Om de een of andere reden is dat niet gebeurd. Wij wachten nog op dat contact. Daarna werd het ontwerp gelekt en is heel de publieke discussie ontstaan.
Dat belet niet dat we de draad opnemen waar hij gevallen was. Wij gaan daar begin juli over praten, om te zien wat daaruit kan komen. Inhoudelijk heb ik wat ik in dit parlement en in de commissie gezegd heb en wat ik ook op schriftelijke vragen geantwoord heb, ook gezegd aan collega Vervoort, met betrekking tot de structuur en de materies waar het over gaat. Ik heb eraan toegevoegd dat dit wat ons betreft absoluut niet in de plaats mag komen van het overleg dat wij hebben van gewest tot gewest en dat resultaten oplevert, dat snel tot resultaten leidt, veel sneller dan als je in een heel grote vergadering bijeen moet komen.
Collega’s, lees de zaken ook zoals ze zijn. Het gaat over een niet-bindend overleg, een overleg waarvan gezegd is dat het niet voldoet aan de vormvereisten in het kader van de wetten op de Raad van State. Het is bovendien een facultatief overleg. Er was aan Brusselse zijde wel iemand die ergens het waanidee had dat Vlaanderen eenzijdig zou overgaan tot het afgrendelen van Brussel en het afsluiten of definitief onbruikbaar maken van de op- en afritten. Wel, in dat geval is het overleg wel verplicht, dames en heren collega’s, maar ik kan me niet inbeelden dat er één Vlaamse Regering is die eenzijdig tot zo’n maatregel zou overgaan. We hebben daar ook geen enkel belang bij.
Laat ons de zaken dus in de juiste proportie zien. Ga ervan uit dat wij als regering bereid zijn – en mijn collega-ministers hebben dat al gedaan, en als er zich nieuwe dossiers aandienen, zouden ze dat opnieuw doen – om te praten met de buren om in goede verstandhouding tot oplossingen te komen, bij die organen die kunnen beslissen. Want nogmaals: dit is geen beslissingsorgaan. Dit kan alleen een resultaat weergeven van wat het overleg heeft opgeleverd. Als je dan effectief wilt overgaan tot de uitvoering van bepaalde zaken, moet je tot akkoorden komen tussen het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Zo willen wij het ook houden.
Ik heb de indruk dat sommige collega’s de nota-Vervoort niet gelezen hebben. Ik vind het bijzonder spijtig, mijnheer Poschet, dat u de vraag wat minimaliseert. Het sluit trouwens perfect aan bij uw eerdere vraag. Het gaat er wel degelijk over dat het voorstel van Vervoort spreekt over een nieuwe structuur, een parlement, een regering. De Vlaamse Regering zou zelfs personeel ter beschikking moeten stellen van die nieuwe instelling.
Ik ben in die zin tevreden met het antwoord van de minister-president, die zegt: neen, wij gaan voor een overlegorgaan. Niemand is tegen overleg tussen de gewesten, ook wij niet. Daar gaat het niet over. Maar wij willen geen nieuwe structuur.
Ik herhaal mijn oproep, minister-president, om gewoon niet in te gaan op de uitnodiging van Rudi Vervoort. Laat hem weten dat u zijn nota in de schoot van de Vlaamse Regering hebt besproken en dat die nota voor u onbespreekbaar is en dat u verder wilt gaan op de ingeslagen weg van het overleg, dat daar nu al voor bestaat.
Minister-president, bedankt voor uw antwoord. U hebt in het verleden als minister-president van Vlaanderen inderdaad zelf initiatieven genomen voor overleg rond heel concrete dossiers. In het verleden bleek ook dat, als er overleg was geweest op basis van gelijkwaardigheid, dat overleg aanleiding gaf tot successen en resultaten. En dat is veel belangrijker dan nieuwe structuren, een nieuwe assemblee, een nieuw uitvoerend comité.
Wij willen resultaten zien. Wij willen dat het beter gaat in Brussel. Wij willen dat de mobiliteit wordt aangepakt. U hebt dat inderdaad in het verleden gedaan, onder meer met de trams naar Brussel, met het hele Brabant-Brusselnetwerk en ook met betrekking tot onderwijs. Resultaten moeten we zien, geen nieuwe, loodzware structuren, geen nieuw budget, geen orgaan met rechtspersoonlijkheid en met een secretariaat, met personeel, met een uitvoerend comité en dergelijke meer. Wij willen gewoon dat er overleg is, op basis van gelijkwaardigheid, van Vlaanderen met zijn hoofdstad en uiteraard ook met Wallonië, waarbij we vooral zullen zien dat dat in het belang is van Brussel en zijn inwoners, de Brusselse Vlamingen en de vele anderstalige Brusselaars die hier ook zijn, en uiteraard ook van de vele bezoekers en pendelaars.
De actuele vragen zijn afgehandeld.