Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, deze week, de Week van de Vrijwilliger, zetten we die talrijke vrijwilligers terecht in de bloemetjes. In 2013 waren er ongeveer 900.000 Vlamingen die zich vrijwillig engageerden. Een bloemetje lijkt me dan ook op zijn plaats. Hun inzet in onze samenleving is van onschatbare waarde. De activiteiten die zij ontplooien, maken Vlaanderen tot wat het elke dag is, hebben Vlaanderen gemaakt tot wat het vandaag is. Onze voorzitter heeft ook nog vandaag bekendgemaakt dat we die vrijwilligers dit jaar symbolisch zullen honoreren, met een erepenning. Dat is terecht, en een mooi initiatief, lijkt me. Het is echter ook zo dat het qua ondersteuning niet enkel bij een symbolisch bloemetje mag blijven. We moeten als beleidsmakers verder kijken. We moeten bekijken hoe we die vrijwilligers verder kunnen ondersteunen en faciliteren in dat engagement dat ze op zich nemen.
We weten eigenlijk allemaal dat de bescherming van de vrijwilligers te gefragmenteerd is. Dat is een van de problemen of vragen. Nog veel belangrijker, meen ik, is echter die toenemende bureaucratisering en de planlast die er wel is. Vrijwilligers zijn positief ingestelde mensen: anders namen ze dat engagement helemaal niet op zich. Als ze echter soms één vraag, één klacht hebben, dan is het wel dat ze willen worden verlost van die administratieve last.
Minister, vandaar mijn vraag aan u tijdens deze Week van de Vrijwilliger. Hoe denkt u te kunnen komen tot dat gecoördineerd vrijwilligersbeleid dat u ook hebt aangekondigd, net om die vrijwilligers beter te kunnen ondersteunen bij die belangrijke taak die ze elke dag op zich nemen?
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Bastiaens, ik dank u voor de vraag, die ik volledig kan onderschrijven. Het is inderdaad zo dat deze regering, net als vorige regeringen en wellicht ook de volgende, veel belang hecht aan de vrijwilligers in het algemeen. Zoals u echter zegt, het mag inderdaad wat concreter. Deze samenleving is inderdaad enigszins aan het evolueren, van een verzorgingsstaat in de zeer brede zin van het woord naar een actieve welvaartsstaat, en steeds meer naar een participatiesamenleving. Dat is breder dan alleen maar het onderwerp van vandaag, maar het maakt er ook wel deel van uit.
Dus geëngageerde mensen die zich inzetten in Vlaanderen hebben we zeker nodig, niet om professionele taken te outsourcen maar om het draagvlak te vergroten van wat we in Vlaanderen doen.
U vraagt hoe wij een gecoördineerd vrijwilligersbeleid kunnen uitwerken waar de mensen iets meer aan hebben dan enkel onze erkenning die op zich ook wel waardevol kan zijn. Als coördinerend minister wil ik samen met de andere ministers kijken hoe we op basis van drie assen vooruit kunnen gaan. De eerste is het statuut. Er zijn een aantal federale wetten en Vlaamse decreten die rechtstreeks of onrechtstreeks te maken hebben met het functioneren van vrijwilligers in onze samenleving. Daar zijn een aantal knelpunten en andere zaken die we in kaart zullen brengen. Tweede as is de informatie voor en over vrijwilligers. Die is veel beter dan vroeger maar is wellicht nog te versnipperd. Ten derde is er de regulitis waar bijvoorbeeld het steunpunt in de jeugdsector, De Ambrassade, een interessante eerste stap heeft gezet om te zien hoe we daaraan kunnen verhelpen.
Dat zijn de assen en de context. Daarover wil ik de komende weken en maanden met een aantal stakeholders, het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk, de Verenigde Verenigingen en een aantal steunpunten waar vrijwilligerswerk wat zwaarder doorweegt dan in het algemeen, rond de tafel gaan zitten. Bedoeling is dan om met een eerste voorstelnota naar de Vlaamse Regering te trekken en op basis daarvan de nodige stappen te zetten. Dat zal wellicht pas voor de tweede helft van het jaar zijn.
Minister, u hebt terecht verwezen naar het statuut van de vrijwilliger. We moeten daar heel omzichtig mee omgaan omdat het veel pro’s en contra’s heeft. Ik ben het helemaal met u eens dat we ook oog moeten hebben voor de diversiteit van al die vrijwilligers. Om te kunnen komen tot een gecoördineerd vrijwilligersbeleid is het overleg met de stakeholders van heel groot belang. Een gecoördineerd beleid is belangrijk, maar met de nodige aandacht voor die diversiteit en voor de verschillende noden in die sectoren.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, vrijwilligerswerk gebeurt in diverse domeinen. Zo is vrijwilligerswerk in welzijn volledig anders dan in sport. Bijgevolg is het belangrijk dat een algemeen vrijwilligersbeleid een bepaalde graad van flexibiliteit bevat en behoudt die uiteraard rekening houdt met die verschillende deelsectoren. Minister, zult u het nodige belang hechten aan de differentiatie binnen het vrijwilligerswerk?
De heer Caron heeft het woord.
Minister, het is goed dat u dit effectief in een nota wilt gieten en naar de Vlaamse Regering wilt brengen. Ik wil me engageren voor zover de collega’s in de commissie dit onderwerp in de commissie willen bespreken. Ik ben ook blij te horen dat het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk daarbij wordt betrokken. Dat was tot voor kort niet het geval. Ik zou ook willen vragen dat dit niet alleen uitmondt in mooie aanbevelingen, maar ook in daden, en dat er niet alleen nieuwe zaken worden opgelegd, maar ook een screening wordt gemaakt van allerlei Vlaamse en federale regels die het vrijwilligerswerk in Vlaanderen net bemoeilijken in plaats van bevorderen, want die zijn ook talrijk.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vorige spreker. Deze Vlaamse Regering wil daar werk van maken, dat staat duidelijk in het regeerakkoord. Minister, we kijken uit naar het najaar wanneer u die nota zult presenteren. We willen allemaal de versnippering tegengaan, maar daarbij mogen we ook de link met het lokale niveau niet vergeten, want daar worden vrijwilligers het eerst mee geconfronteerd. Het zal dan ook een stimulans moeten zijn om het lokale bestuur daarbij te betrekken opdat zij daar het nodige voor doen.
Ik ga graag in op de uitgestoken handen en suggesties. Het is niet omdat wij het vandaag over alles eens zijn dat het een gemakkelijke klus zal worden. Er zijn twee harde kernen in dit debat. Ten eerste is er de differentiatie tussen het aantal soorten vrijwilligers: de vrijwillige vrijwilligers aan de basis en een aantal semi-vergoede vrijwilligers en anderen die heel dicht aanleunen bij het werk van een professionele organisatie. Ik maak die tweedeling, maar we zouden wellicht nog andere indelingen kunnen maken. Dat wordt nog een moeilijke.
Dan is er het andere deel, waar de heer Caron terecht op heeft gewezen. Wij maken allemaal graag regels, en ministers misschien nog liever dan parlementsleden, maar ze afschaffen, is andere koek. We zullen kijken hoe we door het oerwoud heen kunnen hakken. Ik ben wel blij, dat wil ik nogmaals benadrukken, dat de brochure ‘Regulitis’ van De Ambrassade daar een aantal concrete stappen in geeft.
Die twee zaken gaan we doen. Ik hoop dat we, op het ogenblik dat we concrete stappen zetten, nog altijd even veel steun kunnen genieten in het parlement als vandaag.
Minister, dank u wel. Die consensus zullen we dan, zoals de heer Caron voorstelde, samen zoeken in de commissie. Ik kijk heel erg uit naar uw nota die u voorspelt voor het najaar. Misschien kunnen we dan volgend jaar rond deze tijd, samen klinken of in ieder geval zeggen dat we voor die vrijwilligers een grote stap vooruit hebben gezet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.