Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik sta hier weer naar aanleiding van artikels die in de media zijn verschenen over pesten en blijkbaar is dat pestgedrag niet alleen waar te nemen op de speelplaats, maar ook in de leraarskamer. Volgens de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) is maar liefst 11,8 procent van de leerkrachten daardoor gevat. Zo’n pestgedrag uit zich in roddels, men houdt informatie achter, men maakt het heel moeilijk om te functioneren in de school. Een op de tien klachten komt doordat men het niet altijd durft te zeggen, maar dat kan escaleren en tot ernstige conflicten leiden. Als die pesterijen aanhouden, vergroot dat het ziekteverzuim. Daarover heb ik in januari al een actuele vraag gesteld.
Minister, het is echt tijd om werk te maken van een aantal maatregelen. Wat wilt u doen om het psychosociaal welbevinden van de leerkrachten te verbeteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, ik weet dat u zeer bekommerd bent om het pesten. Dat hebben we in de commissie al gezien. Ik heb de cijfers die vandaag in de krant staan, via de media vernomen. We hebben onmiddellijk contact opgenomen met de SERV om te vragen in welke context we die cijfers moeten bekijken, want op mijn kabinet is geen gepubliceerd onderzoek aanwezig. De SERV heeft blijkbaar een bevraging gedaan bij 40.000 werkenden en heeft een onderscheid gemaakt tussen zeven categorieën. Er zijn ongeveer 1400 directies en leerkrachten bevraagd. Van die groep van 1400 leerkrachten op een totaal bestand van 150.000 onderwijzend personeel, zijn er iets meer dan 160 die zeggen dat ze ooit al eens werden geconfronteerd met pestgedrag.
Dat is een verhouding van een op negen. Het positieve is dat acht op negen daar niet mee is geconfronteerd, en dat is goed. Maar u hebt een punt. We moeten iets doen met de groep die gepest wordt of zich gepest voelt, want dat is iets heel subjectief en dat moet je persoonlijk aanpakken. Ik kies niet voor een centraal telefoonnummer omdat we een oplossing heel dicht bij de school moeten zoeken. Er is veel geïnvesteerd in vertrouwenspersonen en opleidingen tot vertrouwenspersoon in scholen. We moeten eens kijken op welke manier die werken.
Als een leraar die zich niet goed voelt, daar geen soelaas vindt, kan hij nog altijd een beroep doen op externe diensten voor preventie op het werk. Ik ben op dit ogenblik aan het kijken hoe we de pedagogische begeleiding op het terrein kunnen versterken door hen een samenwerkingsakkoord te laten sluiten met de vzw Limits, die nu een naamloze vennootschap is geworden en die we niet meer kunnen ondersteunen. Het vraagt maatwerk van de school. Heel veel scholen in Vlaanderen gaan daar op een goede, zorgzame en positieve manier mee om.
Minister, u geeft in uw antwoord een aantal elementen aan die absoluut correct zijn. Dit is zeker een beroepscategorie die door dat pestgedrag gevat blijft en die smeekt om hulp en maatregelen. U kunt mee zorgen voor een heel positief schoolklimaat, en dat de welzijnswetgeving op de school niet alleen wordt toegepast, maar ook wordt gecontroleerd dat het effectief allemaal in orde is.
We moeten de planlast in het achterhoofd houden en zeker niet stimuleren tot extra planlast. Niettemin is de begeleiding van jonge leerkrachten, waardoor ze niet uitvallen om die redenen, een element om mee te nemen.
Minister, ik wil hierbij nog één punt aanhalen. Hoe staat u tegenover een eventuele neutrale netoverschrijdende dienst waarbij het onderwijzend personeel op een zeer laagdrempelige manier terechtkan om zo tegemoet te komen aan die psychosociale problemen?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, uiteraard hebben we deze ochtend het artikel ‘Eén op negen leraars gepest’ gelezen in Het Laatste Nieuws. Ik denk dat we die probleemsituatie ernstig moeten nemen, zelfs als acht op negen leraars niet worden gepest. Als we dit probleem efficiënt en duurzaam willen oplossen, denk ik dat het bijzonder belangrijk is dat je die oplossing zo dicht mogelijk bij de realiteit zoekt.
Als het gaat over leraars die elkaar pesten, dan denk ik dat de directie een uitermate grote verantwoordelijkheid heeft. Als de directeur of de directrice zelf in fout gaat, denk ik dat schoolbesturen een grote verantwoordelijkheid hebben.
Minister, ik kan u alleen de raad meegeven om schoolbesturen, directies en de onderwijssector te sensibiliseren voor de problematiek. Ik denk dat u zelf of van bovenaf moeilijk op een duurzame wijze kunt ingrijpen. U moet sensibiliseren en aandacht vragen voor welzijn op school, maar ieder heeft zijn verantwoordelijkheid in dit proces. Dat is de raad die ik u wil meegeven.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, vanuit een aantal gesprekken met gepeste leerkrachten wil ik graag twee elementen inbrengen.
Gepeste leerkrachten hebben niet altijd vertrouwen in de externe preventiediensten, niet omdat die slecht zouden werken, maar omdat ze gecontracteerd zijn en een band hebben met de werkgever. Als daar net het probleem zit, is dat voor heel veel gepeste leerkrachten een extra drempel. Daarom is het net zo spijtig.
Ik hoor heel veel positieve dingen over de werking van de mensen van vzw Limits. In de commissie hebt u gezegd dat, doordat ze een nv geworden zijn, het moeilijk of onmogelijk wordt. Ik zou toch een oproep willen doen, zelfs al is dat administratief of technisch heel moeilijk, om een band te zoeken of een contract af te sluiten met die mensen, aangezien ze het onderwijs kennen en heel veel positieve reacties hebben gekregen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, ik wil mij aansluiten bij de collega’s en een oproep doen om voor een maatschappelijk probleem bij leerkrachten die het goede voorbeeld moeten geven aan onze jongeren en kinderen over wat je vooral niet doet in het leven, namelijk elkaar pesten en het leven zuur maken, een neutraal meldpunt te installeren.
We leren dat directies en leraars onderling, ondanks vertrouwensleerkrachten en ondanks de vigerende wetgeving, blijkbaar echte pestkoppen zijn. Ik denk dat dat aan de ene kant uiteraard op te lossen is door sensibilisering. Daarin hebben we ook allemaal dezelfde bezorgdheid. Maar aan de andere kant denk ik dat er bij de administratie echt nood is aan een centraal netoverschrijdend meldpunt, ook om het pestgedrag nog beter in kaart te brengen en eventueel heel gerichte maatregelen te kunnen treffen.
Collega’s, ik dank jullie.
Er is natuurlijk een onderscheid. Mevrouw Gennez, u vraagt een neutraal meldpunt op onze administratie. Maar een neutraal meldpunt op de administratie lost natuurlijk geen problemen op. De Franstalige collega’s zijn zelf inrichter van onderwijs. Dat is een totaal andere situatie dan Vlaanderen.
Mevrouw Celis, u vraagt om een neutrale netoverschrijdende dienst. De vzw Limits van vroeger is dat natuurlijk. Ze zijn nu een naamloze vennootschap geworden.
Mijnheer De Ro, wij kunnen dat probleem oplossen. Het sluit aan bij de zorg van de heer De Meyer. Als er een pestsituatie ontstaat, is het terrein zelf de plaats om de situatie op te lossen, zo dicht mogelijk bij de school. Zowel preventief als curatief kan het mogelijk zijn dat er hulp nodig is van een externe dienst. Als we erin slagen – en daarmee zijn we nu volop bezig – om wat we vroeger deden via een ondersteuning aan de vzw, namelijk onze pedagogische begeleiding die natuurlijk de begeleiding doet in de school het contract te laten afsluiten met die neutrale netoverschrijdende dienst, dan breng je die dienst heel dicht in de school via de begeleiding die natuurlijk ook op schoolmaat probeert te begeleiden. Dan kunnen we de vraag die mevrouw Celis stelt, de zorg van de collega’s van de heer De Ro en de heer De Meyer, samenbrengen. Zo kunnen we ervoor zorgen dat wat vroeger goed was, verder gecontinueerd wordt.
Voor mij als minister blijft het essentieel dat we in Vlaanderen niet iets gaan oprichten om te kunnen tellen, maar dat we gewoon proberen preventief en curatief op maat van de school aan oplossingen te helpen werken. Een samenwerking van onze pedagogische begeleiding en organisaties zoals Limits, dat nu een vennootschap geworden is, kan dat versterken. Dat is de weg die we moeten bewandelen om tot een verbetering van het schoolklimaat te komen.
Minister, dank u wel voor het uitvoerig antwoord. Ik denk dat u echt wel een piste hebt aangegeven waar we zeker op moeten voortwerken. Het is immers niet vijf voor twaalf maar al twaalf uur om van de thematiek van het pesten, waar het er nu zwaar over gaat, dringend werk te maken. We zullen het ook vanuit onze fractie absoluut blijven opvolgen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.