Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) is het vehikel van de Vlaamse overheid dat investeert in rusthuizen, gehandicaptenvoorzieningen, gebouwen waar de centra voor algemeen welzijnswerk (CAW’s) aan de slag zijn en allerhande zaken. Mensen wachten vaak op de gepaste zorg. Als het lukt, krijgen ze die zorg ook. Het is dan ook heel belangrijk dat dit vehikel het juiste tempo aanhoudt. Ik ga ervan uit dat het ons menens is in Vlaanderen een hoogstaand welzijnsaanbod te garanderen. We moeten er dan ook voor zorgen dat we de infrastructuur hiervoor hebben.
De noden zijn gekend. We kennen allemaal de studies waaruit blijkt dat we in de woonzorgcentra jaarlijks letterlijk honderden plaatsen nodig hebben. Een financieringsvehikel is hiervoor bijzonder belangrijk. Dit is de aanleiding van deze actuele vraag.
Het moet me van het hart dat de afgelopen weken eigenlijk geen enkele week voorbij is gegaan waarin geen enkele sectororganisatie aan de alarmbel heeft getrokken. Volgens de sectororganisaties is er iets aan de hand met het VIPA en komt de continuïteit in gevaar. De toekomst van de werking van de organisaties komt hierdoor in het gedrang.
Volgens Zorgnet Vlaanderen zullen de prijzen in de rusthuizen met 20 procent stijgen. De CAW’s, de wijkgezondheidscentra en de sector van mensen met een handicap hebben soortgelijke signalen gegeven. Ik kan nu al voorspellen dat de jeugdzorg binnenkort zal volgen.
De betrokkenen vinden dat het niet kan dat ze nog langer in onzekerheid moeten leven. De Vlaamse Regering heeft die onzekerheid gecreëerd. Op een bepaald ogenblik is 31 december 2014 de deadline geworden om technische dossiers in te dienen.
Minister, u hebt al verschillende keren verklaard dat u een nieuw systeem zou uitwerken. Mijn vraag is dan ook heel eenvoudig. Wat is het nieuwe systeem? Wanneer mogen we dat systeem verwachten? Wat zullen de criteria zijn?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, iedereen weet perfect wat het antwoord op deze actuele vraag is. Dit punt is de voorbije maanden immers al herhaaldelijk in de commissie en tijdens plenaire vergaderingen aan bod gekomen.
Met betrekking tot de woonzorgcentra heeft het Vlaams Parlement een resolutie aangenomen waarin staat dat het in de toekomst niet langer een optie is het investeringssysteem van het VIPA verder te gebruiken. Dit betekent dat een cesuur is gemaakt. Bepaalde dossiers zullen nog onder het oude stelsel worden behandeld. Vanaf een bepaald moment gaan we ervan uit dat iedereen naar de integratie van de infrastructuursubsidies in het nieuw financieringssysteem moet kijken.
Die cesuur is gemaakt. De financieel-technische plannen moesten voor het einde van 2014 ontvankelijk zijn verklaard. We hebben een aantal aanvragen ontvangen waarvoor de indieners vragen of ze nog in aanmerking komen voor de investeringssubsidies van het VIPA.
De Europese Commissie heeft ons laten weten dat de beslissing van de Europese Commissie uit 2006 om te werken met een alternatief financieringssysteem met jaarlijkse vergoedingen voor de investeringssubsidies in de residentiële ouderenzorg, de ziekenhuizen en de gehandicaptensector, moet worden gewijzigd. We werken momenteel aan die wijziging.
Mijnheer Van Malderen, u weet dat de budgettaire ruimte momenteel zeer beperkt is. In de beleidsnota staat dat we rekening moeten houden met de marge die we, wellicht naar aanleiding van de begrotingscontrole, eenmalig kunnen creëren om te zien op welke wijze we een aantal dossiers alsnog kunnen ondersteunen. Het zal altijd om een beperkt aantal dossiers gaan. De kans dat we tijdens een begrotingscontrole een enorm grote eenmalige marge kunnen creëren, is niet zo groot.
Dat is de context. We proberen dit dossier systematisch verder uit te bouwen. Binnenkort zullen we een gesprek voeren met de banken, de verzekeraars en allerlei sectoren. Het punt is niet dat er geen geld op de markt is. Voor de welzijnssector valt veel geld te mobiliseren. We moeten echter op zoek naar formules om dit te stimuleren en naar incentives die we binnen de budgettaire mogelijkheden kunnen organiseren.
We gaan op die meeting ook met de koepels kijken wat de technische formules zijn die eventueel als alternatieven voor een klassieke VIPA-regeling zouden kunnen worden gebruikt, bij alle sectoren trouwens. We gaan kijken of we er binnen de schoot van de regering een akkoord over kunnen krijgen om dat geleidelijk aan te kunnen opbouwen. Dat is aan de sectoren zeer goed bekend. Wij proberen er alleszins heel duidelijk over te communiceren.
Ik moet daarbij nog één zaak zeggen. De voorbije legislatuur hebben wij op een gigantische manier geïnvesteerd in welzijn en zorg. Het is misschien wel bitter dat we daar van Europa nu een rekening voor gepresenteerd krijgen door de ESR-matige verrekening die daar nu van moet gebeuren. Anders had je dat wellicht op een heel andere manier kunnen uitrollen. Maar wij beseffen zeer goed dat er op het terrein vragen en verwachtingen zijn. We zitten met een budgettaire context die is wat hij is. We proberen, gelet op de situatie op de markt en misschien ook de Europese mogelijkheden, om al de opportuniteiten waarover wij kunnen beschikken, te gebruiken om alternatieve pistes klaar te maken. Dat moet je doen door een gesprek met de technici. Volgende week is dat gesprek wellicht aan de orde. Dat wordt op dit ogenblik voorbereid. We zullen dat ook doen met de verschillende koepels en verantwoordelijken om te kijken of we een aantal alternatieven echt uit de steigers kunnen krijgen.
Dank u, minister. U hebt vooral gezegd wat ik al weet. De essentie van vraagstelling is dat u ons informeert over wat we niet weten. Dat is in dezen welke criteria u gaat hanteren om het kaf van het zogenaamde koren te scheiden. Volgens mij alle dossiers die ontvankelijk verklaard zijn en ingediend voor 31 december 2014, op zich waardevolle dossiers want men heeft er al eens een goedkeuring aan gegeven. U hebt gezegd dat u gaat werken met precariteit, het precaire karakter. Welnu, de periode is voorbij waarbinnen de dossiers die op 31 december ingediend zijn, ontvankelijk zijn verklaard. U weet vandaag perfect hoeveel budget nodig zal zijn. U verwijst naar de budgetcontrole. Ik vraag aan u: met welk dossier gaat u naar die budgetcontrole? Wat zijn de criteria op basis waarvan u ja en neen gaat zeggen? Of is het een oordeel van een Romeinse keizer die het ene goedkeurt en het andere niet? Is dat waar we voor staan? Ik hoop van niet. Ik ga ervan uit dat het niet zo zal zijn. U hebt een unieke kans om aan het parlement en aan heel de sector mee te delen welke de criteria zijn op basis waarvan u precariteit in deze sector zal gaan beoordelen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik hoor dat de heer Van Malderen zegt dat het antwoord niet nieuw is. De vraag was ook niet nieuw. Ik begrijp ook niet zo goed dat ze hier nu weer aan bod komt, moet ik eerlijk zeggen, want ze is, zoals de minister zegt, herhaaldelijk aan bod geweest in de commissie en in de plenaire vergadering tijdens de begrotingsbesprekingen.
We weten allemaal dat dit een zeer moeilijk dossier is en dat we niet verder konden op de manier zoals het in het verleden gebeurde. Daar zijn diverse redenen voor. U hebt er een aantal aangehaald. Wij hebben vorige legislatuur met heel het parlement, meerderheid en oppositie, een voorstel van resolutie goedgekeurd met betrekking tot de ouderensector, waarin we dat erkenden.
Je hebt natuurlijk twee dingen: enerzijds het financieringssysteem en anderzijds de middelen. Dat zijn twee zaken die onderscheiden zijn maar wel op elkaar moeten zijn afgestemd. Ik wil de minister zeggen dat het ons standpunt is dat er eerst een goed nieuw financieringsmechanisme moet zijn vooraleer je bepaalde middelen weer gaat verbinden aan bepaalde dossiers. Dat is een moeilijke kwestie, waar op een creatieve manier mee zal moeten worden omgegaan en waar we de nodige tijd voor moeten nemen om in de toekomst meer mogelijkheden te creëren. Dat is wat wij alleszins vragen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, in het kader van VIPA en de vragen die de heer Van Malderen stelt, kan ik collega Schryvers alleen maar bijtreden. De vragen klinken zeer bekend in de oren. De projecten die al in een ver gevorderd stadium zijn van ontwikkeling, die al een plan hebben en dergelijke meer, die nog niet de belofte hadden gekregen maar wel een ontvankelijk dossier en in een vergevorderd stadium van aanbesteding waren, krijgen nu het signaal dat door de alternatieve en de reguliere middelen de agenda begint te schuiven.
Het is belangrijk om daarmee zeer goede rechtstreekse communicatielijnen open te houden, zodat die instellingen en raden van bestuur weten wat ze kunnen verwachten, al was het maar om te vermijden dat zij toezeggingen doen en bijgevolg boete- en schadeclaims krijgen omdat zij niet voldoen aan contracten die zij al dan niet al zouden zijn aangegaan.
Iedereen beseft dat er niet zoiets is als een recht op VIPA-subsidies. Wij begrijpen zeer goed de noden en we weten dat mensen op dat VIPA een beroep doen. Dat is trouwens zeer succesvol geweest. De laatste jaren was er alle reden om aan te nemen dat dat een zeer effectief beleidsinstrument was. We hebben zeer veel dossiers kunnen beantwoorden. Maar u hebt gelijk, voor de dossiers die onder de klassieke procedures moeten worden behandeld – de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s), de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) enzovoort –, moeten we ook bekijken of we een formule zoals de prefinanciering kunnen openzetten. Je hebt een aantal engagementen genomen, je gaat dat afwerken, maar je houdt je mogelijkheden op VIPA-subsidie open, eventueel op een later moment. We hebben daarover al gesproken met een aantal sectoren. We bekijken nu hoe we dat in de regelgeving moeten omzetten, precies om de calamiteiten te kunnen beheersen en voorkomen. In die zin is het terecht dat we daar alert op moeten zijn.
Mijnheer Van Malderen, in dit begrotingsjaar zal dit de volgorde zijn: eerst zullen we bekijken welke marge aan eenmalige middelen mogelijk is, en in functie daarvan zullen we bekijken hoe we met het concept in precaire of urgente dossiers een zekere objectivering kunnen doorvoeren. Maar het is niet andersom. Dat staat heel duidelijk en letterlijk in alle communicaties. Ik besef dat dit geen leuke boodschap is. Ik sta hier echt niet te triomferen, maar het is een heel juiste of waarheidsgetrouwe boodschap die we aan de sectoren hebben gegeven. Zo zullen wij ook onze betrokkenheid bij de begrotingscontrole opbouwen.
Minister, u had hier een kans om onzekerheid weg te nemen. Ik vind de toezegging om na te denken over prefinanciering een belangrijke opening. Maar daarnaast zijn er tal van indieners die vandaag niets méér weten. Zij hebben zich ongelooflijk gehaast om een dossier in te dienen. U zegt dat u eerst gaat bekijken of er geld is. We zullen straks van de minister van Financiën horen hoe het zit met de toestand van Vlaanderen. Ik ben daar weinig optimistisch over.
Mijn conclusie is dat 2015 een verloren jaar zal zijn. U mag zich op de borst kloppen met het uitbreidingsbeleid, en dat u een ambitieus welzijnsbeleid gaat volgen. Als de infrastructuur niet volgt, zal blijken dat het een lege doos is. Als we niet opletten, zal deze legislatuur een verloren legislatuur zijn. Minister, als ik u zo hoor, dan hebt u ongelooflijk veel werk. Ik moet u zeggen dat met de dag het vertrouwen wegsijpelt dat u dat tot een goed einde zult brengen. (Applaus bij sp.a)
De actuele vraag is afgehandeld.