Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de screening voor baarmoederhalskanker
Actuele vraag over de HPV-test voor de opsporing van baarmoederhalskanker
Verslag
Mevrouw Croo heeft het woord.
Vandaag blijkt dat slechts 60 procent van de vrouwen zich laat screenen op baarmoederhalskanker, hetzij uit gêne, ongemak of onwetendheid. Dit is een heel lage dekkingsgraad. Nochtans zou een degelijke screening heel wat levens kunnen redden. Die screening gebeurt vandaag door de paptest, het zogenaamde uitstrijkje.
Volgens de Europese richtlijnen en de richtlijnen van de World Health Organization (WHO) moet deze test evenwel om de drie tot vijf jaar worden herhaald bij vrouwen van 25 tot 64 jaar. Nu beveelt het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg aan om die paptest te vervangen door de HPV-test (humaan papillomavirus) voor vrouwen boven de 30. Het blijkt immers beter te zijn om een uitstrijkje te screenen op het humaan papillomavirus in plaats van op celafwijkingen veroorzaakt door het virus. Er is immers een rechtstreeks verband tussen de aanwezigheid van het virus en baarmoederhalskanker. Daarnaast is er ook nog het voordeel dat de test ook maar om de vijf jaar moet worden herhaald. De onderzoekers stellen echter vast dat vrouwen duidelijk beter worden beschermd tegen invasieve kankers indien men deze HPV-test als begintoestand gebruikt, en niet enkel als opvolgingstest. Voor vrouwen tussen 25 en 30 jaar zou de paptest wel de norm blijven.
Het is duidelijk dat vandaag te weinig vrouwen zich laten screenen op baarmoederhalskanker, met tragische gevolgen. Het gaat over ongeveer 643 nieuwe gevallen per jaar, met ongeveer 190 overlijdens. Minister, wat kunt en zult u doen om de sensibilisatie over en de preventie van baarmoederhalskanker op te drijven?
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, jaarlijks krijgen 350 vrouwen in Vlaanderen het slechte nieuws dat ze baarmoederhalskanker hebben. We weten reeds langer dat er een verband is tussen baarmoederhalskanker en HPV. Deze week kwam het rapport uit van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg over de HPV-test. Samen met het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP) en het Kankerregister kwam men tot de vaststelling dat het gebruik van die HPV-test veel effectiever zou zijn. Dat zou inderdaad heel wat vrouwen ouder van 30 jaar beter beschermen tegen baarmoederhalskanker. Bovendien is het ook goedkoper.
De HPV-test heeft heel wat voordelen. Vooreerst wordt er gescreend op het virus zelf. Men gaat dus eigenlijk al sneller naar het preventieve. We weten dat u met uw gezondheidsdoelstelling van bevolkingsonderzoek naar kanker preventieve kankerscreening hoog in het vaandel heeft. Er kan ook heel wat gezondheidswinst worden geboekt met die screening, en ook zeker met deze HPV-test. Dat weten we. Zo zullen er op 100.000 geteste vrouwen 240 extra gevallen en 96 overlijdens kunnen worden vermeden. Elke winst die men ter zake kan boeken, is natuurlijk positief.
Minister, zult u uw Vlaams bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker in het licht van die nieuwe inzichten bijsturen in de richting van de bevindingen van het rapport?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Er is al veel gezegd. Het lijkt me inderdaad belangrijk dat innovatieve en efficiënte methodes worden geïmplementeerd in de gezondheidszorg. Er is momenteel een unieke kans. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg heeft inderdaad een studie uitgebracht waaruit blijkt dat men het uitstrijkje bij vrouwen ouder dan 30 jaar eventueel zou kunnen vervangen door de HPV-test. Die HPV-test blijkt niet alleen efficiënter te zijn dan het uitstrijkje, ze is ook goedkoper gebleken. Ook blijkt dat het aantal overlijdens bij vrouwen sterk zou worden verminderd.
Als we een kostendaling kunnen realiseren, dan lijkt me dat zeer positief voor de overheid. In Nederland is men van plan om reeds in 2016 de HPV-test uit te rollen. Daar gaat men de HPV-zelftest ter beschikking stellen van vrouwen thuis. De Universiteit Nijmegen heeft berekend dat een derde van de vrouwen die niet deelnemen, toch zou kunnen worden overhaald om deel te nemen aan dat bevolkingsonderzoek. Vlaanderen is verantwoordelijk voor preventie. We hebben hier een test die efficiënt is, die goedkoper is en die vrouwen toch meer zou kunnen aansporen om deel te nemen aan bevolkingsonderzoek. Minister, bent u bereid om deze aanbevelingen mee op te nemen in uw actieplan voor kankerpreventie?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, uiteraard zullen we die aanbevelingen in het actieplan verwerken, maar alles in de juiste volgorde. Het is in Vlaanderen, en alleen in Vlaanderen, dat er een bevolkingsonderzoek met betrekking tot drie types van kanker bestaat. Dat is in andere delen van het land niet het geval, of niet in alle drie.
We hebben in 2013 een Gezondheidsconferentie georganiseerd om de drie programma’s op elkaar af te stemmen: de baarmoederhalskankerscreening-, de borstkankerscreening- en de darmkankerscreeningprogramma’s. Het laatste is het meest recent uitgerolde programma. Voor het uitstrijkje zijn we sinds 2013 in de redenering van een strategie binnen de gezondheidsdoelstelling kankerscreening.
De Vlaamse Regering heeft aan het kenniscentrum de vraag gesteld om na te gaan wat er het best zou gebeuren en wat de mogelijke wetenschappelijke evidenties zijn. Uiteraard zullen we rekening houden met die aanbevelingen. Het is niet zo evident om te zeggen dat het zeer snel besparingen met zich mee zal brengen. Zo zal het niet in elkaar zitten. Er moeten nog heel wat vragen worden beantwoord, uiteraard inzake terugbetaling. Zal de test worden terugbetaald of niet? Dat gebeurt uiteraard in overleg met minister De Block. Er moeten ook labo’s zijn die aan de nodige kwaliteitsvereisten voldoen. Er moet een aanbesteding worden georganiseerd. Er moeten nog een heleboel keuzes worden gemaakt, bijvoorbeeld voor welk type test er zal worden gekozen. Er is dus nog een hele weg te gaan. Het onderzoek van het kenniscentrum is een belangrijk element in het actieplan dat aan de opvolging van de Gezondheidsconferentie wordt gekoppeld.
Er is ook verwezen naar de zelftest. Dat is absoluut interessant. Onze werkgroep is in de marge van het bevolkingsonderzoek vragende partij om daar in Vlaanderen een aantal experimenten mee te organiseren.
We gaan ook na hoe we de participatie aan de verschillende screeningsprogramma’s kunnen opdrijven. Voor baarmoederhalskanker is er in de betrokken leeftijdsgroep een participatie van ongeveer 56 procent. Volgens de afspraken op de Gezondheidsconferentie moet dat naar 65 procent gaan. Er is nog een stuk weg af te leggen. Er is een werkgroep voor de drie screeningsprogramma’s samengesteld om mensen te sensibiliseren. Er zijn historisch gegroeide initiatieven die elk met een deel sensibilisering bezig zijn. Dat moet vanuit een geïntegreerde benadering gebeuren. Die werkgroep heeft zich daarover gebogen. Er is een overheidsopdracht uitgeschreven om een partner te vinden die ons kan helpen met het opstellen van een groot sensibiliseringsprogramma en met het uitvoeren ervan.
Dat is de stand van zaken in verband met de screeningsprogramma’s.
Minister, het is positief dat u wilt ingaan op de vraag naar sensibilisering inzake baarmoederhalskanker. Het uitstrijkje is niet alleen belangrijk voor het opsporen van baarmoederhalskanker, maar ook voor andere seksueel overdraagbare ziektes die steeds meer voorkomen bij jongere mensen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit thema ligt u na aan het hart. U zegt zelf dat de participatiegraad naar boven moet. Volgens het kenniscentrum zou de invoering van de HPV-test ervoor kunnen zorgen dat de participatiegraad stijgt omdat de drempels minder worden. De intervallen van de controles zouden naar vijf jaar kunnen worden opgetrokken. We moeten ook rekening houden met vrouwen uit eerder precaire situaties, die minder snel deelnemen aan dergelijke screenings. Kunt u inschatten wat het effect van de HPV-test zou kunnen zijn op de participatiegraad?
Minister, ik ben alvast blij te horen dat u zult samenwerken met minister De Block. De zelftest wordt al uitgerold in Nederland. Het is een goede zaak dat we kunnen evalueren hoe het er daar aan toe zal gaan. Het is interessant dat u al experimenten zult opzetten omdat de zelftest erg belangrijk is voor vrouwen die vaak schroom en discomfort ervaren bij een uitstrijkje. Ik ben ervan overtuigd dat de zelftest de participatiegraad zal doen stijgen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, uiteraard sluit ik me aan bij de voorgaande sprekers. Als wij een methode hebben die tot betere resultaten leidt en die volgens sommigen tot 15 miljoen euro kan besparen, moeten we daarvoor gaan.
Ik wil nog één element toevoegen dat de vraagstellers nog niet hebben aangehaald, namelijk wie dat onderzoek doet. Mevrouw Saeys zegt terecht dat we met een zelftest de participatie sterk kunnen verhogen. Momenteel gebeuren de meeste uitstrijkjes bij de gynaecoloog, wat eigenlijk ook een taak is die bij de eerste lijn zou kunnen zitten, en daar misschien zelfs beter zou zitten. Het zou bovendien een hogere participatiegraad bereiken, door het feit dat het in die eerstelijnszorg zit.
Aangezien u toch bezig bent met de hervorming en de overname van de eerstelijnszorg, wil ik u vragen op welke manier u die kankerscreening mee wilt opnemen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik wil vooral de bekommernis uiten over het bereik van wat inderdaad een unieke nieuwe kans is. We weten allemaal uit voorgaande acties dat bepaalde groepen in onze samenleving, namelijk allochtonen en mensen in armoede, systematisch ondervertegenwoordigd zijn in het bereik van de screenings die we doen. Het lijkt mij belangrijk om van bij het begin die systeemfout te vermijden en die groepen ab initio mee te nemen als een bijzondere doelgroep, teneinde ook daar het verschil te kunnen maken.
Wat collega Van Malderen zegt, is juist. Dat is niet direct een systeemfout, het is gewoon een vaststelling dat degenen die wellicht de meeste gezondheidswinst zouden kunnen boeken door de keuze voor een bepaalde levensstijl of door te participeren aan screeningsprogramma’s, net de groepen zijn die vaak het minst gemakkelijk te bereiken zijn. Dat is een uitdaging voor het gezondheidsbeleid in het algemeen, en ook specifiek voor de screeningsprogramma’s. In die zin hebt u gelijk, mijnheer Van Malderen, dat dat een bijzonder aandachtspunt is. Als we de participatiegraad willen optrekken, zullen we ook in onze aanpak rekening moeten houden met die realiteit en die specifieke context.
Ik ben zeer blij door uw suggestie, mevrouw Van den Brandt, dat de Vlaamse Gemeenschap de eerste lijn gaat overnemen. Ik denk dat dat misschien iets te voluntaristisch is. Wij zijn bevoegd geworden voor het Impulseofonds en een aantal belangrijke zaken, maar de terugbetaling van de prestaties van de artsen en zorgverstrekkers in de eerste lijn blijft tot nader order een kwestie van de ziekteverzekering.
Maar uw vraag is pertinent. Als je naar een eerstelijnsgezondheidsconferentie gaat, als je probeert na te denken over de ontwikkelingen in de eerste lijn, zal ook de vraag ter sprake komen welke opportuniteiten de huisartsen in de eerste lijn kunnen betekenen als het gaat over het motiveren van burgers om deel te nemen aan preventie en screeningsprogramma’s. In die zin moet het punt in ieder geval mee worden genomen in het debat over de verdere ontwikkeling en ondersteuning van onze eerste lijn.
Ik moet nog even signaleren, collega’s, dat Vlaanderen een aantal jaren geleden al gekozen heeft voor een HPV-vaccinatie. Wij proberen alle meisjes van 12 jaar te vaccineren. Ook daar behoren we tot de top en zijn we bij de eersten om onze verantwoordelijkheid te nemen.
We hebben die drie screeningsprogramma’s nu goed in beeld. We proberen in de backoffice de nodige efficiëntiewinsten te boeken. We proberen ook te kijken hoe we op basis van het onderzoek van het kenniscentrum nieuwe inzichten kunnen verwerken in onze aanpak. Dat bewijst dat de methodologie om te werken met globale gezondheidsdoelstellingen hier in ieder geval succesvol zal zijn.
Bij de HPV-vaccinatie bij meisjes mogen we ook niet uit het oog verliezen dat de screening nog altijd noodzakelijk blijft.
Minister, er verloopt vaak veel tijd tussen het verschijnen van een onderzoeksrapport over kanker, met een vooruitgang voor al die zaken, en het moment dat er effectief stappen ondernomen kunnen worden. Daarom is het ook belangrijk dat over die verschillende fases die nu nog doorlopen moeten worden, goed gecommuniceerd wordt. Dat is in het belang van de vrouwen zelf, want als zij nu een uitstrijkje moeten laten nemen, kan ik mij voorstellen dat zij zich onmiddellijk de vraag zullen stellen of dat een HPV-test zal zijn enzovoort. Ook in het kader van het nieuwe actieplan kanker moet zeer goed over die zaken gecommuniceerd worden. Dat is bijzonder belangrijk in heel dit proces.
Minister, ik ben blij dat u dit in de eerstelijnsconferentie zult opnemen. Ik kijk alvast uit naar de experimenten die in Vlaanderen zullen worden uitgevoerd.
De actuele vragen zijn afgehandeld.