Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, enkele weken of enkele maanden geleden heb ik u reeds ondervraagd over de annulering van een schooluitstap van een schooltje uit Limburg, uit Hasselt, denk ik. Om bepaalde redenen durfden ze onze hoofdstad niet te bezoeken. Deze week was het weer van hetzelfde: een basisschool uit Halle beslist een schooluitstap weliswaar niet af te gelasten, maar uiteindelijk uit te stellen. Dat gebeurt naar aanleiding van de terreurdreiging die er ook in onze hoofdstad is. Vermoedelijk komen ze in de maand mei.
Via Twitter hebt u daarop gereageerd, fel, misschien ook te fel. U hebt ook uw excuses aangeboden aan de desbetreffende directeur. Vandaag stel ik echter vast dat we hier opnieuw staan met betrekking tot een gelijkaardig geval.
We kennen allemaal onze stad: een mooie stad, maar ook een stad met een ingewikkeld institutioneel kluwen. Die negentien gemeenten zijn er nog altijd, die baronieën, die burgemeesters, met bepaalde bevoegdheden. Vlaanderen is actief en bevoegd. De Franse Gemeenschap is dat. Er is een gewest. Er zijn heel wat commissies: de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), de Commission communautaire française (COCOF). Als er positief nieuws is uit Brussel, dan stellen we vast dat iedereen in de rij staat te drummen voor de camera’s om dat positieve nieuws te komen verkondigen. Is er daarentegen negatief nieuws, zoals we deze week hebben mogen vaststellen, dan blijkt het soms wel oorverdovend stil of wordt dit – nog erger – afgedaan als een fait divers. In het verleden was dat al zo. Ik verwijs naar het feit dat de burgemeester van Brussel ooit een zware overval in het centrum van Brussel afdeed als een fait divers.
Nu weten we allemaal dat Brussel onze hoofdstad, maar ook de hoofdstad van Europa is. Er zijn heel wat expats. Er is een internationale gemeenschap. Brussel is een mogelijk doelwit voor terreur. Laten we hopen dat dit niet gebeurt, maar het is een potentieel doelwit.
Onze hoofdstad wordt door een veelheid van politici bestuurd: een duizendtal politici, waaronder burgemeesters, zijn bevoegd. Men slaagt er tot op heden niet in om dat eenvoudiger, beter en efficiënter te doen functioneren in deze stad.
Wanneer een schooldirecteur de beslissing neemt om met zijn klas onze stad niet te komen bezoeken, dan mogen we dat niet ontkennen of banaliseren. Minister, u als believer zegt in uw beleidsnota dat u een bruggenbouwer bent, ook met lokale overheden. Op welke manier kunt u overleggen en samenwerken met de lokale besturen om de leefbaarheid en veiligheid in Brussel te verbeteren? (Applaus van mevrouw Annick De Ridder)
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, uw institutionele benadering van dit vraagstuk – wat eigenlijk een veiligheidsgegeven en een samenlevingsprobleem is – is niet meteen de juiste. Als er een moment is geweest waarop de samenwerking tussen alle overheden feilloos is verlopen, dan was het wel nu. Ik heb het dan zelfs niet eens over wat er aan voorafging met Verviers, Brussel, Halle, Vilvoorde maar over Brussel zelf met de politiezones, de federale politie, het gerecht en kortstondig het leger. Als zelfs met de moeilijke relatie tussen de federale minister van Binnenlandse Zaken en de burgemeester van de stad Brussel ze door deze feiten, namelijk de terreurdreiging, hebben beslist om hun geschillen bij te leggen en samen te werken, dan kunnen we niet zeggen dat er op dit vlak een gebrek aan samenwerking is. De samenwerking is net heel goed verlopen, en loopt nog steeds.
Wat betreft de grond van de zaak is het een beetje een publieke discussie op zijn Vlaams. Als ik of iemand anders heeft gezegd dat er tegen domheid en angst geen kruid is gewassen als die samen opkomen, dan zeggen een aantal mensen: “Meester, hij heeft een vuil woord gezegd.” En dan wordt de discussie niet gevoerd, en dat is een beetje jammer. Was mijn woordkeuze de goede? Was het slim om “dom” te zeggen? Dat laat ik in het midden. Ik heb op de dag zelf ook contact opgenomen met de school. Ik heb ze ook oprecht mijn verontschuldigingen aangeboden. Uit de vrije tribune die de schooldirecteur schreef, leid ik af dat men dat allemaal op zichzelf niet zo erg vond. De grond van de zaak is hoe we dit kunnen keren.
Op lange termijn moeten we de beeldvorming over Brussel via onder meer onze eigen Vlaams-Brusselse media bijstellen, voor zover dat nodig is. Daarnaast loopt het aanbod van stadsklassen door het JES stadslabo en Studio Globo nog steeds goed, zelfs al zijn er afzeggingen. We mogen dat niet veronachtzamen. Ik ga met u en de rest van het parlement liever het debat aan over de grond van de zaak. Dat houdt ons allemaal bezig. In dit precieze incident was het geen kwestie van gebrek aan institutionele samenwerking.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb het inderdaad over veiligheid gehad, maar tegelijkertijd over de leefbaarheid van een stad. De leefbaarheid is niet enkel de bevoegdheid van een van de burgemeesters of het gewestelijke niveau. Het is de taak van iedere overheid die hier een bepaalde bevoegdheid draagt. We kennen de problemen in deze stad. Veiligheid is daar een onderdeel van, maar ook netheid. Soms hangt dat zelfs samen. Op welke manier kan de leefbaarheid van de stad worden verbeterd zodat scholen geen annuleringen moeten doen en met veel plezier naar Brussel durven en willen komen? Dat kan nog beter.
Bepaalde overheden ontkennen bepaalde problemen in deze stad. Door die ontkenning schuiven ze niet direct oplossingen naar voren. Vlaanderen kan samen met de lokale besturen en de Franse Gemeenschap meer inspanningen doen. Op het vlak van cultuur hebt u recent een initiatief genomen. Daar stonden – dacht ik – acht ministers. Ik had graag gezien dat er inzake leefbaarheid, inclusief veiligheid, in Brussel ook zo’n platform zou komen waar er wordt samengewerkt door de verschillende niveaus.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik dank u voor uw reactie en antwoord. Het was erg helder. Ik betreur uitspraken van burgemeesters die stellen dat het geen vraag is of er een aanslag komt in de stad maar wanneer. Dit draagt niet bij tot een sereen klimaat of een verzachting van de zeden.
Ik stel wel vast dat het stadslabo JES vandaag in een open brief een oproep doet aan alle ouders en klassen, om hen uit te nodigen om stadsklassen te komen volgen in Brussel. De eerste mag dat zelfs gratis komen doen. Ik vroeg me af, minister, of u al contact hebt opgenomen met hen, en met de school in Halle, en eventueel die in Rapertingen, om hen daarop te wijzen.
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil even terugkeren naar de grond van de zaak. Zowel het Gemeenschapsonderwijs (GO!) als de katholieke onderwijskoepel VSKO (Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs) communiceerden deze week nog via de pers dat ze niet willen bijdragen tot de angstpsychose. Ik vind dat een zeer belangrijke boodschap vanuit de scholen. Het GO! en het VKSO geven ook niet het advies aan scholen om niet naar Brussel te komen. Ik denk dat dat ook het juiste signaal is.
In het verlengde daarvan is het vandaag ook belangrijker om het te hebben over de communicatie van de scholen met kinderen en ouders, indien ze de beslissing nemen om bepaalde daguitstappen te schrappen of uit te stellen. Mijn kinderen lopen school in Brussel. Mijn oudste dochter gaat morgen op daguitstap naar Antwerpen, naar het M Hka, en de school heeft op een zeer zelfzekere manier gecommuniceerd over haar keuze. Ik denk dat dat de juiste signalen zijn. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt geprobeerd om de vraag in een juist kader te plaatsen, maar ik heb het gevoel dat we er nog altijd niet zijn. Wat is er gebeurd? Er is een directeur die gezegd heeft dat hij om pedagogische redenen zijn leerlingen niet wil blootstellen aan mitraillettes, aan een bewapende stad. Dát is er wat gebeurd is. Hij heeft niet gezegd dat hij bang is van Brussel, hij heeft niet gezegd dat hij bang is omdat Brussel geen leefbare stad is.
Dat wordt ook ondersteund door psychologen, die zeggen dat als jonge kinderen aan zulke beelden worden blootgesteld, ze angst kunnen krijgen en dat niet goed kunnen plaatsen. Dát is er wat gebeurd is.
Minister, u hebt de bevoegdheid van Media en van Brussel. Wat kunt u eraan doen om die beelden die bij heel veel leerlingen binnenkomen, op de een of andere manier context te geven en te plaatsen, zodat men niet blootgesteld wordt aan angstpsychoses?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
De burgemeester van Brussel, de heer Mayeur, vond het zinnig en nuttig om te waarschuwen dat er zeker een aanslag zal komen in Brussel. Hij weet nog niet wanneer, maar die aanslag komt eraan. De angst werd daarmee dus sterk gevoed. Hij miste daarbij een enorme kans om mensen te verbinden en samen te brengen en om een oproep te doen die zijn stad promoot in plaats van ze als een gevaar weg te zetten.
Minister, ik reken op u, als minister van Brussel, om dat tweede wel te doen, om de mensen samen te brengen en onze stad als een interessante plek op aarde naar voren te brengen, als een mooie stad, effectief met gevaar en met nadelen, want het is een grootstad, maar met heel veel interessante aspecten waar scholen heel boeiende dingen kunnen doen.
Ik hoop dat de stadsklassen gepromoot blijven worden. Ik hoop dat u scholen die twijfels hebben, contacteert, want twijfels moeten wel besproken worden, angsten moeten aangekaart worden, er moet in dialoog worden gegaan. Ik hoop dus dat u initiatief blijft nemen om de dialoog met die scholen en schoolbesturen aan te gaan, om het positieve beeld van Brussel te blijven promoten en kinderen de mooie kanten van onze stad te blijven tonen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Mevrouw Idrissi, als er één zaak is waar mensen en scholen bang van zijn, is het islamterreur in onze steden. (Opmerkingen)
Minister, terwijl de terreurdreiging in ons land op drie staat, het op één na hoogste niveau, terwijl de kranten vol staan over terreur, terwijl op tv grote debatten worden georganiseerd over terreur, terwijl we geconfronteerd worden met gewapende soldaten in het straatbeeld, terwijl in dit eigenste Vlaams Parlement de veiligheidsmaatregelen worden verscherpt, geeft u in uw reactie de schuld aan de scholen en spreekt u over een combinatie van angst en domheid. U hebt terecht uw verontschuldigingen aangeboden. Ik zou het veeleer over voorzichtigheid en verantwoordelijkheidszin hebben. Ik wil hiermee geen paniek zaaien of de angst aanwakkeren.
Mijnheer Bajart, u hebt het over Antwerpen gehad. Ik weet dat een Antwerpse kleuterschool aan de politietoren in Antwerpen voor gesloten deuren stond. Het Antwerpse politiemuseum kon, waarschijnlijk op bevel van de burgemeester, niet worden bezocht. Zo open is die stad dus ook weer niet.
Ik dank iedereen voor de nuttige bijdragen. Ik veronderstelde dat de terreurdreiging op zich de aanleiding voor de opschorting van de klasuitstap vormde. De school heeft meer duidelijkheid over de juiste beweegredenen gegeven.
Mevrouw Idrissi, de school wil niet dat de kinderen met gewapende soldaten worden geconfronteerd. Ik ben het daarmee niet eens. Ik heb mijn verontschuldigingen aangeboden. Ik heb met die school contact gehad. Die school tilde daar overigens niet zo zwaar aan. Ik zal met die school nog contacten hebben, net zoals ik vroeger contacten met de Hasseltse schooldirecteur heb gehad. Ik doe dat echter liever in alle rust.
Ik ben het niet met die beweegreden eens. Ik bedoel niet dat kinderen per definitie met gewapende mannen voor gebouwen moeten worden geconfronteerd. Dit zou echter geen excuus mogen zijn om een uitstap af te gelasten. Angst maakt deel uit van onze leefwereld. Zoveel is duidelijk. Dit geldt ook voor kinderen. Volgens mij is het ten aanzien van ouders en van kinderen een goed idee die angst pedagogisch te plaatsen. Daar zijn de nodige opleidingen voor. Volgens mij kan dit.
Mevrouw Idrissi, u hebt me een concreet voorbeeld gevraagd van wat ik als minister van Media kan doen. Ik beslis natuurlijk niet welke programma’s moeten worden gemaakt. Enkele dagen geleden hebt u, samen met mij, echter kunnen vaststellen dat de makers van het programma Karrewiet een specifieke uitzending over dit thema hebben gemaakt. Dit is op een heel goede manier aangepakt. Wat mij betreft, heeft onze openbare omroep met die snelle interventie een goede rol gespeeld. Dat dit duidelijk al is gebeurd, is eigenlijk al een antwoord op uw vraag. Dit zal echter permanent gebeuren.
Mijnheer Poschet, langs Nederlandstalige zijde krijgen eigenlijk twee instellingen een grote instroom aan klassen uit Vlaanderen. Daarnaast zijn er natuurlijk nog ministers. Ik juich toe dat minister Crevits diezelfde dag een Torhoutse school heeft ontvangen. Getuige de foto’s op Facebook ging het er zeer vrolijk aan toe. Dat is prima. Daarnaast zijn er nog professionele organisaties.
Het stadslabo van Jeugd en Stad (JES) heeft een aantal afzeggingen gehad. Dit is beperkt gebleven. Het stadslabo heeft van dit nadeel een voordeel trachten te maken en heeft gecommuniceerd dat er plekken zijn vrijgekomen. Wie wil komen, mag dat. Ik vind dit geen gek idee. Op die manier worden scholen ertoe aangezet om een intern debat te voeren. Het is een goede zaak dat geen zwart-witdebat wordt gevoerd.
Ik beslis ook niet wat scholen moeten doen. De scholen mogen zelf beslissen. Ik begrijp dat verantwoordelijkheid een rol speelt. Het gaat echter verder dan enkel de juridische verantwoordelijkheid. Volgens mij kunnen scholen ook een pedagogische verantwoordelijkheid hebben.
Studio Globo, een organisatie die met JES samenwerkt, heeft in Kuregem, niet de meest voor de hand liggende plek, een stadsatelier. Studio Globo ontvangt per trimester of per semester tientallen klasbezoeken en heeft nog geen enkele afzegging gekregen. We moeten dit ook niet overschatten.
Mijnheer Vanlouwe, ik zag een aanleiding om een cultureel overleg te houden. Ik heb natuurlijk een grotere greep op die materie. Ik geloof niet dat het noodzakelijk is een overleg over de leefbaarheid an sich te organiseren. Volgens mij is het beter met bilaterale contacten te werken. Dit gebeurt al met betrekking tot verschillende dossiers. Dit heeft niet enkel betrekking op mijn portefeuille. De minister-president van de Vlaamse Regering heeft ook contacten met de minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. We proberen op basis van dossiers verdere vooruitgang te boeken met betrekking tot de algemene leefbaarheid van onze steden en van Brussel in het bijzonder. Eerlijk gezegd denk ik niet dat er op dat vlak zo veel verschillen tussen Brussel en Antwerpen zijn.
Ik wil dat institutioneel debat graag met u voeren. Ik deel een aantal van uw gevoeligheden. Ik ga hier niet helemaal in mee. Dit lijkt me momenteel echter minder aan de orde dan het inhoudelijk debat over veiligheid en samenleving dat uzelf en anderen op de agenda hebben gezet.
Het gaat natuurlijk niet enkel om die ene school die deze week heeft beslist niet naar Brussel te komen. Het gaat om een bepaald gevoel dat is ontstaan. Dat gevoel is op een bepaalde realiteit in onze stad gebaseerd.
We weten allemaal wat vorig jaar, de dag voor de verkiezingen, is gebeurd. Op 25 mei 2014 zijn in het Joods Museum van België verschillende slachtoffers gevallen. Laat ons hopen dat zoiets niet meer zal gebeuren. Als zoiets nog eens zou gebeuren, mogen we onszelf echter niet verwijten dat we niet alles hebben gedaan om het te voorkomen.
De actuele vraag is afgehandeld.