Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, goed gevormd talent is de basis voor onze economische groei en ontwikkeling. Er moet een sterke brug zijn tussen het onderwijs en het bedrijfsleven, dat staat als een paal boven water. In de realiteit zien we dat helaas niet altijd. Zes op de tien werknemers, schoolverlaters, vinden dat het onderwijs niet altijd de juiste opleiding biedt voor de arbeidsmarkt. En zelfs zeven op de tien werknemers zijn van dat oordeel.
Het probleem moet worden aangepakt. En de remedie die ik voorstel, is dat het onderwijs veel meer praktijkgericht wordt. Dat is zeker. In de beleidsnota’s Werk en Onderwijs en in het masterplan voor de hervorming van het secundair onderwijs wordt al een heel goede poging gedaan om die mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt aan te pakken. Er zal een eenduidig kader worden ontwikkeld, waarin alle vormen van werkplekleren worden ondergebracht. Werkplekleren in de vorm van stages wordt verplicht in het voltijds secundair onderwijs waar arbeidsmarktgerichte opleidingen worden gevolgd, dus bso en tso.
Het is ook aan de bedrijven om kwaliteitsvolle stageplaatsen aan te bieden. Minister, vorige week is tijdens het Vokacongres een engagement gelanceerd, waarbij minstens tweehonderd bedrijven de goede wil tonen om in te stappen in dat werkplekleren, omdat het zo belangrijk is en zij ook de noden op de arbeidsmarkt voelen. Zij zijn vragende partij, en we kunnen die vraag niet naast ons neerleggen. Het systeem van het werkplekleren is een win-winsituatie: voor de werkgever, die enkel arbeidscompetente schoolverlaters aangeboden krijgt, voor het onderwijs, dat sneller kan anticiperen op de specifieke noden van de arbeidsmarkt, en voor de schoolverlater, die meer bagage heeft voor de arbeidsmarkt.
Minister, de werkgevers, de bedrijven zijn vragende partij hiervoor. Men kan die vraag niet naast zich neerleggen. Hoe ziet u de verdere ontwikkeling van uw nota om dat werkplekleren juridisch eenduidig te maken? Kan dit worden geïmplementeerd vanaf 1 september 2015, dus volgend schooljaar? Dat is ook weer een vraag vanwege de werkgevers. (Applaus bij de N-VA)
Minister Crevits heeft het woord.
Geachte leden, de term ‘werkplekleren’ is een vlag die een paar ladingen dekt. Sinds 1 september van dit schooljaar zijn in het voltijds secundair onderwijs zo’n 140 richtingen in het technisch onderwijs en het beroepsonderwijs verplicht om 18 halve dagen stage te organiseren. Dat is eigenlijk een verplichting uit de vorige legislatuur. We zien dat heel veel bedrijven daarop willen inspelen. Ik bereid op zeer korte termijn ook een omzendbrief voor om ervoor te zorgen dat alle bedrijven zeer goed weten in welk kader ze zich bevinden en hoe ze dat kunnen doen.
Dan is er het eigenlijke duaal leren en werken. Er is een groep jongeren die wel nog leerplichtig zijn, maar voor wie het eigenlijk beter is dat ze ook deels via een werkplaats leren. Samen met collega Muyters – vandaar ook uw verwijzingen naar de beleidsnota – zal ik een kader uitwerken om dat duaal leren en werken ook expliciet vorm te geven. De bedrijven zijn sterk vragende partij, maar ook ons onderwijs is dat. Het staat vast dat onderwijs dit sowieso in handen blijft houden. Het zijn immers leerplichtige jongeren. Met de bedrijven moet ter zake echter heel intens worden samengewerkt. Het is onze intentie om er tegen volgend schooljaar voor te zorgen dat dit ene statuut er is. Ik heb vanmiddag net nog even contact gehad met collega Muyters. We zullen er samen voor zorgen dat dit eengemaakte statuut volgend schooljaar kan worden uitgerold.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar wat houdt dat eengemaakte statuut dan concreet in? Eerlijk gezegd, in die achttien halve dagen kunnen die jongeren geen praktische kennis opdoen. Ik praat ook vanuit mijn bedrijfservaring. Ik pleit veeleer voor het Duitse systeem, waarin onderwijs en dat leren echt één geheel vormt. Kunnen we dat niet implementeren in ons Vlaamse onderwijssysteem? Dat zou iedereen ten goede komen. In Duitsland draagt dat ook bij tot een vermindering van de jeugdwerkloosheid. Dit is in ieders belang. Ik zou willen dat dit echt ter harte wordt genomen. Eerlijk gezegd, met die achttien halve dagen zijn noch de bedrijven, noch de leerlingen gediend. Ik denk dat we daar niet veel heil uit halen. Men moet het Duitse model onder de loep nemen. Men moet eens eventjes gluren bij de buren. We moeten het warm water niet uitvinden. Vlaanderen kan het voorbeeld geven en dit ten volle inrichten, ten goede van iedereen en ons sociaal-economisch model.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Voorzitter, minister, we hebben die discussie over het duaal leren al gevoerd in de commissie Werk. Daarbij werd aangegeven dat noch de jongere, noch de bedrijven daar baat bij hebben als er niet voldoende omkadering en begeleiding is van die jongere die een stage doet tijdens het duaal leren en werken. Minister, is er bij Onderwijs dan in extra middelen voorzien voor die omkadering? Minister Muyters heeft ons ter zake immers heel expliciet naar u doorverwezen. U zegt daar volgend jaar al werk van te willen maken. Dan zouden daar in de begroting ook al extra middelen voor moeten worden gereserveerd.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, werkplekleren is een van de volwaardige vormen van leren die als methodiek worden toegepast en zeer verrijkend zijn voor jongeren in een arbeidsmarktgerichte opleiding. We weten dat er een aantal knelpunten zijn. In uw beleidsnota staat duidelijk dat u die knelpunten deze legislatuur wilt aanpakken.
Vanuit onze fractie willen we benadrukken dat het van belang is om één algemeen concept te ontwikkelen waarbij er aandacht is voor een continuüm van verschillende vormen van werkplekleren. De collega heeft heel veel aandacht voor de stageformule, maar er zijn veel formules van toepassing. Wij vinden het belangrijk dat er verschillende vormen van werkplekleren mogelijk zijn in de toekomst, vooral op maat van de jongeren. Er moet van heel nabij worden bekeken welke vorm van werkplekleren geschikt is voor welke jongere en op welk moment.
De werkplekken die aangeboden worden, moeten kwaliteitsvol zijn. Het klopt dat een goede begeleiding daaraan gekoppeld is. Dat is zowel een verantwoordelijkheid van de bedrijven als van de scholen, maar op de werkplek is het vooral een verantwoordelijkheid van de bedrijven.
We vinden het uiteraard van belang dat we kunnen evolueren naar een sterk vereenvoudigd systeem van reglementering, want vandaag is die veel te complex.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, op basis van de vraag van mevrouw Remen wil ik toch het groeiend engagement van bedrijven onderstrepen om hieraan mee te werken. Het parlement moet dit toejuichten. Als er effectief tweehonderd nieuwe bedrijven zijn die extra werkplekken willen aanbieden, dan is dat heel goed. Ik meen dat het er nog veel meer zullen zijn met een duidelijkere communicatie en omzendbrief over wat kan. Met één reglementering zal de groep van tweehonderd nog toenemen.
Minister, in de communicatie is het heel belangrijk om te zorgen voor een heel eenvoudige plaats waar vraag en aanbod elkaar kunnen ontmoeten, virtueel of reëel. Ik hoor bij heel veel kleine bedrijven dat er veel initiatieven bestaan van stagedatabanken, maar dat die een bijkomende bureaucratische last zijn. Als iemand ze kan helpen, zullen ze nog veel sneller geneigd zijn om jongeren op te vangen binnen de bedrijfswereld.
Mevrouw Remen, het is misschien goed om even een onderscheid duidelijk te maken. Er zijn leerlingen die het voltijds secundair onderwijs volgen. Ten aanzien van een 140-tal technische richtingen en beroepsrichtingen werd dit jaar de verplichting ingevoerd om in minstens – dat woord was ik daarnet vergeten – 18 halve dagen stage te voorzien. Het komt neer op ongeveer twee weken. U vindt dat niet goed, maar het is een hele vooruitgang in vergelijking met vroeger. Vroeger was er in een aantal beroepsrichtingen of technische richtingen niets.
Het is echter iets helemaal anders dan het stelsel van duaal leren en werken. Dat gaat over jongeren die niet meer voltijds naar school gaan. Naast de component werk is er ook een component van onderwijs volgen. Ze worden betaald in het teken van het component werk. Stages zijn per definitie onbezoldigd. Het betreft een beperkt aantal dagen om te proeven van de sfeer op de werkvloer. We vinden het belangrijk dat minstens die kennismaking, die mogelijkheid om de sfeer op de werkvloer op te snuiven, mogelijk blijft.
Mijnheer De Ro, we voelen aan dat veel stagegevers vinden dat het vrij ingewikkeld in elkaar zit. Er komt binnenkort een omzendbrief waarin alles wordt gebundeld: de verplichtingen, de rechten en hoe ermee kan worden omgegaan. De bedoeling is om het wat eenvoudiger te maken, ook het vinden van bedrijven. Ik heb begrepen dat ook de werkgevers het goed vinden dat de stages er zijn en dat ze er actief aan willen participeren.
Wat duaal leren en werk betreft, mevrouw Kherbache, mag de bereidheid van de werkgevers niet worden onderschat. Veel bedrijven willen mee in het systeem stappen, de tijd is echt rijp ervoor.
Mevrouw Helsen merkte heel terecht op dat er voor de component werk in omkadering binnen de bedrijven moet worden voorzien. De werknemers verdienen ook geld, het zijn mensen die ingezet worden in het bedrijf en bovendien op die manier ook leren. De school is voor het hele kader verantwoordelijk, maar natuurlijk ook voor de component leren. De leerlingen worden op school begeleid, naast de begeleiding door de werkgevers.
Dat systeem wordt de komende maanden uitgewerkt om tot één geheel te komen. Er zijn nog modulaire systemen mogelijk, afhankelijk van de capaciteit en de aard van het bedrijf. Het is nu vooral van belang om werk te maken van het ene statuut. Het industrieel leerlingenwezen is ook naar ons overgekomen, we kunnen dat nu doen.
Mevrouw Kherbache, er zijn heel veel middelen voor omkadering. Het is evident dat ze moeten worden ingezet. Ook vandaag worden al heel veel middelen ingezet voor de verschillende soorten werkplekleren die bestaan. De komende maanden, wanneer het statuut er komt, zal ook duidelijk worden op welke manier de omkadering ingezet zal worden in de bedrijven, maar ook op school, waar de leerlingen ook nog aanwezig zijn.
Dat was een duidelijk antwoord. Ik denk dat u de ernst van de zaak doorhebt. Het is cruciaal. We hebben te weinig goedopgeleide jongeren. Ik blijf ervoor gaan dat werk en school goed kunnen worden gecombineerd. Al doende leert men. Zeker voor de arbeidsmarktspecifieke opleiding is dat van belang.
Wij werkgevers, de bedrijven, staan er zeker voor open om hieraan mee te werken en kwaliteitsvolle stageplaatsen aan te bieden. Dit is zeer belangrijk. Die kinderen mogen niet in de mainstream terechtkomen, ze moeten kunnen bijleren op de werkvloer. Het bedrijfsleven zal daaraan bijdragen. Die kinderen worden onze toekomstige werknemers en -gevers.
De actuele vraag is afgehandeld.