Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het wegvallen van de btw-vrijstellingen op de rusthuisfactuur
Actuele vraag over de betaalbaarheid van rusthuizen
Actuele vraag over de structurele onderfinanciering van zwaar zorgbehoevenden in woonzorgcentra
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, onze vragen, over meerderheid en oppositie heen, tonen het maatschappelijk belang van dit thema aan. Laat me beginnen met twee citaten. Het eerste komt uit een hoofdartikel van deze ochtend: “Bang voor oude dag.” Een ander citaat uit een krant: “Als rusthuisbewoners zorgobjecten worden, gaat het niet de goede kant op met onze verzorgingsstaat.”
Minister, de hoogte van de rusthuisfactuur leeft in onze samenleving, en we hebben dat al verschillende keren aangehaald in het parlement. Zeer veel mensen zitten met levensgrote vragen over hoe ze hun oude dag kunnen doorbrengen. U mag het maatschappelijke effect van de herhaalde berichten, elke maand opnieuw, met betrekking tot de hoogte van de rusthuisfactuur niet onderschatten, minister. Er verschijnen berichten in de pers van instanties die het kunnen weten dat de rusthuisfactuur zal oplopen tot anderhalf keer het gemiddelde pensioen en dat het rusthuis onbetaalbaar wordt. U moet daarop reageren, u moet iets doen.
Ik neem aan, minister, dat u een toegankelijke ouderenzorg, ook residentieel, beschouwt als een kerntaak van de overheid. Dat is een premisse. Ik neem aan dat de overheid zich niet wil terugtrekken, en de zorgbehoevende oudere aan zijn lot overlaten. Maar, minister, dan moet u meer doen dan wat u nu doet. Nu brengt u mensen die een oplossing zoeken, in een catch 22. U bespaart op de thuiszorg, op de residentiële ouderenzorg, op de VIPA-subsidies (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden). U verhoogt de besparingen afgelopen vrijdag nog maar eens, na de zoveelste noodkreet.
Minister, waar zit het sociale gelaat van deze regering? Deelt u de analyse van Zorgnet Vlaanderen dat de rusthuisfactuur onbetaalbaar wordt, en wat gaat u daaraan doen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
De meeste ouderen willen niet liever dan zo lang mogelijk thuis blijven in hun eigen omgeving. De beslissing om naar een rusthuis te gaan, is vaak heel ingrijpend. Heel de familie is erbij betrokken, er wordt niet licht over gegaan. Op het moment van die emotionele beslissing krijg je daar als oudere – of als kind van een oudere – nog drie vragen bij. Eén, ga ik een plekje hebben, het liefst in de buurt? Twee, ga ik goed worden verzorgd? En drie, ga ik het kunnen betalen?
Op die drie wezenlijke vragen kunt u als minister van Welzijn geen ja antwoorden. U weigert de wachtlijsten bij te houden, maar iedereen die al een plek heeft gezocht voor zijn vader of moeder, weet hoe groot de tekorten zijn. Ik zeg dit met pijn in het hart, want de mensen in de rusthuizen werken hard, maar ze zijn niet met genoeg. Er is te weinig personeel in de rusthuizen om echt kwaliteit te bieden. Over de prijs gaat het vandaag. Daar schort het ook.
Een gemiddeld pensioen bedraagt 1200 euro, de gemiddelde rusthuisfactuur 1500 euro. Dat is 300 euro meer. En dat is nog maar de basisfactuur. Er komen nog kosten bij voor de dokter, de kapper, de medicijnen, de televisie enzovoort. Die factuur is de laatste jaren enorm gestegen. Op tien jaar tijd is die gemiddeld 400 euro per jaar duurder geworden. En nu dreigt een zoveelste stijging door de btw. Tot nu toe was de rusthuisfactuur vrijgesteld van btw; het is mogelijk dat er tegen het einde van het jaar btw bij komt van 6 of 12 procent.
Mijn vraag aan u is dan ook heel eenvoudig: wat zult u doen om ervoor te zorgen dat de rusthuisfactuur niet verder stijgt door een btw-verhoging?
De heer Van Grieken heeft het woord.
Minister, slaat u de kranten er maar op na: de dagprijzen voor rusthuizen zijn de afgelopen drie jaar met 10 procent gestegen. De gemiddelde maandprijs ligt hoger dan het gemiddelde pensioen in dit land.
Het echte probleem is de structurele onderfinanciering. Rusthuizen worden geconfronteerd met toenemende kosten gaande van personeelskosten tot extra investeringen door strengere normen. Sinds 2013 erkent het RIZIV geen bedden met een zwaar zorgprofiel meer waardoor er ondersubsidiëring ontstaat en waardoor rusthuizen moeten besparen en de factuur moeten doorschuiven.
Er bestaat nog altijd onduidelijkheid over de infrastructuursubsidies. Het vorige subsidiëringssysteem is gestopt en er is geen alternatief op poten gezet. Nu bestaat er een grote kans dat ouderen btw moeten betalen op minstens een deel van hun factuur.
Minister, ik weet dat dit thema u na aan het hart ligt. Bent u van plan om bijkomende initiatieven te nemen opdat rusthuizen betaalbaar blijven voor onze oudere mensen die dit land mee hebben opgebouwd tot wat het is? Kunt u meer uitleg geven over de stand van zaken met betrekking tot de toekenning van die investeringssubsidies?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, de Vlaming droomt van een zorgeloze oude dag. Voor sommige Vlamingen komt die droom in het gedrang omdat zij zich zorgen maken over de woonzorgcentrumfactuur en of zij die nog zullen kunnen betalen wanneer zij daar gebruik van willen maken. Wij begrijpen die bezorgdheid.
Het probleem van het tekort aan financiering van de woonzorgcentra en de rusthuizen bestaat al langer, alleen is het sinds de zesde staatshervorming ons probleem geworden. In dit dossier zijn we niet zoals gewoonlijk een keer maar wel twee keer ‘gejost’: de eerste keer omdat we maar 87 procent van de middelen hadden gekregen van de federale overheid, en de tweede keer omdat zelfs als we 100 procent van de middelen hadden gekregen, er nog tienduizend bejaarden in een ondergefinancierd bed zouden liggen. We moeten durven te zeggen dat misschien iedereen een driesterrenmaaltijd verwacht maar dat we niet meer middelen hebben gekregen dan om een diepvriesmaaltijd voor te schotelen. We moeten daar iets aan doen.
De bomen groeien niet tot in de hemel. Dat betekent dat we keuzes moeten maken. Mijn fractie stelt daar drie belangrijke principes bij voor. Ten eerste moeten de zwaarste zorgprofielen het eerst en het meest worden gefinancierd. Ten tweede willen we u graag aansporen om out of the box te denken, geen al te strakke regels op te leggen maar er wel voor te zorgen dat een ketenaanpak mogelijk is voor de lichtere zorgprofielen. Wie dan thuis wil blijven, kan dat ook doen via een systeem van mantelzorg, thuiszorg, gezinszorg en alternatieve woonvormen. Ten derde moeten we uitgaan van die persoonsvolgende financiering en een transparante dagprijs.
Bent u het eens met die principes en welke prioriteiten zult u hanteren bij de besteding van de beschikbare middelen in de ouderenzorg?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dit is een belangrijk thema en een terechte zorg.
Wat de prijzen betreft, geeft de beschikbare informatie die wij van de federale overheidsdienst Economie hebben gekregen, geen betrouwbaar beeld van de situatie op dit ogenblik. De laatste cijfers dateren van 2014, zijn onvolledig, geven gemiddelden aan en zijn niet echt bruikbaar om een beleid op te bouwen. Nu Vlaanderen bevoegd is geworden, zullen wij een nulmeting uitvoeren om een exact beeld te krijgen en om ons beleid daarop af te stemmen.
Er zijn andere indicatoren over die prijzen. Zo is er een MARA-studie (Model for Automatic Resthome Analysis), maar die gaat alleen over de vzw’s. Er is ook de indicatie van het aantal dossiers dat wordt ingediend voor een aanpassing van de dagprijs. Onze administratie ziet daarin de laatste maanden geen wijzigingen.
Als men spreekt over de toegankelijkheid en de betaalbaarheid, dan verwijst men uiteraard naar de pensioenen, maar dan moet men ook verwijzen naar de zorgverzekering en naar de tegemoetkomingen in de hulp aan bejaarden. Dat zijn belangrijke elementen om die toegankelijkheid te kunnen inschatten.
Wat de prijzen en de evolutie en monitoring moet zeker actie worden ondernomen. Dat is een tijdje geleden al met de administratie afgesproken.
Ik ben blij dat er toch iemand verwijst naar het feit dat de Vlaamse overheid nog maar recent bevoegd is geworden voor de financiering van de zorgkost in de Vlaamse woonzorgcentra. In de voorbije legislatuur – en dat kan ik echt zeggen met de hand op het hart – hebben wij op het moment dat wij daarover gevat werden in de interministeriële conferentie, voortdurend aangedrongen bij het RIZIV om in te zetten op rvt-forfaits en op de zorgzwaarte. Sterker nog, in 2012 toen mevrouw Onkelinx van oordeel was dat we nog budgetten moesten vrijmaken voor zorgvernieuwingsprojecten, hebben wij gezegd dat Vlaanderen de voorkeur gaf in de omzet in bijkomende rvt-forfaits, want dat was en is tot heden het instrument om, in functie van de zorgzwaarte, te financieren. Sinds begin 2013 heeft het RIZIV geen rvt-forfaits meer toegekend. De ‘gap’ die er is tussen de zorgzwaarte en de financiering is daar natuurlijk niet kleiner door geworden. Bij vorige vragen heb ik hier, op deze tribune, daar ook op gewezen. Ik heb gezegd dat het grote punt is dat, als wij in het kader van de Vlaamse sociale bescherming een nieuw financieringssysteem gaan ontwikkelen, wij dat zullen moeten doen in functie van de zorgzwaarte. Dat moet het criterium worden om die aangepaste zorgfinanciering op te organiseren.
We hebben er in de begroting 2015 en naar aanleiding van de begrotingscontrole 2015 uitdrukkelijk voor gekozen om het capaciteitsvraagstuk – voldoende aanbod in de residentiële ouderenzorg – aan te pakken. Er is een kalender goedgekeurd. Het gaat over vele, vele miljoenen euro uitbreidingsbeleid die vanaf 2015 tot en met 2018 worden vastgelegd om het aanbod van de woonzorgcentra te kunnen uitbreiden.
Wij werken uiteraard aan een nieuw financieringssysteem voor de investeringssubsidies. U weet heel goed dat we gevat zijn door een Europees verdict en dat we de alternatieve financiering niet meer kunnen toepassen. We zijn heel intens bezig en we proberen tegen de start van 2016 een nieuw financieringssysteem voor die investeringssubsidies operationeel te maken.
Maar collega’s – en ik ben blij dat er in de vraagstelling naar verwezen wordt –, laat ons de ouderenzorg niet verengen tot de kwestie van de residentiële ouderenzorg op zichzelf. Ouderenzorg is veel breder, en ook voor thuiszorg en andere vormen van ondersteuning moet er een globale benadering komen. Reconversies van de enige vergunning in de andere, naadloze overgangen en financieringssystemen die de mensen in staat stellen om daarin zelf een aantal keuzes te maken, zijn cruciaal. Een kader creëren, is meteen ook de opgave voor de ontwikkeling van de Vlaamse sociale bescherming. Dat is niet zo simpel, want als je in een woonzorgcentrum verblijft, dan moet de Vlaamse Gemeenschap de verpleging betalen, het rob-forfait, het rvt-forfait en de kine. Als je dat thuis doet, worden diezelfde prestaties door het RIZIV gefinancierd. Het is een technisch verhaal. We hebben absoluut een ambitieus programma dat een adequate oplossing moet bieden voor die financieringsproblemen.
Het hof van beroep van Bergen heeft de vraag over de btw gesteld in 2014. Die zaak wordt nu gepleit en gaat over de facultatieve diensten die men in een serviceflat in het Waalse Gewest mag aanrekenen of wil aanrekenen. Het gaat over diensten die diezelfde organisator ook extern aan derden wil aanbieden. De vraag is dan of dit btw-plichtig is of niet. De Belgische btw-wetgeving is voor de woonzorgcentra duidelijk: alles wat noodzakelijk is voor de zorg en ondersteuning in de ouderenzorg, is vrijgesteld van btw. De vraag of dat arrest implicaties zal hebben in Wallonië, Vlaanderen en bij uitbreiding voor andere aspecten in de ouderenzorg, komt nog veel te vroeg. Het gaat over facultatieve diensten die aan derden ook worden aangeboden, net zoals aan bewoners van serviceflats in het Waalse Gewest. Uiteraard zullen we moeten afwachten hoe de rechtspraak zich ontwikkelt en zullen we proactief met de federale overheid overleg moeten organiseren. Maar het is niet zo dat dat betekent dat we nu een btw-probleem hebben met de dagprijzen in de Vlaamse woonzorgcentra. Die zijn volgens de regelgeving daar heel klaar en duidelijk van uitgesloten.
Minister, ik neem aan dat u niet ontkent dat er een probleem is met de rusthuisfactuur omdat u zegt dat de administratie nog de cijfers aan het zoeken is.
Ik ben heel blij dat ook de N-VA nu zegt dat er keuzes moeten worden gemaakt, beleidskeuzes. U hebt ook verwezen naar de begrotingscontrole 2015, waar er geld is bij gekomen. Maar dat zijn woorden, want de cijfers en de daden zijn anders. U bespaart 98 miljoen euro op Welzijn, waaronder 40 miljoen euro voor residentiële ouderenzorg. U knipt dat geld weg of u hebt moeten slikken dat dat geld weg is. In de discussie daarover met minister Turtelboom zegt ze dat dit geen beleidskeuzes zijn, maar technische correcties. 40 miljoen euro die u wegsnijdt, daarmee zou u precaire zorgnoden deels kunnen invullen.
Minister, u hebt zelf meermaals gezegd dat u bij de begrotingscontrole zou bekijken hoe u de meest precaire situaties – dat zijn uw woorden – zou invullen. Welnu, wat zien we in de realiteit? U hebt nul op het rekest gekregen. De beleidskeuze is gemaakt om niets toe te voegen voor Welzijn, maar integendeel om daar de grootste besparing van de begrotingscontrole door te voeren.
Minister, ik heb u geen antwoord horen geven op de meest cruciale vraag: hoe gaan we de rusthuisfactuur betaalbaar houden? Wat zult u daaraan doen als minister van Welzijn? Ik wil herinneren aan wat u hebt gedaan om die factuur omhoog te krijgen.
Een: u hebt nog steeds geen extra personeel gepland voor de rusthuizen, waardoor die dan maar zelf in extra personeel voorzien en dat doorrekenen in de factuur. Twee: u hebt een stop gezet op de middelen om te investeren of te renoveren. Maar dat moet gebeuren, die gebouwen moeten worden gebouwd en gerenoveerd, en dat rekenen de rusthuizen door in de factuur. Drie, u steekt de kop in het zand: er dreigt een btw-verhoging en u zegt dat het wel meevalt en dat u wel zult zien. Juristen denken dat er wel degelijk een btw-factuur aankomt. Uw antwoord daarop is: we zullen wel zien, dat is een probleem van Wallonië en een aantal serviceflats. Maar het probleem zit dieper dan dat en dat weet u.
Ik herhaal dus mijn vraag: wat gaat u doen als minister van Welzijn van de Vlaamse Regering om de rusthuisfactuur voor mensen betaalbaar te houden? (Applaus bij Groen)
De betaalbaarheid blijft inderdaad een prangende vraag. U hebt de bezorgdheid van mij en mijn fractie niet weggenomen. Een andere piste die af en toe opduikt vanwege mensen in de sector is om de bijdrage van de zorgverzekering te wijzigen. Mijn partij is daar absoluut geen voorstander van.
Minister, zou u dat in overweging durven nemen? Als dat zo is, dan kunt u ervan op aan dat de Vlaams Belangfractie dat hevig zal bestrijden.
Het is positief dat we het eens zijn over de drie principes die voor ons belangrijk zijn in de ouderenzorgsector. Ik had een vraag over de timing voor het nieuwe kader. Voor ons is dat liever heel goed en grondig dan heel snel. Het is een probleem dat we hebben geërfd. Laat ons de tijd nemen om dit grondig en slim aan te pakken.
Een andere vraag is om rekening te houden met perverse effecten in de financiering. Vandaag is het zo dat als een rusthuis erin slaagt om een bewoner meer zelfredzaam te maken, het daardoor in de inschaling van zijn financiering inkomsten derft. We zouden er bij die financiering moeten van uitgaan dat een rusthuis of woonzorgcentrum kan worden beloond voor dergelijke positieve effecten.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Minister, CD&V erkent het belang van een correcte financiering in elk woonzorgcentrum in functie van de zorgzwaarte. Ik heb u dat zeker horen zeggen in uw antwoord. Er moeten in de toekomst zeker nog inspanningen gebeuren. Het lijkt dan ook logisch dat de Vlaamse Regering de budgettaire inspanning die nodig zal zijn, in kaart brengt. De vermaatschappelijking van de zorg en de duur van het verblijf van ouderen in een woonzorgcentrum zijn kort gebleven. Minister, kunt u bevestigen dat de instapleeftijd later is en korter duurt, zodat de prijs voor de bewoner niet duurder en betaalbaar is geworden?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, we moeten niet ontkennen dat dit een zeer grote uitdaging is, die we absoluut niet mogen onderschatten. We hebben ons als overheid geëngageerd en we moeten dat engagement zeker nakomen. Het huidige financieringssysteem kunnen we niet behouden en we moeten naar een nieuw systeem gaan. Voor Open Vld gaat de voorkeur uit naar de persoonsvolgende financiering. Het zal een zeer moeilijke en ingewikkelde oefening zijn, en iedereen beseft dat hier duidelijk.
Er wordt door de begrotingscontrole geen euro bespaard op de sector residentiële ouderenzorg. Ik vat kort samen wat er is gebeurd. Voor alles wat met de zesde staatshervorming is overgekomen, geldt het principe van zero based, starten op continuïteit. Dat is ook in deze sector gebeurd. Het zal in de volgende jaren nog regelmatig voorkomen dat er aanpassingen moeten gebeuren. Twee factoren spelen een belangrijke rol. Ten eerste was er geen indexering van de lonen. Die is voor alle sectoren consequent niet gebeurd, en is dus ook niet opgenomen in de begroting. Ten tweede hebben we in 2014 minder opstart gekend van woonzorgcentra, bedden of capaciteit dan begroot. Als compensatie wordt in de begroting wel degelijk rekening gehouden met een groei van de sector met meer dan 2500 bedden en woongelegenheden in 2015. Dat is een ongeëvenaard niveau. Dat wordt in 2016 zelfs nog overschreden. Ook daar zijn budgettaire afspraken die in de begroting 2016 moeten worden verrekend.
Wat het VIPA betreft, noopt het Europese verdict ons tot een alternatieve strategie. Bovendien heeft het parlement in zijn vorige samenstelling de regering aangemaand om te stoppen met het systeem zoals het toen bestond. Er zijn initiatiefnemers in de ouderenzorg die geen investeringssubsidies krijgen. De studies die bestaan over de relatie dagprijs/VIPA-subsidies geven aan dat er minstens geen eenduidige relatie is. Ook daar is er een engagement genomen en heb ik de intentie om het besluit aan te passen, zodat we in de loop van 2016 opnieuw ESR-conform een initiatief kunnen nemen.
Als ik spreek over een financiering in functie van zorgzwaarte, dan gaat het uiteraard over het personeel dat in hoofdzaak voor de zorg nodig is. Het feit dat onze populatie steeds meer zorgen nodig heeft – wat ook te maken heeft met de verblijfsduur in de residentiële sector –, is uiteraard een issue. Dat is geen issue geworden door de staatshervorming. Dit issue was op het niveau van het RIZIV een zeer bekende materie. Het RIZIV heeft de laatste jaren geen enkele rvt-inspanning meer gedaan. Ik heb bij herhaling daarover contact genomen en op momenten dat de Vlaamse Gemeenschap kon interveniëren, namelijk op het moment dat mevrouw Onkelinx in 2012 een nieuw akkoord nodig had, hebben we gezegd: niet op innovatie en zorgvernieuwing in deze sector op dit moment, maar in rvt-statuten.
We zullen zo snel mogelijk in de Vlaamse Sociale Bescherming conceptueel ook de dossiers opnemen die te maken hebben met ouderenzorg. Als we de Vlaming één indicatiestelling willen geven, één plaats waar de betalingen gebeuren en zoveel mogelijk administratief willen ontlasten, dan moet er een geïntegreerde ouderenzorg worden georganiseerd. Dan gaan we ons niet mogen koesteren in het idee dat de oplossing van de ouderenzorg betekent dat er nieuwe residentiële ouderenzorgconcepten moeten worden neergezet. Dat moet innovatiever, veel meer geïntegreerd in de buurt, veel meer gericht op bepaalde doelgroepen die zich ook aankondigen in de ouderenzorg. Daar is een grondige oefening voor nodig. U zult zeer snel merken dat de Vlaamse Regering op basis van het regeerakkoord daartoe in de komende weken en maanden stappen zal zetten.
Ik zou u aanraden om te onderzoeken waarom het aantal bedden in 2014 lager is dan het aantal vooropgestelde bedden die waren begroot. Dat heeft ook te maken met onderfinanciering, maar dat weet u ook.
Ik ben blij dat u erkent en dat u de heer Parys corrigeert dat de zesde staatshervorming niet de schuld is van alles. Het is een beetje te gemakkelijk om dat naar voren te schuiven.
Dit betekent niet dat er op korte termijn geen acties nodig zijn.
Mevrouw Coppé, ik wil u even parafraseren. Indien we de drempels voor de zwaar zorgbehoevende bejaarden niet wegwerken, kunnen die zwaar zorgbehoevende bejaarden geen beroep op de nodige zorg doen. Het is mogelijk dat voor hen de tijd te kort wordt om er nog van te kunnen genieten. De turnover in de woon- en zorgcentra is momenteel zo groot dat sommigen riskeren de broodnodige zorg niet meer te krijgen die onze warme samenleving, waar we allemaal voor staan, zou moeten kunnen geven.
Minister, de voltallige Vlaamse Regering en het voltallig Vlaams Parlement moeten op korte termijn actie ondernemen. We moeten hier iets aan doen.
U mag zich hierbij niet achter de Europese Commissie verschuilen. De Europese Commissie laat investeringsmogelijkheden toe. We weten allemaal dat het Vlaams Parlement een resolutie heeft goedgekeurd. Die resolutie is ondertussen drie jaar oud. De Federale Regering heeft voor de gevangenissen investeringsmogelijkheden gevonden. Daar moeten we in Vlaanderen ook in slagen. (Applaus bij sp.a)
Minister, als het om de infrastructuur gaat, verklaart u dat we van de Europese Commissie een ander systeem moeten invoeren. Hoewel dat hier drie jaar geleden is beslist, is ondertussen nog niets veranderd. Er komt een nieuw systeem. Ik word daar lichtjes ongeduldig van. In afwachting van het nieuwe systeem stelt u steeds dat er geen geld is. Er is dus eigenlijk niets. Er is geen nieuw systeem, het oude systeem blijft niet bestaan en er is geen geld.
Wat het personeel betreft, horen we hetzelfde verhaal. Er komt personeel van de federale overheid naar de Vlaamse overheid. We moeten dat echter allemaal nog herbekijken en momenteel is er geen geld. De rusthuizen moeten het dan ook met hun huidige personeelsbezetting stellen.
De debatten die ik met u voer, eindigen al te vaak met dit antwoord: er is nu geen geld. Het kan echter anders. Groen heeft hier een alternatief voor de begroting op tafel gelegd. In die begroting voorzien we tegen het einde van de legislatuur in 1,2 miljard euro meer voor het beleidsdomein Welzijn. Dit is een begroting in evenwicht.
Politiek gaat om het maken van keuzes. Wij kiezen ervoor dat onze ouderen de zorg krijgen die ze nodig hebben. Voor ons is een betaalbaar en kwaliteitsvol rusthuis geen luxe, maar een elementair onderdeel van een warme samenleving die zorg draagt voor de mensen die zorg nodig hebben. (Applaus bij Groen)
Minister, het blijft teleurstellend dat we eigenlijk sinds 2011 weten waar we voor staan en dat we nu nog steeds in onzekerheid leven en in het duister tasten. De opmerking dat in uitvoering van de zesde staatshervorming te weinig financiële middelen zijn overgekomen, kunt u niet als paraplu hanteren. U maakte immers zelf deel van die Federale Regering uit.
Ik had u graag voor een maximumfactuur horen pleiten. Ik vind dat daar echt nood aan is. De vorige Vlaamse Regering had dit punt tenminste nog in het beleidsplan opgenomen. Deze Vlaamse Regering heeft dat niet meer gedaan. Volgens mij is een maximumfactuur nu het minimum dat we zouden kunnen invoeren.
U kunt geen pluim op uw hoed steken voor de manier waarop deze samenleving omgaat met de zorgbehoevende ouderen die mee hebben gewerkt aan dit land zoals het nu is. Dat is zeer triest.
Minister, ik heb u voor een prioritering van de zwaarste zorgprofielen, voor innovatie, voor een integrale aanpak en voor een persoonsvolgende financiering horen pleiten. Dat zijn zaken waar we, samen met de Vlaamse Regering, de komende weken en maanden graag zorg voor zullen dragen en werk van zullen maken. We willen ervoor zorgen dat de Vlaming zich die onbezorgde oude dag niet enkel kan voorstellen, maar ook kan beleven. Dit moet voor iedereen bereikbaar zijn. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.