Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, deze ochtend bent u waarschijnlijk net als wij allemaal wakker geworden met de krant of de radio waar heel veel voorstellen werden gedaan door toch geen onbelangrijke stem uit het onderwijs, namelijk de topman van het katholiek onderwijs, over de loopbaan van leerkrachten. We vinden het vanuit onze fractie – het omgekeerde zou iedereen verbazen – heel belangrijk dat mensen maatschappelijke stellingen innemen en met voorstellen komen. Dat kan het maatschappelijke debat over een belangrijke sector als het onderwijs alleen maar verbreden, verdiepen en er de nodige aandacht op vestigen. Dat is ook nodig. Met de meerderheidspartijen hebben we in het regeerakkoord uitdrukkelijk een aantal belangrijke elementen over een loopbaanpact opgenomen. Ook in de beleidsnota zijn we verder doorgegaan op verschillende elementen, ook met de mogelijkheid tot gradatie of deelakkoorden. Deze meerderheid hecht daar alle belang aan.
Het is ook niet toevallig dat de onderhandelende meerderheidspartijen dat hebben gedaan. Heel veel leerkrachten, vooral startende leerkrachten of leerkrachten op het einde van hun carrière, waren er in de afgelopen vijf jaar zeer ontgoocheld over dat er in dit halfrond heel veel over een loopbaanpact is gesproken maar dat er niets van is gekomen. Een collega heeft het hier ooit omschreven als “niets, nada, nougatbollen”. Die ontgoocheling maakt dat het onderwijs wel wat wantrouwig is geworden tegenover de politiek. We moeten elkaar geen liezebet noemen, we moeten daar niet flauw over doen: mensen bleven vijf jaar op hun honger zitten en willen nu wel eens weten, als al die belangrijke ballonnetjes opgelaten worden, wanneer de Vlaamse Regering en de meerderheid daarvan werk zullen maken.
Minister, u hebt een zeer belangrijke maatschappelijke opdracht. Wanneer mogen de mensen in het onderwijs de eerste actie op het terrein verwachten? Wanneer zal er gesproken worden? Wanneer kunnen we tot dat pact komen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dames en heren, ik verwijs eerst en vooral naar het debat dat we op 1 oktober al hebben gevoerd in dit parlement en waar ik een aantal krijtlijnen heb uiteengezet.
Mijnheer De Ro, toen ik deze morgen wakker werd en ik op de eerste pagina van een Vlaamse krant zag staan ‘Leraars moeten 22 uur werken’, was ik zeer ongelukkig. Ik was ongelukkig omdat precies vandaag door Klasse de Leraar van het Jaar wordt verkozen en opnieuw de indruk wordt gewekt dat onze leraren maar 22, 21 of 20 uur zouden werken. Een leraar in Vlaanderen werkt zoveel meer! Wie daaraan twijfelt of wie dat een klein beetje zou willen herleiden, heeft met zo’n krantenkop weer voer om te zeggen: “Je moet eens kijken waarover ze weer spreken.” Laat me klaar en duidelijk stellen: een opdracht van een leraar in Vlaanderen is veel meer en veel breder dan de 20,21 of 22 uren dat ze voor de klas staan. (Applaus)
Dat debat voer je niet in de media. Ik heb de voorbije maanden heel intens overlegd, zowel met werkgevers als met werknemers. We hebben ook een afspraak gemaakt om de bouwstenen samen te brengen – die zijn eigenlijk samengebracht – en het debat te voeren ver weg van alle budgettaire besprekingen zodat we het op een rustige manier kunnen doen en niet in een keurslijf. We hebben gekeken hoe de verlofstelsels in elkaar zitten, hoe groot het wantrouwen is op alle fronten, wat de pijnpunten zijn waaraan we moeten werken, waarin al of niet moet worden geïnvesteerd, welke budgetten nodig zijn. De komende maanden zullen cruciaal zijn. We gaan nu naar een periode waar geen budgettaire besprekingen voorliggen. Tussen nu en de start van volgend schooljaar zouden we grote stappen vooruit moeten kunnen zetten. Ik hoop dan ook om tegen het begin van het volgende parlementaire jaar met een concept te kunnen komen. (Applaus bij CD&V)
Het vooroordeel dat u als gevoel uit, is iets dat iedereen die in het onderwijs staat of ermee bezig is, regelmatig over zich heen krijgt. Als we spreken over een loopbaanpact in het onderwijs, dan krijgen we van mensen buiten het onderwijs al eens de vraag waarom het nodig is voor één beroepsgroep zo’n pact te sluiten.
Wel, u hebt daarnet onderstreept waarom dat noodzakelijk is. Er worden heel veel vooroordelen geuit over de werkdruk in het onderwijs – men bekijkt die heel negatief –, terwijl wij de noodzaak van zo’n pact met z’n allen nog veel meer moeten uitleggen. U doet dat ook. Heel veel startende leerkrachten voelen zich heel onzeker en stromen uit. Mensen die in het onderwijs blijven en aan de start van hun carrière staan, worden met zoveel nadelen geconfronteerd dat, als ze die delen via sociale media, er heel veel verhalen naar buiten komen. Sommige mensen kunnen de vacatures zelfs niet vinden in het grote bos van het onderwijs. Er zijn dus redenen genoeg om tot zo’n pact te komen. Misschien is het positieve aan de grote aandacht van vanochtend dat u de kans krijgt om aan alle mensen die niet hier in Brussel zitten, duidelijk te maken wat de plannen zijn en tegen wanneer we ze zullen uitvoeren.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik ben het met u eens dat sommige titels in de krant van deze ochtend een intellectueel onrechtvaardige verenging zijn van het debat rond het loopbaanpact.
Minister, in het beleid en in de politiek leert men soms te weinig uit het verleden. Ik wil er even aan herinneren dat uw voorganger in het begin van de legislatuur reeds een loopbaanpact aankondigde en dat hij op dat vlak totaal mislukt is. Leer hieruit dat grote publieke verklaringen niet leiden tot oplossingen. Als je tot een gedragen oplossing wilt komen, zal sociaal overleg een noodzaak zijn.
Minister, ik denk ook dat u, als u wilt slagen, dit debat het best totaal los van de besparingsoperaties voert. In het verleden hebben we steeds benadrukt dat er bijzondere aandacht moet zijn voor startende leerkrachten, maar ook voor leerkrachten aan het einde van hun loopbaan.
Ik vat samen: voer intens sociaal overleg, maar hoed u voor grote verklaringen in de media.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik wil het hebben over één heel concreet voorstel dat Lieven Boeve lanceerde, namelijk het optrekken van de noemer naar 22 uren. In essentie gaat dat natuurlijk altijd over een besparingsoefening. In 2015 hebt u bij de begroting geprobeerd dat voorstel te lanceren. 130 miljoen euro zou daarmee worden bespaard en zou inderdaad desgevallend kunnen worden ingezet voor andere opdrachten.
Wat mij essentieel lijkt en wat heel veel leraars mij zeggen, is dat de discussie moet worden gevoerd over de schoolopdracht in plaats van over het aantal uren. Dan kun je spreken van een loopbaandebat.
Nu vraagt men aan leraars om te werken tot 67 jaar door de federale beslissing, de verhoging van de pensioenleeftijd. Men vraagt om dat voor minder loon te doen, omdat men de indexsprong wil realiseren. Uiteindelijk zegt men absoluut niets over hoe die loopbaan kan worden verzacht, hoe oudere leraren minder uren voor de klas zouden kunnen staan, maar misschien meer omkadering zouden kunnen geven aan jonge leerkrachten of een administratieve begeleiding doen op het secretariaat. Dat is het debat van de toekomst: wat is een schoolopdracht voor een leraar die inderdaad, zoals elke andere werkende mens, 40 uren per week aan het werk is? En meer hoeft dat echt niet te zijn, integendeel.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik was vanmorgen ook niet echt tevreden, maar ergens kan ik het ongeduld van de topman van het katholiek onderwijs wel begrijpen. Wat zegt hij? Dat we dringend nood hebben aan het ondersteunen van beginnende leerkrachten. Dat is zeer terecht. Als je studies van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) leest, merk je dat onze minst ervaren leerkrachten in de moeilijkste scholen terechtkomen. Wij scoren daarop het slechts in heel Europa. We ondersteunen die beginnende leerkrachten ook veel te weinig. We laten onze oudere leerkrachten langer werken, maar niet met een gedifferentieerde of gevarieerde loopbaan. We geven hun weinig mogelijkheden om andere opdrachten uit te voeren en om die beginnende collega’s te begeleiden. Ik vind het loopbaandebat heel essentieel.
Ik vind het begrijpelijk dat de heer Boeve zegt dat hij niet kan blijven wachten en dat hij de vlucht vooruit neemt. Maar ik vind het een bijzonder spijtige zaak. Ik vind dat u, minister van Onderwijs, het lerarenloopbaandebat voor heel dat onderwijs in handen moet nemen, en niet enkel Lieven Boeve. Ik wacht dus zeer dringend op plannen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, we zijn hier inderdaad enigszins het debat van 1 oktober opnieuw aan het voeren, naar aanleiding van een actuele vraag die ik toen had ingediend. Het lijkt me inderdaad nodig om het loopbaandebat in al zijn aspecten te voeren, en inderdaad, sorties zoals die nu weer in de krant staan, doen daar geen goed aan. Je krijgt dan immers één specifiek klein debatje over uren, maar er zijn natuurlijk veel andere debatten mogelijk. Elk jaar verschijnt er een Onderwijszakboekje met daarin alles over personeelsregelgeving in het onderwijs. Dat is een dik boekje – ik denk dat het bijna vierhonderd pagina’s beslaat – waarin leerkrachten zelf ook niet meer terugvinden hoe het nu eigenlijk allemaal in elkaar zit.
Ik kan eigenlijk mijn vraag van 1 oktober enigszins herhalen. Men heeft het hier gehad over starters en het einde van de loopbaan. De verlofstelsels vormen een belangrijk onderdeel. De schoolopdracht is een onderdeel. Er zijn ook de 29sten. We hebben immers ook nog altijd mensen in tso en bso die in beroepsuren staan. We willen tso en bso herwaarderen en die leerkrachten laten we de meeste uren doen. Als we met dat loopbaandebat beginnen, dan moeten we dat alles samen bekijken. Wat dat loopbaanpact betreft, zoals collega De Meyer zegt: gooi niet alles op één hoop, want dan zal het niet lukken.
Mevrouw Meuleman, ik ben inderdaad de minister van Onderwijs, en om die reden zal ik me hoeden, zeker in de komende weken en maanden, voor het afleggen van grote verklaringen. Daarvoor zijn de leerkrachten me te dierbaar.
Ik vind het goed dat de heer Boeve uitspraken doet. Ondertussen heeft het GO! gereageerd, hebben de vakbonden gereageerd. Dat is heel goed. We moeten er vooral voor zorgen dat we lessen trekken uit wat er de vorige keer fout is gegaan. Ik heb gezien waarmee mijn voorganger bezig was. Dat waren zeer goede zaken, zeer goede maatregelen, maar op een bepaald moment werd de kar ook weer overladen. Dat werd ook gekoppeld aan de grotere schoolbesturen van de toekomst, en plots is dat geblokkeerd.
Mijnheer Daniëls, wat doen wij nu? We hebben een screening gemaakt met betrekking tot de verlofstelsels. Wie neemt dit, en waarom? Wat zijn de oorzaken van de burn-outs? U hebt dat allemaal gemerkt. Is een schoolopdracht mogelijk of niet? Dan richt ik me tot u, mevrouw Gennez. Voor mij is dat de evidentie zelve, maar de sociale partners zeggen dat we moeten oppassen, dat een schoolopdracht er ook toe kan leiden dat een directie veel willekeuriger kan omspringen met het personeel, en we moeten ervoor zorgen dat het personeel kan blijven doen wat het het beste kan, namelijk lesgeven. Elke maatregel die wordt voorgesteld, hangt dus eigenlijk samen met een aantal extra zorgen.
Het engagement dat ik jullie allemaal kan geven, is dat we er nu ook daadwerkelijk vrijwel formeel over kunnen onderhandelen, omdat we alle bouwstenen hebben. Voor mij is de periode nu ook ideaal, omdat we niet in een begrotingsbespreking terechtkomen. Mevrouw Gennez, u zei dat ik het al eens heb geprobeerd, die noemers. Dat is niet waar. Het is Lieven Boeve die de noemers al eens heeft gelanceerd. Ik heb toen inderdaad met de diverse sociale partners een gesprek gehad over de vraag wat we daar nu mee moesten doen. Men heeft me toen gevraagd om dat alstublieft niet te doen in het kader van sociale onderhandelingen over begrotingsbesprekingen, maar om dat te doen als een op zichzelf staand geheel. Daarvoor zijn een loopbaandebat en een loopbaanpact toch wel belangrijk genoeg. Ik ben het daarmee eens.
Ik onderschrijf dus veel voorstellen die hier zijn gedaan. Ik ga zeker akkoord wat steun aan starters betreft, en als het gaat over de vraag hoe we met die oudere leraars kunnen omgaan. We moeten er echter vooral voor zorgen dat we een sociaal akkoord bereiken, en daarvoor liggen alle ingrediënten op tafel.
Dus, geachte leden, wordt vervolgd, wat mij betreft zo snel mogelijk, maar het liefst ook zo kwaliteitsvol mogelijk.
Voorzitter, beste collega’s, na het lezen van het regeerakkoord, en nadien ook van de beleidsnota, is de reden waarom ik persoonlijk met veel plezier in deze meerderheid fungeer, dat we nu wel dat pact letterlijk in onze nota’s hebben opgenomen, in tegenstelling tot in de vorige periode, en er ook over hebben gestemd.
Het lijkt me ook heel belangrijk dat we ter zake naar een oplossing gaan, niet om zomaar een pact te sluiten, maar om alle redenen die we allebei, samen met nog wat andere collega’s, hebben aangehaald: om leerkrachten daadwerkelijk te waarderen, om hun statuut, inzet, vorming en begeleiding te moderniseren. We moeten komen tot een pact dat daartoe kan leiden.
Nu, ik hoed me er altijd voor om goede raad te geven vanuit de politiek, maar gisteren hebben we hier in dit parlement in ieder geval, wars van grenzen tussen meerderheid en oppositie, met vijf partners een belangrijk voorstel van resolutie ingediend. Vanuit dat oogpunt kunnen we één les meegeven aan alle partners: blijf inderdaad weg van de camera’s, doe uw voorstellen aan tafel open en bloot, zonder taboes, heb dan enige mildheid voor elkaar en kom tot akkoorden. Op dergelijke momenten kan een parlement, een regering of een sociaal overleg tot meer komen dan alleen maar gekissebis. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.