Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, Vlaanderen wordt dikker. Volgens een onderzoek van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk en het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid kampt 51 procent van de Belgen – laten we aannemen dat er geen communautaire verschillen zijn – met overgewicht. Dat is alarmerend. Drie jaar geleden was dat maar 37 procent. 1 op 3 Vlamingen heeft een body mass index (BMI) tussen 25 en 30. Dat is overgewicht. 14 procent van de Vlamingen heeft een BMI boven 30. Die mensen leven medisch gezien constant in een gevarenzone. Dat is dus alarmerend.
Het gevaar is ook dat we naar Amerikaanse toestanden gaan waar zwaarlijvigheid sociologisch als de norm wordt beschouwd. Daar moeten we natuurlijk iets aan doen. Gezonde voeding is de eerste stap naar een gezond gewicht.
Sport is het ideale medium om een gezond gewicht te bereiken of te behouden. Voor mensen met zwaarlijvigheid is de stap naar sport letterlijk en figuurlijk vaak te groot. Daarom moeten we ook inzetten op het wijzigen van het bewegingspatroon van zwaarlijvigen en van iedereen. Eens de trap nemen in plaats van de lift of een half uur wandelen kan al een significant effect hebben op de levenskwaliteit en voor veel mensen een opstap betekenen naar sport. Je moet niet onmiddellijk de 10 Miles van Antwerpen lopen, maar wat bewegen kan al veel betekenen.
Minister, u neemt veel initiatieven om de participatie aan sport te verhogen, met succes overigens, maar zult u ook initiatieven ontwikkelen om het bewegingspatroon van zwaarlijvigen en van de Vlaming in het algemeen te verbeteren?
Minister Muyters heeft het woord.
Obesitas is natuurlijk een complex probleem. Ik zal er met minister Vandeurzen verder over praten, want dit gaat breder dan sport alleen. Bewegen is inderdaad een belangrijk aspect. Ik wil de definitie van sporten niet ter discussie stellen. Wandelen en joggen is ook sporten. Er zijn twee belangrijke elementen: een aanbod is belangrijk en dat aanbod moet gekend zijn bij de mensen die willen of moeten bewegen.
Het aanbod moet vooral gericht zijn op iedereen, van jong tot oud. Sportsnack, Sport na School en Multimove zijn voorbeelden van acties voor jongeren. Voor ouderen hebben we lang geleden een aanbod gedaan dat gericht is op bewegen, zoals bijvoorbeeld de stappenteller.
We zetten in deze legislatuur extra in op een aanbod voor mensen die starten met werken of met een gezin en die daarom stoppen met sporten. We willen een minder georganiseerd aanbod dat buiten de klassieke lijnen valt. In het kenbaar maken hebben federaties, steden en gemeenten een belangrijke rol, maar we kunnen daarnaast campagnes voeren. We hebben in het verleden goede campagnes gehad, die op de website nog raadpleegbaar zijn. Ik denk aan Gezond Sporten en Ik sport slim. Ook hier willen we een extra inspanning doen.
We zouden heel graag een grote campagne voor beweging voeren, met als boodschap ‘Maak tijd om te sporten’: hou in je agenda tijd vrij om te sporten en te bewegen.
Minister, de beroepsactieve bevolking is inderdaad een belangrijke doelgroep. Op 12 december zal de stad Antwerpen in het centrale gebouw een liftloze dag houden. Het gebouw heeft twaalf verdiepingen.
Minister, ik vind uw initiatieven heel goed. Het is bemoedigend dat u, naast uw duidelijke visie op topsport en op brede sport, ook een duidelijke visie hebt om de bewegingsarmoede in Vlaanderen tegen te gaan.
De heer Bajart heeft het woord.
Ik steun ook de vraag van de heer Van Campenhout. Vele mensen werken zeer hard en velen hebben nauwelijks tijd. Bovendien dient in ons leven tegenwoordig alles tegelijkertijd te gebeuren, zowel privé als professioneel, zowel bij mensen die kinderen hebben als bij hen die er geen hebben. Veel Vlamingen pendelen dagelijks van en naar hun werk, waardoor er ook nog minder tijd overblijft om te sporten.
Uit onderzoek blijkt, weliswaar gepaard met een evenwichtige voeding, dat lichaamsbeweging leidt tot creatievere, productievere, gelukkigere en gezondere medewerkers en tot minder absenteïsme. In Angelsaksische landen – en ik spreek uit ervaring – is sport op het werk al geruime tijd ingeburgerd. Ik vraag me af of we niet samen kunnen nadenken over hoe men bedrijven en de werknemers kan aansporen om op het werk ook aan sport en lichaamsbeweging te doen.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, we mogen het belang van de sportclub ook niet onderschatten in de strijd tegen obesitas. De Vlaamse Regering heeft tal van initiatieven genomen om het laagdrempelige van de sportclub te bevorderen en drempels weg te werken. U hebt ingezet op een aantal factoren – psychologische en financiële drempels – maar sportclubs hebben het vaak moeilijk om met mensen met obesitas om te gaan, om hun een programma aan te bieden dat eerder inzet op bewegen dan op topsport. In het beleid om obesitas aan te pakken, mag de sportclub niet worden vergeten. Op een bepaald moment moeten er stimulansen worden gegeven zodat ook de sportclub kan omgaan met mensen die de belangrijkste drempel, namelijk obesitas, moeten overwinnen.
Ik ben het helemaal met u eens. Ik had het over de federatie, maar ik bedoel natuurlijk de federatie met de sportclubs. Motiverende begeleiders en motiverende bewegingsdeskundigen zijn belangrijk. We leiden zulke mensen op en zij kunnen effectief clubs helpen om de eerste stap naar bewegen te zetten.
Mijnheer Bajart, u hebt het vooral gehad over de beroepsactieve bevolking. Ik ben zeker positief over sport op het werk. Collega Ben Weyts en ik delen samen een kabinet en hebben ook de nodige fitnesstoestellen geplaatst zodat de medewerkers kunnen sporten op het werk. U sprak ook over pendelen. Een aantal pendelaars kunnen misschien overwegen om met de fiets naar het werk te gaan.
Voor mij is het ook een uitdaging voor de clubs en de federaties om na te denken over wat ze doen met de ouders. Ik ben zelf voetbal gaan spelen toen mijn zoon ging voetballen. Als ouder sta je daar toch maar, dan kan de club misschien een aanbod doen aan de ouders om op hetzelfde moment ook aan sport te gaan doen, zelfs vooral bewegen en niet noodzakelijk topsport. Het zal die mensen waarschijnlijk vaak deugd doen.
Het is voor mij een nieuw maar belangrijk actiepunt om na te gaan hoe beroepsactieve mensen tijd kunnen maken voor sport.
Minister, ik wil nog eens benadrukken dat dit een ernstig probleem is. Men raamt de kosten van zwaarlijvigheid of obesitas op 1 miljard euro per jaar voor de ziekteverzekering. Ik dank u dan ook voor uw duidelijke visie. Hier ligt inderdaad ook een verantwoordelijkheid voor de sportclubs en -federaties. Het is echter bemoedigend dat u de duidelijke intentie hebt om de bewegingsarmoede in Vlaanderen tegen te gaan. (Applaus bij de N-VA)
Dit was de eerste uiteenzetting van de heer Van Campenhout in deze plenaire vergadering. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.