Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Persyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik zou een open deur intrappen als ik jullie zeg dat de vermaatschappelijking van de zorg in de actualiteit staat. Het is namelijk niet uit de actualiteit weg te branden. Dat geldt voor onze ouderen – het is deze week Ouderenweek – en voor mensen met een beperking die hoe langer hoe meer, en terecht, de regie van hun leven in handen willen nemen. De laatste jaren is er ook een beweging ingezet voor onze mensen met geestelijke problemen, de geestelijke gezondheidszorg.
Het zou flauw zijn om te beweren dat de primaire driver in dat verhaal de budgettaire overwegingen zijn. Maar het spoort ook met een algemene maatschappelijke tendens naar meer autonomie en zelfbeschikking. Eigenlijk knoopt het gewoon aan met een situatie die eeuwenlang heeft bestaan. Het is pas sinds enkele generaties dat de zorg geprofessionaliseerd en gemedicaliseerd is.
We zijn beland in een situatie waarbij veel zorg terug in de thuissituatie terechtkomt en waarbij de mantelzorgers de zorg voor directe naasten, zoals familie, buren, kennissen, enzovoort op zich nemen.
Afgelopen week kwamen de resultaten van een Europees onderzoek naar buiten. De VUB en de Universiteit Gent hebben meegewerkt aan dat onderzoek. In België blijkt 28 procent van de mantelzorgers, dus één op vier of bijna één op drie van de mantelzorgers, met een zware psychische of fysieke overbelasting te kampen.
Meer nog, uit het onderzoek blijkt dat mantelzorgers, mensen die langdurig zorg voor mensen in hun directe omgeving opnemen, een verhoogd risico hebben om zelf ziek te vallen, jobverlies te lijden – vooral de sandwichgeneratie is daar gevoelig aan – en na de periode van zorgverlening zelf in een sukkelstraatje te belanden.
Minister, die cijfers zijn angstwekkend en het aantal mantelzorgers is groot. In uw beleidsnota hebt u een aantal maatregelen vastgelegd. In het regeerakkoord wordt verder ingezet op de vermaatschappelijking van de zorg. Kunt u ons meer zicht geven op een meer structurele aanpak van deze grote uitdaging in het kader van de Vlaamse sociale bescherming?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
In de beleidsnota wordt daar toch heel wat aandacht aan besteed. Het is misschien wat te lang om dat nu in een kort antwoord te synthetiseren, maar ik kan toch een aantal dingen zeggen.
Ik ben heel blij met uw inleidende benadering. Als we spreken over de vermaatschappelijking van de zorg, gaat het niet over een budgettaire kwestie. Het gaat over de overtuiging dat een goede zorg moet worden ingebed in de samenleving, zeker als het gaat over langdurige zorgnoden, chronische zorg door ouderdom of door een beperking. Het gaat over de manier waarop mensen betrokken blijven bij het leven van elke dag en kunnen participeren aan de samenleving. Dat betekent dat er in dat sociaal netwerk, in de mantelzorg moet worden geïnvesteerd. Het is namelijk gewoon belangrijk om een kwaliteitsvolle zorg te hebben en, zoals u terecht zegt, niet alleen een eenzijdig gemedicaliseerde zorg. Het verhaal is breder.
Het is duidelijk dat we op Vlaams niveau, binnen onze bevoegdheden, inspanningen moeten leveren om die mantelzorgers te ondersteunen en te waarderen. We doen dat financieel, met de zorgverzekering. Het is duidelijk dat die financiële tegemoetkoming voor een stuk inspeelt op de waardering van die mantelzorgen.
We proberen het ook te doen in de manier waarop wij het aanbod aan ondersteunende diensten uitbreiden. U zult dat zien in de beleidsnota en in de begroting van volgend jaar. Voor de gehandicaptensector hebben we een rechtstreeks toegankelijke vorm van handicapspecifieke ondersteuning mogelijk gemaakt: dagopvang en verblijf. Dat is in het bijzonder bedoeld om mantelzorgers in hun draagkracht te respecteren en ze de kans te geven om op adem te komen. Dat moet niet via ingewikkelde procedures, maar is rechtstreeks toegankelijk. Dat hebben we ingevoerd.
We hebben ook de collectieve autonome dagopvang ingevoerd. Het is onze ambitie om in elke gemeente in Vlaanderen minstens een kleinschalige dagopvang mogelijk te maken, opnieuw gericht op het ondersteunen van mantelzorgers en hun draagkracht.
We hebben het kortverblijf en we hebben de klassieke dagopvang. In het Dementieplan Vlaanderen staan ook veel acties die erop gericht zijn de mantelzorger te ondersteunen. De laatste actie is een vormingspakket om mantelzorgers inzicht te geven in de problematiek van dementie en om hen psychosociaal te ondersteunen wanneer zij worden geconfronteerd met een partner met dementie.
Op dat vlak proberen we ons beleid uit te voeren. De regelgeving van het statuut is echter een federale materie. De vraag is hoe daarop zal worden ingehaakt binnen andere bevoegdheden.
Uit het onderzoek waar u naar verwijst, blijkt dat Vlaanderen het iets beter doet dan andere regio’s.
Tot slot wil ik daar nog aan toevoegen dat we in Vlaanderen met een grootschalig onderzoek bezig zijn. Daarbij worden 4900 mantelzorgers bevraagd. Het gaat dan over de mensen die zich als mantelzorger hebben geregistreerd wanneer een inschaling is gebeurd voor iemand in de zorgverzekering. Aan de hand van die resultaten zullen we uiteraard een aantal beleidsconclusies trekken. De eerste resultaten worden verwacht in het najaar van 2015.
Minister, u somt inderdaad een resem maatregelen op die al bestonden en die nog worden geïntensifieerd. We moeten echter beseffen dat het hier over een heel grote groep gaat. In Vlaanderen alleen al gaat het over 600.000 mantelzorgers waarvan een derde serieuze sociale en gezondheidsrisico’s loopt. Ik pleit dan ook voor een meer gestructureerd antwoord op de uitdaging om te vermijden dat een grote groep Vlamingen, doordat ze zich inzetten voor een belangeloze en onbezoldigde zorg van hun medeburgers, later zou worden gepenaliseerd.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik denk dat er een vrij brede consensus over is dat mantelzorg een enorme waarde en belang heeft. Uit de beleidskeuzes die deze regering maakt, blijkt dat er meer mantelzorg nodig zal zijn. Op zich is dat een keuze die we kunnen steunen. Mensen zijn heel vaak bereid om voor hun naasten te zorgen, maar belangrijk is de manier waarop dat wordt aangepakt. We moeten mensen die bereid zijn om voor anderen te zorgen, de nodige omkadering bieden. Het gaat dan over meer structurele en psychosociale ondersteuning van mantelzorg.
Daarnaast is er het statuut dat, zoals u zelf zegt, een federale materie is. Ik veronderstel dat u er als minister bij de Federale Regering kunt op aandringen om werk te maken van een statuut omdat dat essentieel is om uw beleid over zorg en welzijn te kunnen uitvoeren.
Wij vinden dat aan dat statuut een premie gekoppeld moet kunnen worden om mensen die inkomstenverlies hebben omdat ze opteren om voor anderen te zorgen, tegemoet te komen. Voor de maatschappij is het nog altijd goedkoper om mensen een premie te geven om te zorgen voor anderen dan wanneer dat via institutionele zorg moet gebeuren.
Mensen moeten terecht kunnen bij een tijdelijke opvang wanneer hun eigen opvangcapaciteit wordt overschreden. Hoe zult u de respijtzorg, die ook essentieel is, verder uitbouwen?
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, het is inderdaad heel nobel dat de samenleving zelf verantwoordelijkheid wil opnemen voor zorgbehoevenden. Die mantelzorg verdient ons respect en onze waardering. Toch wil ik ook waarschuwen dat die mantelzorg menselijk en vrijwillig moet zijn en blijven. Mensen mogen daar niet toe gedwongen worden omdat er te weinig plaatsen zouden zijn in de reguliere zorg. De zorgbudgetten worden wel verhoogd maar ze blijven onvoldoende. Ze bedragen sowieso minder dan de verschillende regeringspartijen hadden beloofd tijdens de verkiezingscampagne. Ik kreeg ook een mail van ZorgGebruikers.be. Ook zij maken zich zorgen over de aangegane engagementen. Ik begrijp die bezorgdheid van de zorggebruikers en ik wil u dan ook oproepen, minister, om de mantelzorg te ondersteunen, ook financieel, en om uw belofte na te komen zodat die mantelzorg geen gedwongen alternatief wordt bij gebrek aan plaatsen in de reguliere zorg.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Minister, collega’s, ook voor ons blijft mantelzorg heel belangrijk. Dat zal altijd zo zijn. Minister, u hebt in de beleidsnota een heel uitgebreide passage gewijd aan mantelzorg op zich. Het blijft belangrijk dat we de mantelzorgers blijven erkennen in hun dagelijkse hulp en zorg die zij geven aan familieleden en buren. Wij moeten hen naar waarde schatten. Het is belangrijk dat er voldoende mantelzorgers zijn. Ik verwijs hiervoor naar de resolutie van mevrouw Claes en mevrouw Schryvers van de vorige legislatuur. Er moet ook rekening worden gehouden met de buurtgerichte zorg. Zo kunnen wij ervoor zorgen dat er in de toekomst voldoende mantelzorgers zijn. Mantelzorg is zeker een belangrijke hulp en invulling, die maatschappelijk leeft. (Applaus van de heer Johan Verstreken)
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, in deze discussie gaat het opnieuw over het begrip vermaatschappelijking van de zorg. Dat is een belangrijk punt. Wij staan daar ook achter. De aandacht wordt daarbij getrokken op het feit dat de draagkracht van het netwerk, in casu van de mantelzorg, cruciaal is om dat te doen slagen. U zegt dat er in Vlaanderen heel veel is gebeurd. Er gebeurt ook veel. Maar er is ook zo veel dat de mensen door al die bomen het bos niet meer zien. Minister, kunt u ook meer aandacht besteden aan het toegankelijker maken voor de mantelzorgers van de juiste informatie over wat er nu juist allemaal beschikbaar is en hoe zij eventuele problemen gemakkelijker kunnen oplossen? Eerlijk gezegd, ik ben nieuw in het beleidsdomein Welzijn en ik ben ook op zoek gegaan – er is zo veel dat die informatie eigenlijk heel moeilijk te vinden is.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, wij zijn het kamerbreed eens dat de vermaatschappelijking van de zorg geen zorg is die begint vanuit het budgettaire oogpunt. Maar het gebeurt natuurlijk wel in een budgettaire en in een politieke beleidscontext. In die zin zie ik toch wel een aantal zaken waar de score op min staat.
Ik kijk naar het hypothekeren van een aantal mantelzorgprojecten die vanuit de provincies worden aangeboden. Ik kijk ook naar het statuut, u had het er zelf over, hoe men vanuit het federale niveau het deeltijds werken gaat ontmoedigen, daar waar vandaag heel veel mantelzorgers net dat regime van werken kiezen om werk, gezin en zorg te kunnen combineren. Maar ook in uw eigen Vlaamse Regering stellen we vast dat er met betrekking tot de aanmoedigingspremies voor de privésector, die in grote mate toekomen aan mensen die een loopbaanonderbreking hebben in het kader van een zorgrelatie, een besparing van 9 procent wordt ingeschreven. Ik zou zeggen: “Practice what you preach”, en maak dus werk van een integrale aanpak die zich vertaalt in budgettaire initiatieven.
Het is natuurlijk waar dat als je zorg echt een onderdeel wilt laten zijn van het leven van elke dag van elke Vlaming, en als je wilt dat mensen daar tijd en ruimte voor hebben, dan vergt dat een beleid dat op alle beleidsdomeinen en alle bestuursniveaus aandacht verdient. “Health is in all policies”, zeggen wij dan in het vakjargon. Het is heel evident dat dat ook hier waar is.
De vraag over de informatie is interessant. Wij hebben in Vlaanderen zes verenigingen die wij erkennen als verenigingen van en voor mantelzorgers. Zij hebben als missie om mensen te informeren, te ondersteunen en te adviseren, en om op te komen voor hun belangen. Hun publicaties vormen een belangrijk kanaal waarlangs mensen kunnen worden geïnformeerd. Er zijn ook de diensten voor maatschappelijk werk van de mutualiteiten, en er is de sociale dienst van de OCMW’s. Eigenlijk moet onze eerste lijn in staat zijn en competent om de eerste contacten en oriëntaties te realiseren.
De vraag naar respijtzorg is zeer terecht. Door het rechtstreeks toegankelijk maken van handicapspecifieke vormen van ondersteuning, door de collectieve autonome dagopvang uit te breiden, door de kortverblijven en de dagopvang in de dagverzorging verbonden aan woonzorgcentra uit te breiden, door ook in het toerisme aandacht te hebben voor sociaal toerisme en zorgtoerisme, door oppasdiensten, enzovoort: door al die initiatieven proberen we echt wel ervoor te zorgen dat er voldoende aanbod is om te ondersteunen en daardoor ook onze erkenning en waardering uit te drukken voor diegenen die af en toe inderdaad op adem moeten kunnen komen en van wie wij best wel aanvaarden dat er aan hun draagkracht een beperking is.
Zoals gezegd proberen we volgend jaar dat beleid, ondanks de moeilijke omstandigheden, een stukje voort te zetten.
Het is juist dat er een vraag is naar interferentie met het statuut van de mantelzorg op federaal niveau. Ik ben absoluut, zoals voor vele materies trouwens, geïnteresseerd om het overleg te hebben om te zien wat men federaal daaromtrent ontwikkelt en wat men daar wil doen in relatie tot rechten in de sociale zekerheid.
Ten slotte is het heel juist dat ook het concept van de Vlaamse sociale bescherming hier een duurzaam kader zal zijn om te zien hoe we de ondersteuning van mensen met langdurige zorgnoden in Vlaanderen een financieel-technisch vehikel geven. Ook daar zal dat thema ongetwijfeld aan bod komen.
Het was geenszins mijn bedoeling om te pleiten voor een financiële tegemoetkoming van die talrijke mantelzorgers. Ik sluit me aan bij de insteek van mevrouw Taelman dat minstens een oplijsting van het hele aanbod zich opdringt. We moeten zelf als volksvertegenwoordiger vragen stellen om te weten hoe de vork nu juist aan de steel zit. U kunt zich voorstellen dat het voor de gebruikers op het terrein vaak heel moeilijk is om door de bomen het bos nog te zien.
Dit was het eerste optreden van de heer Persyn in de plenaire vergadering. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.