Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over alternatieve woonvormen
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van de Internationale Dag van het Gezin, vorige week, presenteerde het Kenniscentrum voor Gezinswetenschappen een studie die bevestigt wat we eigenlijk allemaal al weten: Vlaanderen bestaat anno 2015 uit zoveel diverse gezinsvormen, dat een aanpassing van ons wettelijk kader absoluut en dringend nodig is.
In 1950 was het simpel, minister. Een gemiddeld gezin bestond uit vader, die kostwinner was, moeder de vrouw, die thuis bleef om voor de kinderen te zorgen, en twee of drie kinderen die officieel ten laste waren.
Mijnheer Somers, wilt u luisteren naar uw stadsgenote, alstublieft?
Dank u wel, voorzitter. Dat ik dat nog mag meemaken, dat die eer mij te beurt valt dat de heer Somers naar mij gaat luisteren. Dat is heel mooi. (Gelach. Applaus)
Minister, vandaag wonen twee miljoen Belgen alleen, om verschillende redenen: singles, mensen die uit een echtscheiding komen, ze wonen permanent alleen of tijdelijk alleen, omdat ze bijvoorbeeld één week op twee de kinderen bij zich hebben. We zien echter dat het wettelijke land absoluut niet aangepast is aan het werkelijke land. Zo verliest de politiek legitimiteit en verliezen mensen ook rechten. Bijvoorbeeld als een kind de ene week bij de mama en de andere week bij de papa is, krijgt het alleen de lokale sociale voordelen in de ene gemeente, en niet in de andere. Nochtans woont dat kind officieel op twee plaatsen en heeft het alle kansen nodig om zich te kunnen ontplooien.
Wat is nu de bevoegdheid van de Vlaamse Regering, minister? Wij denken dat het nodig is dat de Vlaamse Regering in kaart brengt wat die verschillende gezinsvormen zijn, dat u daar de reële woonnoden aan aanpast, waartoe de studie duidelijk oproept, en dat u in tweede orde de regelgeving en het beleid daarop afstemt. Dan zullen uw regering en uw beleid heel veel aan legitimiteit winnen en zullen de Vlaamse gezinnen u dankbaar zijn. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
“Het woonbeleid loopt dertig jaar achter”, zo kopte De Morgen enkele dagen geleden. We weten allemaal, minister, dat de betaalbaarheid van wonen een zeer grote bezorgdheid is, zowel op het vlak van huren als op het vlak van kopen. Het klassieke gezin – vader, moeder en de twee kinderen – is echter nog altijd de norm in het woonbeleid, terwijl we allemaal weten dat dat sterk gewijzigd is. Ondertussen zijn we met heel veel alleenstaanden, is er gezinsverdunning, is er heel veel vergrijzing. Het woonbeleid moet daaraan worden aangepast, minister.
Onze fractievoorzitter heeft in februari tijdens een actualiteitsdebat de aandacht van de hele regering gevraagd om meer singlevriendelijk te zijn. Dat vragen wij nu ook wat het woonbeleid betreft.
In de vorige legislatuur, ongeveer een jaar geleden, heb ik een voorstel van resolutie ingediend over samenhuizen, cohousing, het opdelen van woningen. Dat is toen jammer genoeg weggestemd. We zijn er nu opnieuw over aan het onderhandelen. Ik zou graag, naar aanleiding van het artikel in De Morgen, van u vernemen welke acties u met de Vlaamse Regering zult ondernemen om alternatieve woonvormen meer te implementeren en ze een wettelijke basis te geven. (Applaus bij Open Vld)
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, uiteraard ben ik mij bewust van deze problematiek. Mevrouw De Vroe, u hebt er zelf al op gewezen dat uw fractieleider mij op 4 februari – nog niet zo heel lang geleden, dus – een actuele vraag over dat onderwerp heeft gesteld in dit plenum. Ondertussen zijn er ook in de commissie Wonen over dit onderwerp heel interessante debatten gevoerd en vragen gesteld door zeer actieve commissieleden. Mevrouw Hostekint heeft op 5 februari een soortgelijke vraag gesteld. Ook de heer Vandenbroucke heeft in de commissie zeer veel vragen gesteld over deze problematiek. En ook collega Engelbosch heeft de problematiek al aangekaart in de commissie. (Rumoer)
De commissie vergadert elke donderdagochtend van 10 uur tot 12.30 uur ongeveer.
In januari, toen de heer Somers de vraag stelde en nadien in alle andere debatten in de commissie, heb ik duidelijk gezegd dat het in de beleidsnota staat. Voor wie die nog niet heeft gelezen, dit staat onder operationele doelstelling 5.3. Het is misschien nuttig om dit nog eens te lezen.
Hebben we er aandacht voor? Ja, natuurlijk. Ik heb op de vraag van de heer Somers geantwoord dat ik een studieopdracht heb gegeven aan het Steunpunt Wonen. Er zijn allerlei knelpunten. De studie zal opgeleverd worden tegen de zomer van 2015. Naar aanleiding van deze vragen heb ik aan de onderzoekers gevraagd wat hun bevindingen momenteel zijn. De studie is voor alle duidelijkheid nog niet afgerond, maar ze botsten vooral op knelpunten inzake fiscaliteit en ruimtelijke ordening. Wil ik daarmee zeggen dat ik mijn verantwoordelijkheid als minister van Wonen ontloop? Absoluut niet! Het is een veel complexer probleem dan dat hier wordt geschetst.
Ik heb toen ook op de vraag van de heer Somers geantwoord dat de demografie veel meer verandert. Er zijn eenoudergezinnen, veel meer senioren die langer alleen blijven wonen enzovoort. Moeten we in nieuwe woonvormen voorzien? Ja, maar dat is een collectieve verantwoordelijkheid van meer dan een minister van de Vlaamse Regering. We hebben de studie besteld. We wachten best de resultaten af om dan een plan uit te werken dat tegemoetkomt aan de terechte verzuchtingen die u aankaart, maar die tegelijkertijd al maanden het onderwerp zijn van een terecht debat in de commissie voor Wonen.
Minister, u vertegenwoordigt vandaag niet alleen uzelf maar ook de minister-president namens de hele regering. Het is inderdaad een problematiek die het woonbeleid overstijgt. De Vlaamse Regering kan bijvoorbeeld meer doen om de studietoelage te verdelen tussen de ene en de andere ouder als de kinderen op twee adressen gehuisvest zijn. Nu de Vlaamse Regering bevoegd is voor de kinderbijslag, kan ze beslissen om die te verdelen tussen de twee ouders die de kinderen ten laste hebben.
Mevrouw Hostekint en ikzelf hebben een voorstel van resolutie ingediend waarin al deze aspecten in kaart worden gebracht. Die zal nog worden geagendeerd. In het Bureau is beslist dat dit voorstel op de agenda komt, maar ik weet niet wanneer. Ik laat het aan de wijsheid van het Bureau over om het voorstel te agenderen.
U erkent het probleem en schrijft het in de beleidsnota. Als ik dan vraag om te beginnen met een correcte registratie van de verschillende woonvormen zodat u uw beleid daarop kunt enten, dan zegt u dat u ermee bezig bent, dat u aan het nadenken bent, dat er al heel veel mensen een vraag over hebben gesteld. Dat is toch een beetje te pover.
Minister, op de vraag welke acties u zult ondernemen, heb ik geen antwoord gekregen. U wacht de studie af.
Er zijn heel eenvoudige maatregelen mogelijk zoals het vastleggen van de definitie van cohousing. Er zijn al cohousingprojecten, maar ons regelgevend kader is daar niet aan aangepast. In de Brusselse en Waalse Wooncode is de definitie wel al opgenomen. In de Vlaamse Wooncode is dat momenteel niet het geval. Er is heel veel werk aan de winkel om het enerzijds te implementeren, maar anderzijds ook om het op fiscaal en wetgevend vlak in orde te brengen.
Vanuit de Open Vld-fractie zou ik dus willen oproepen om veel aandacht te hebben voor alle woonvormen. Ik heb het niet alleen over cohousing, maar over gemeenschappelijk wonen, over alle vormen en zeker ook, minister, over het opdelen van woningen. Daarvoor wil ik uw bijzondere aandacht vragen.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, mevrouw Gennez, jullie actuele vragen vandaag verwonderen mij. Zoals minister Homans daarnet heeft gezegd, komt die vraag bijna wekelijks aan bod in de commissie. Alle actieve leden van de commissie, ook van jullie partij, streven naar hetzelfde. Ik denk dat iedereen de problematiek erkent en de thematiek wil aanpakken. In die zin heeft de minister mijns inziens meteen de koe bij de horens gevat door een studie te bestellen.
Het is geen thematiek die we op een-twee-drie kunnen oplossen. Er liggen heel wat obstakels op de weg om naar een beleid te kunnen gaan dat daarop is afgestemd. Ik denk bijvoorbeeld aan uitkeringen, bijslag en verzekeringen. Wat als een deurwaarder op de stoep staat bij mensen die samenwonen? Er zijn heel wat uitdagingen. We mogen absoluut niet overhaast te werk gaan. In die zin vind ik het zeer goed dat de minister eerst een studie bestelt om te bekijken hoe we dat moeten aanpakken.
Jullie hebben een enorme kans laten liggen bij de zesde staatshervorming om alvast een paar van die obstakels weg te nemen. Heel wat van die bevoegdheden zijn versnipperd en zitten op het federale niveau. In Vlaanderen is er het Centraal Referentieadressenbestand (CRAB), maar het bevolkingsregister is nog steeds federaal. Daar zitten we dus ook nog met een aantal moeilijkheden. Ik nodig jullie uit in de commissie en daar verder te debatteren. Ik denk dat we uiteindelijk allemaal naar hetzelfde resultaat streven.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, u hebt inderdaad eind april op een vraag om uitleg van mij geantwoord dat u de studie hebt besteld. U verwacht de resultaten eind deze zomer. Tegen 2030 moeten er 284.000 bijkomende wooneenheden zijn. Het gaat niet alleen om woonheden voor de klassieke gezinnen, maar voor alle mogelijke samenstellingen. Het gaat niet over de klassieke woonvormen. In de commissie waren we het erover eens dat er moet worden ingezet op de alternatieve woonvormen, niet alleen cohousing, maar ook community land trust, gemeenschappelijk wonen, het opdelen van woningen en dergelijke.
De resultaten van de studie worden verwacht eind deze zomer. Dat is niet meer zo lang. Minister, wat zal de timing zijn als de resultaten bekend zijn? Kunt u al zeggen wat de volgende stappen zullen zijn?
U hebt terecht aangehaald dat het vele raakvlakken heeft met bijvoorbeeld ruimtelijke ordening en fiscaliteit. Het lijkt mij zeer nuttig om hierover een gezamenlijke commissie te organiseren zodra de studie is afgerond. Ik dank u.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, in uw beleidsnota geeft u inderdaad terecht aan dat u werk wilt maken van nieuwe woonvormen. Zoals u zei, loopt het onderzoek van het Steunpunt Wonen en worden de resultaten in de zomer verwacht. We zullen daar dus op wachten.
Ik wil graag de vraag van Open Vld ondersteunen. U kunt nu al inzetten op het erkennen van samenhuizen. Vandaag zijn de criteria van de samenhuizen niet duidelijk afgebakend. Dat zorgt voor problemen, bijvoorbeeld bij overheidsdiensten zoals de RVA.
Minister, mijn vraag is dezelfde als die van de Open Vld. Bent u bereid om hiervan werk te maken en een aparte juridische omschrijving vast te leggen, net zoals in Wallonië en Brussel?
Het moet mij van het hart dat hier veel zaken op een hoop worden gegooid.
De oorspronkelijke vragen gingen over verschillende vormen van samenwonen. Ondertussen word ik hier – en dat mag – geconfronteerd met de vraag hoe ik juridische obstakels zal wegwerken in het kader van SIS-kaarten, studietoelagen, kinderbijslag enzovoort. Ik wil het allemaal wel, maar voor alle duidelijkheid: dat is onze bevoegdheid niet en zeker niet de mijne. (Opmerkingen van mevrouw Caroline Gennez)
Nee, mevrouw Gennez, ik ben niet bevoegd voor het geven van SIS-kaarten. Ik ben voor heel veel bevoegd, maar ik heb niets te zeggen over het al dan niet verdelen van SIS-kaarten over echtgescheiden partners.
Ik dacht dat deze actuele vraag zou gaan over verschillende woonvormen.
U hebt gezegd – en ik hoop en denk ook dat u dat meent – dat het goed is dat we een studie doen. Ik denk dat het veel beter is om een studie doen dan om gewoon lukraak iets te beslissen en dan vervolgens na een halfjaar te moeten vaststellen dat het niet werkt.
Ik denk dat we het er ook allemaal over eens zijn – kamerbreed, hoop ik dan, maar u mag me uiteraard tegenspreken – dat dit natuurlijk een verantwoordelijkheid is van meerdere ministers. U hebt dat ook beiden beaamd, denk ik. Er is de minister van Ruimtelijke Ordening. Ook minister van Financiën en Begroting Turtelboom heeft ter zake een heel belangrijke verantwoordelijkheid, in het kader van de fiscaliteit en dergelijke meer.
Mevrouw De Vroe, u zegt dat ik niet echt concrete antwoorden heb gegeven. Met alle respect, maar dan wil ik nog eens verwijzen naar alle debatten die we al hebben gehad in de commissie, en ook naar mijn beleidsnota. Ik heb weet van uw voorstel van resolutie. Vind ik het goed dat parlementsleden ijverig te werk gaan? Uiteraard. Elke aanbeveling die van het parlement naar de regering kan komen, is er een die we willen meenemen en die we ter harte zullen nemen, voor alle duidelijkheid. U moet echter toch ook wel erkennen dat dit veel breder gaat dan alleen het beleidsdomein Wonen. U hebt dat ondertussen ook wel gedaan. Ik wil niet beweren dat u niet erkent dat verscheidene ministers betrokken zijn, maar het moet me toch van het hart dat de meeste aspecten die u hier nu aankaart, een raakvlak hebben met het bevoegdheidsdomein Ruimtelijke Ordening. Sorry dat ik u moet vervelen met een herhaling: ik ben voor heel veel bevoegd, maar niet voor ruimtelijke ordening.
Mijnheer Engelbosch, de opmerkingen die u hebt gemaakt, zijn allemaal terecht. Dat zal u ook niet verbazen. Het is gewoon ook zo wat u zegt.
Mevrouw Christiaens, u hebt ook een aantal terechte opmerkingen gemaakt. U hebt er ook op gewezen, net als ik, dat we daar zowel in de plenaire vergadering als in de commissie al heel veel debatten aan hebben gewijd, wat ik zeer goed vind. Ik herhaal mijn oproep: donderdag tussen tien en halfeen kan men terecht in de commissie Wonen. Daar worden heel interessante debatten gevoerd. Hoe meer insteken we daar krijgen, des te beter kan het beleid er alleen maar op worden, denk ik dan.
Iemand stelde de vraag wat de timing is. Zo snel mogelijk, natuurlijk, maar het zou evenmin van goed bestuur getuigen om een studie af te wachten, het resultaat te hebben en de volgende dag te zeggen: dit ga ik doen. Dan houd je immers eigenlijk totaal geen rekening met de resultaten van de studie. Dat getuigt ook van weinig respect voor de onderzoekers. Dus neen, dat gaan we niet doen. Wil ik daar snel werk van maken? Uiteraard. Ik ben me immers absoluut bewust van de demografische uitdagingen die ons in Vlaanderen te wachten staan, vooral dan in de steden, maar ook in andere gemeenten. Gezien de bevolkingsprognose voor 2030 zijn er heel wat noden in de steden die we moeten lenigen. Ik ben het dus absoluut met u eens. Moeten we daar goed over nadenken? Ja, vandaar dat we die studie hebben besteld. Het lijkt me goed dat we die ook onmiddellijk implementeren, weliswaar in samenspraak met mijn collega’s, van Ruimtelijke Ordening, van Financiën en Begroting en dergelijke meer.
Mevrouw Moerenhout, u hebt eigenlijk net dezelfde vragen gesteld, over juridische kwesties. Ik ben niet bevoegd voor justitie, voor alle duidelijkheid. Ik voel me in dezen ook vrij persoonlijk aangesproken. Immers, als zowel ik als de papa van mijn kinderen elk zou beschikken over een SIS-kaart, dan zou het voor mij ook veel gemakkelijker zijn, maar daar kan ik jammer genoeg niet zelf over beslissen.
Minister, dat laatste, dat is precies mijn punt. U bent inderdaad voor heel veel bevoegd, zoals u zelf zegt, maar u bent ook wereldrecordhouder, namelijk wereldrecordhouder rond de pot draaien, of niet antwoorden op de vraag. (Rumoer)
Er is een studie, namelijk van het kenniscentrum voor gezinswetenschappen, die heel duidelijk die verschillende gezinsvormen in kaart brengt. De enige vraag die ik u concreet stel, is: wilt u registreren welke verschillende woon- en gezinsvormen er zijn, zodat u het beleid van de hele Vlaamse Regering daaraan kunt aanpassen? Een simpel antwoord volstaat: ja of neen? (Applaus bij sp.a)
Minister, dat er een studie wordt gedaan, is uiteraard een goede zaak. We zijn uiteraard ook zeer hoopvol en we kijken uit naar de resultaten. We zullen die uiteraard ook goed opvolgen. Uiteraard weten we dat verscheidene ministers verantwoordelijk zijn. Woonbeleid is een zeer ruim en grensoverschrijdend thema, maar het staat wel vast dat er oplossingen moeten komen. De woonnoden zijn veranderd. Er moeten wijzigingen komen, en wij vragen alleen maar aan u, als minister van Wonen in dit geval, om bij uw collega’s aan te kloppen. Wij zullen dat van onze kant uiteraard ook doen, als parlementsleden. Wij zullen het uiteraard opvolgen. Ons voorstel van resolutie is opnieuw hangende. Ik hoop dus dat we daar snel opnieuw werk van kunnen maken. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.