Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, in het Vlaams regeerakkoord staat de intentie om de drugshulpverlening in Vlaanderen in de sector van de geestelijke gezondheidszorg te kantelen. Op zich klinkt dat logisch, maar daarom is het nog niet vanzelfsprekend.
Heel typisch voor de sector in Vlaanderen is de grote diversiteit in het aanbod van werkvormen en therapeutische settings. Ook wordt vaak projectmatig gewerkt. Aan de hand van die projecten kan de sector zich innovatief blijven ontwikkelen. Het is die eigenheid die de sector na de inkanteling in de geestelijke gezondheidszorg wil behouden om zo de doorheen de jaren opgebouwde knowhow niet verloren te laten gaan.
Minister, vorige week donderdag heeft in Gent een groot congres over drugs plaatsgevonden. In de voormiddag hebt u daar zelf gesproken. Na de middag hebben we met een aantal Vlaamse volksvertegenwoordigers gedebatteerd over hoe een Vlaams drugsbeleid er na de zesde staatshervorming zou moeten uitzien. Na afloop is gebleken dat uw passage daar allicht ongewild voor enige deining heeft gezorgd. De sector is bijzonder ongerust. De sector vreest dat de drugshulpverlening in Vlaanderen na de inkanteling tot een eenheidsworst zou kunnen verworden, een eenheidsworst die dan tot een verschraling van het aanbod zou leiden, met alle gevolgen van dien.
Op welke wijze kunt u momenteel verzekeren dat de continuïteit in de toekomst zal worden gevrijwaard en dat de eigenheid en de innovativiteit van de sector behouden zullen blijven?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, vorige week heeft een groot congres plaatsgevonden. Ik heb daar toen de inleidende toespraak gegeven. Voor het antwoord op de concrete vragen verwijs ik naar het groenboek dat is opgesteld ter voorbereiding van de inkanteling van de bevoegdheden die ten gevolge van de zesde staatshervorming worden overgeheveld, naar het Vlaams regeerakkoord en naar mijn beleidsnota. In die documenten staat duidelijk vermeld dat het de bedoeling is van de overkomst van de bevoegdheden gebruik te maken om de Vlaamse bevoegdheden inzake het drugsbeleid te evalueren en hiervoor een stabieler kader te creëren.
Er worden heel wat zaken overgeheveld. Het ene is al wat stabieler dan het andere gefinancierd. Wie de mensen in de sector bevraagt, zal vooral de vraag om een duurzaam kader horen. Er zijn verschillende fondsen en financieringsbronnen, ook met betrekking tot de financiering van de projecten. De drugspreventiewerkers en drugshulpverleners bevinden zich soms in precaire statuten. Nu de Vlaamse overheid meer bevoegdheden krijgt, zullen we trachten een duurzaam kader te scheppen.
Volgend jaar moeten we een nieuwe gezondheidsconferentie over de preventieve gezondheidsdoelstelling in verband met middelengebruik houden. De vraag is of we de preventie en de hulpverlening willen uitbreiden. Er zijn redenen en argumenten om dat met betrekking tot de verslavende producten te doen.
Specifieke benaderingen zullen natuurlijk mogelijk blijven. De categoriale en gespecialiseerde hulpverleningssystemen zullen natuurlijk mogelijk blijven. Ik zie niet in wie vragende partij zou zijn om die expertise te laten verwateren.
De vrees dat de budgetten van het drugsbeleid zullen worden afgewend, is ongegrond. Gezien de insnoering van de provinciale bevoegdheden en de overheveling van federale bevoegdheden moeten we nagaan welk stabiel kader we voor de drugshulpverlening kunnen creëren. We willen hiervoor zorgen binnen het globaal beleid en binnen de globale visies die we met betrekking tot de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen ontwikkelen. Die visies hebben betrekking op de vermaatschappelijking en op de aansluiting bij andere ondersteuningsvormen. Er zijn heel wat trends binnen de geestelijke gezondheidszorg, en concepten en modulaire aanpakken die ook voor de inbedding van de drugshulpverlening dienstig zullen zijn.
Ik begrijp de bezorgdheden, maar ik hoop toch dat iedereen beseft dat dit een opportuniteit zal zijn om een aantal zaken een veel betere plaats en een duurzamer karakter te geven, dan dat het een probleem zou zijn. Integendeel, dit is een kans om op dat terrein iets te doen dat de sector echt ten goede zal komen.
Minister, uw intentie verheugt me alvast, maar die ongerustheid komt niet uit het niets. Om een voorbeeld te geven: vandaag is er nog veel onduidelijkheid over een aantal projecten na 1 januari 2015. U hebt de intentie om 3,2 miljoen euro van het Fonds ter bestrijding van verslavingen in te schrijven onder preventieve gezondheidszorg, terwijl er vandaag ook al projecten inzitten die meer met behandeling en begeleiding te maken hebben dan met preventie.
Minister, kunt u duidelijkheid verschaffen? Kunt u die mensen geruststellen, zonder de kans weg te gooien om sommige zaken te verduurzamen, en om dingen die kunnen verbeteren in uw beleid, ook te verbeteren? Met dat laatste ben ik het volledig eens, maar die ongerustheid komt niet uit het niets. Die heeft vooral te maken met de onduidelijkheid die er nog altijd is voor projecten op heel korte termijn.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, het thema dat de heer Anseeuw hier aansnijdt, is zonder meer een belangrijke aangelegenheid. Niet alleen in het groenboek, maar ook in het regeerakkoord en in uw beleidsnota maakt u de duidelijke keuze om een integraal geestelijke gezondheidszorgbeleid te voeren, en de drugshulpverlening daarin in te kantelen.
Voor sommige mensen die moeten worden opgenomen, worden er exclusiecriteria gebruikt. In de psychiatrie kan met niet worden opgenomen omdat men te maken heeft met een drugsprobleem of een zware verslavingsproblematiek. Die uitsluiting proberen we te ondervangen door middel van deze maatregel. Voor ons is dat van groot belang. Minister, ik vraag u om daarop toe te zien. Ik ga ervan uit dat we tijdens de bespreking van de beleidsnota, die in de komende weken op de commissieagenda staat, de gelegenheid zullen krijgen om daar dieper op in te gaan, want dit thema verdient echt wel de nodige aandacht.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, we waren afgelopen donderdag met nogal wat collega’s aanwezig op dat debat. U hebt de inleiding gegeven en ik begrijp dat u met uw drukke agenda niet kon wachten tot het einde. Toen mensen aan het woord kwamen die elke dag met hun twee voeten op het terrein staan, bleek dat er een grote ongerustheid en zelfs een verdeeldheid in die sector bestaat ten aanzien van de opties die zijn genomen in het regeerakkoord. Dat is ook logisch, want het regeerakkoord is relatief vaag. Het groenboek laat meerdere opties open. U zegt dat iedereen gerust mag zijn, maar op het terrein is de ongerustheid groot.
Naarmate de tijd verstrijkt, komt de sector almaar meer onder druk te staan. De steden en gemeenten, de provincies en ook de federale overheid, iedereen trekt er zijn handen van af. Terwijl we hier debatteren, sneuvelen er projecten op het terrein, is er een uitstroom uit de sector. Minister, ik appelleer aan u om een sense of urgency aan de dag te leggen, niet achterover te leunen en te filosoferen, maar om de zaken heel concreet aan te pakken, duidelijkheid te creëren en ervoor te zorgen dat de ongerustheid, die fataal is, wordt weggenomen.
Niet langer geleden dan deze morgen zijn we gestart met de bespreking van de begroting 2015. Ik heb in de inleidende beschouwing gezegd dat het met de begroting 2015 de bedoeling is om zoveel mogelijk continuïteit te geven aan de dingen die door de staatshervorming worden overgeheveld. Dat proberen we echt te doen.
Er zijn veel projecten bij en allerlei zaken die nu in de inventarissen terechtkomen. Het is al een hele prestatie dat we die projecten in deze budgettair moeilijke situatie continueren met het oog op evaluatie. Betekent dit dat al die projecten in lengte van jaren als project gefinancierd zullen blijven? Neen, want het is dit parlement – althans in zijn vorige samenstelling – dat er bij herhaling heeft op gewezen dat we veel te veel projectmatig werken en veel te weinig structureel verankeren en financieren. We gaan proberen van die nieuwe situatie gebruik te maken om een aantal zaken structureel te financieren. Dat moet gebeuren met beperkte middelen en dus zullen we keuzes moeten maken. Maar dat die middelen in de drugshulpverlening moeten blijven en dat we ze nuttig zullen proberen in te zetten in een eindelijk te stroomlijnen en goed georganiseerd beleid, is een ongelooflijke opportuniteit.
Mijnheer Van Malderen, tegelijkertijd zullen we ook bij de discussie met de provincies over de provinciale bevoegdheden, moeten kijken dat wat daar aanwezig is, inderdaad kan worden overgenomen op een of andere modaliteit, lokaal of door de Vlaamse Gemeenschap.
Ik begrijp dat er ongerustheden zijn, maar ik zie eerlijk gezegd evenveel mensen die me zeggen dat dit echt een momentum, een opportuniteit is om het drugsbeleid op een goede manier uit te bouwen in Vlaanderen en een decretale basis te geven, weg van die voortdurende ‘struggle for life’ van alle mogelijke projecten. Nogmaals, we doen dat binnen datgene wat we vermogen in Vlaanderen, maar ik zou dat toch eerder beschouwen als een kans in de volgende periode dan als een bedreiging.
Minister, u hebt eigenlijk gelijk: het is inderdaad een kans, maar vandaag ervaren vele mensen het als een bedreiging. Het ene hoeft het andere niet uit te sluiten. Vandaar de vraag naar duidelijkheid.
Mevrouw Jans geeft inderdaad aan wat zeer specifiek is voor deze sector, namelijk dat het een lappendeken van aanbod en van werkvormen is. Het is belangrijk dat dat gevrijwaard blijft. De projecten moeten inderdaad worden geëvalueerd, maar we moeten het kind ook niet met het badwater weggooien.
Minister, ik onthoud alvast uw goede intentie om de diversiteit binnen die sector alle kansen te geven en ook het innovatieve karakter te vrijwaren. Ik denk dat we met alle collega’s samen, zoals ik ze hier hoor, daar inderdaad werk van kunnen maken de komende weken en maanden. (Applaus bij de N-VA)
Dit was het eerste optreden van de heer Anseeuw in de plenaire vergadering. Proficiat. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.