Verslag plenaire vergadering
Verslag
Hoofdelijke stemming
Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de motie.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Dames en heren, ik weet dat ik me niet echt populair maak door op dit uur nog het woord te nemen, maar ik zie dat u me al op voorhand gelijk geeft dat dit een heel belangrijk handelsakkoord is waarover nu wordt onderhandeld. Het gaat om niets minder dan het Trans-Atlantisch Handels- en Investeringspartnerschap (TTIP)
Vorige week werd de achtste ronde van de onderhandelingen afgerond. Zoals het er vandaag uitziet, doet dat twee dingen. Eén, het laat de multinationals toe om landen te dagvaarden om compensatie te krijgen voor wetgeving in het belang van de bevolking. Twee, het zal geen jobcreatie veroorzaken, het zal integendeel 600.000 Europese banen kosten. Grote verliezers op dat punt zijn Finland, Nederland en last but not least België.
Nochtans werden deze onderhandelingen door de Europese Commissie aangeprezen als een potentiële ‘game changer’, als een model voor alle handelsakkoorden die nog zullen volgen, zowel die van Europa als die van andere staten als die met andere handelsblokken. De afspraken die worden gemaakt, bijvoorbeeld over productnamen, moeten de gouden standaard worden.
De lopende onderhandelingen zijn wellicht de belangrijkste van de EU die ooit gevoerd zijn en ooit gevoerd zullen worden. Het debat over het TTIP is tevens een debat over de toekomst van de Europese externe handels- en investeringsbeleid over de beginselen die ten grondslag moeten liggen aan de organisatie van de wereldhandel. Het TTIP wil handelsbarrières verwijderen in een groot aantal economische sectoren om zo de handel in goederen en diensten tussen de EU en de Verenigde Staten te vergemakkelijken en investeringen in elkaars economieën
Aangezien de douanetarieven tussen de VS en de EU al heel laag zijn – nietwaar, mijnheer Van den Heuvel? – focussen de TTIP-onderhandelingen in grote mate op de niet-tarifaire, technische normen waaraan producten en diensten moeten voldoen om op elkaars, markten toegelaten te worden. Het zal u niet verbazen dat de VS en Europa heel andere normen hanteren.
Zo is de wetgeving op chemische substanties strenger in de EU, terwijl de regulering van de financiële sector strenger is in de Verenigde Staten. Een Amerikaan ziet geen probleem in een hormoonbiefstuk met een salade van genetisch gemanipuleerde groentjes, wij beschouwen dat als een gevaar voor de volksgezondheid – enfin, dat hoop ik toch.
Als het doel van de TTIP-onderhandelingen is om deze normen gelijk te schakelen, dan is de kans reëel en de vrees terecht dat dit zal leiden tot een lager niveau van bescherming. Daar zijn heel wat redenen toe, niet het minst de aanvaarding van het principe van de wederzijdse erkenning, wat neerkomt op een ‘race to the bottom’ inzake normen en dus inzake bescherming van volksgezondheid. Het is de taak van de Europese overheden en dus ook van dit parlement, om er streng op toe te zien dat dit niet gebeurt. Ik hoop dan ook dat het parlement die taak ter harte neemt, want het welzijn van alle burgers staat hier op het spel.
Maar – en u verwacht dat ook – ik wil meer dan dat. De EU moet niet enkel een neerwaartse nivellering van normen voorkomen, ze moet ook meer inspanningen leveren om een nivellering naar boven te realiseren. Het handelsbeleid kan zo een hefboom worden voor duurzame ontwikkeling en de promotie van mensenrechten, waardig werk en sociale bescherming. Door marktfaling weg te werken en tegelijk te ijveren voor een opwaartse nivellering van normen, wordt niet alleen een gelijk economisch speelveld gecreëerd, maar wordt dat speelveld ook naar een hoger niveau getild. Daar heeft zowel de VS als de EU baat bij.
Voorlopig ziet het er echter niet bepaald rooskleurig uit. Alles wijst erop dat in het TTIP-verdrag een zogenaamd ‘investor-to-state dispute settlement’-mechanisme, kortweg ISDS, opgenomen zal worden. Het komt erop neer dat buitenlandse bedrijven en investeerders in staat zijn om landen voor extraterritoriale arbitragepanels te dagen die volledig losstaan van nationale rechtssystemen en bemand worden door een beperkte kring van internationale advocatenkantoren.
In de praktijk komt dat erop neer dat staten gedagvaard kunnen worden om honderden miljoenen euro’s belastinggeld te betalen vanwege hun wetgeving voor bescherming. Ik zal u een voorbeeld geven. De Zweedse energiereus Vattenfall, die hier als Nuon opereert, eist vandaag van Duitsland wegens hun uitdoofbeleid van kern- en steenkoolcentrales niet minder 3,7 miljard euro. Gelijkaardige bedragen kunnen we melden bij Philip Morris, dat hetzelfde doet bij Australië en Uruguay.
De burger heeft geen toegang tot dat rechtsmiddel, en de kmo’s kunnen het zich niet permitteren. Dit raakt aan het gelijkheidsbeginsel. Dit fnuikt ons rechtssysteem en is een aanfluiting van de democratie. Het moet dan ook volledig uit het akkoord worden geweerd, collega’s.
In de motie die hier vandaag ter stemming voorligt, vraag ik dat de Vlaamse Regering de eigen verantwoordelijkheid neemt en alvast nagaat in hoeverre dat ISDS-mechanisme het EU-recht en de beginselen van de Belgische rechtsstaat al dan niet aantast. Vervolgens hoop ik dat deze Vlaamse Regering pleit voor een volledige verwijdering van die clausule uit het akkoord.
Met al die mogelijke nefaste effecten in het achterhoofd dringt zich de vraag op waarom zij voortdoen. Wat hebben we er eigenlijk bij te winnen? Waarom doet de Europese Commissie koppig? Dan moet je toch gewoon een impactanalyse laten uitvoeren? Er zijn inderdaad al enkele studies uitgevoerd, zowel door de Europese Commissie als door andere betrokkenen.
De Europese Commissie zegt dat er een groei van het Europese bbp met 0,5 procent wordt beoogd en dat er honderdduizenden jobs zullen worden gecreëerd. Als die studies van de Europese Commissie worden bekeken door andere onderzoekers, zien we dat de superlatieven achterwege blijven. Zij komen maar aan een groei van amper 0,001 procent, en dat vanaf het jaar 2027.
De studies van de Europese Commissie worden niet alleen in vraag gesteld, er worden ook andere studies uitgevoerd, en die hanteren andere econometrische modellen. Die komen uit op een ronduit negatief effect van het TTIP-akkoord: een verlies van 600.000 banen, en zoals ik al gezegd heb, wordt België daar uitdrukkelijk in genoemd.
Dat was ook de aanleiding, voorzitter, om minister-president Bourgeois daarover te interpelleren in de commissie. Mijn vraag was waarom wij als Vlaanderen afhankelijk blijven van studies, besteld door X, Y of Z, die model X, Y of Z hanteren, en waarom we niet het heft in eigen handen nemen. Waarom gaan we niet voor een eigen impactanalyse van dat heel belangrijke TTIP-akkoord?
Ik heb van de minister-president het verrassende antwoord gekregen dat de FOD Economie al een studie besteld heeft. Ik ben via mijn federale collega’s op zoek gegaan naar die studie, maar ik weet nog niets meer. Ik weet niet of die studie effectief is besteld of met welke econometrische modellen men gaat werken. Ik wil ervan uitgaan dat die studie er is, en we zullen die uiteindelijk ook wel weten te vinden. Maar ik vraag ook om erop toe te zien dat er een voldoende betrouwbare inschatting wordt gemaakt van de maatschappelijke impact van het TTIP. Daarbij moet men vooral vertrekken vanuit realistische veronderstellingen en econometrische modellen.
Vlaanderen, neem uw verantwoordelijkheid en teken mee onze motie, waarbij Vlaanderen een eigen impactanalyse uitvoert. (Applaus bij sp.a en Groen)
Begin van de stemming.
Stemming nr. 6
Ziehier het resultaat:
117 leden hebben aan de stemming deelgenomen;
28 leden hebben ja geantwoord;
85 leden hebben neen geantwoord;
4 leden hebben zich onthouden.
Dientengevolge neemt het Vlaams Parlement de motie niet aan.