Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Grieken heeft het woord.
Minister, de afgelopen week werden we geconfronteerd met een klein offensief in de media van enkele mensen die de legalisering van cannabis op de politieke agenda wilden plaatsen. Vooreerst was ik al verbaasd over het tijdstip. In een periode dat de gewone Vlaming meer moet betalen, zijn er wel andere katjes te geselen dan het al dan niet legaliseren van cannabis. Maar misschien is het wel net daarom, omdat we collectief in een legale roes verkeren, als we de extra belastingen krijgen van de Vlaamse en de Federale Regering. Maar alle gekheid op een stokje.
Mijn verbazing was groot toen een coalitiepartner van u, bij monde van Maggie De Block, wel gewillig bleek om daar eventueel een studie rond te laten uitvoeren. Mijn verbazing was nog groter toen ook de directeur van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD), een partnerorganisatie van de Vlaamse overheid, voorstander bleek te zijn van de legalisering van cannabis.
Als statement kan dat alvast tellen: pleiten voor de legalisering van cannabis en tegelijkertijd pleiten voor meer preventie en hulpverlening. Minister, ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat dit een beetje lijkt op een campagne voor meer verkeersveiligheid en tegelijkertijd zeggen: “Jongens, rijd maar door het rood licht”. Mijn vraag is dan ook heel klaar en duidelijk: gaat u gevolg geven aan de uitspraken van de directeur van de VAD en kan zij nog functioneren in haar functie van directeur?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik heb een tijdje geleden, toen dat debat nog maar eens de kop opstak, in een vrije tribune mijn gedacht daarover nog eens uitgedrukt. Ik ben een absolute voorstander van een ontradingsbeleid, zeker binnen de Vlaamse bevoegdheden, en die bevinden zich niet op het justitiële vlak maar op het vlak van gezondheidspromotie en ziektepreventie. Daar is de enige consistente, goede boodschap die wij moeten geven dat ik tegenstander ben van een legaliseringsproces omdat je daar vanuit het preventiestandpunt een verhaal brengt dat haaks staat op een consistente ontradende boodschap. Ik heb dat toen gezegd en ik wil dat hier nog eens zeggen, dat is wat mij betreft geen nieuw nieuws.
Het is fascinerend als je probeert te reconstrueren wat er de voorbije week is gebeurd. Er is een boek uitgekomen van professor De Ruyver en professor Fijnaut; dan is er een interview geweest met mijn federale collega; daar zijn bepaalde dingen uit in een context gebracht of uit hun context gehaald en gekoppeld aan een studie die vroeger ooit eens is besteld door collega Onkelinx over cannabis naar aanleiding van een vorige discussie daarover, waarbij gesuggereerd werd dat minister De Block die studie zou hebben besteld op die enkele weken tijd, waarbij dan aan de voorzitter van de N-VA werd gevraagd om daar fors op te reageren. Ik heb dat allemaal met verbazing bekeken.
De VAD is een vereniging die het hele Vlaamse landschap van hulpverleners en preventiewerkers in de drughulpverlening min of meer omvat. De VAD heeft dus wat dat betreft een zeer sterke benadering vanuit de organisatie. De VAD heeft ook een belangrijke opdracht van de Vlaamse overheid gekregen. Zij moet ons ondersteunen in onze preventieve opdracht. Zij doet dat volgens mij zeer correct. De laatste op jongeren gerichte campagne die wij over cannabis hebben georganiseerd was zeer succesvol en wordt op technisch vlak als een zeer goede campagne beschouwd. Die campagne was zeer duidelijk en ontraadde cannabis zeer duidelijk.
Daarover moet het volgens mij gaan. De Vlaamse overheid zal dat beleid voortzetten. Volgend jaar moeten wij een nieuwe gezondheidsdoelstelling formaliseren omdat ons actieplan Middelengebruik afloopt. Dan zullen wij opnieuw met onze grondhouding – hoe kunnen wij in onze preventie die ontradende boodschap consistent brengen? – de expertise vergaren die nodig is. Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat de VAD, die in dat communiqué trouwens zeer uitdrukkelijk het schadelijke karakter van cannabis benadrukt, die expertise op het preventieve vlak niet zou ter beschikking stellen.
Minister, dank u wel. Ik ben heel blij met uw antwoord. Maar het kwaad is geschied. Door een zo diffuse communicatie is er opnieuw verwarring ontstaan over een al dan niet gedoogbeleid, over het al dan niet legaliseren. Ik denk dat er vanuit de verschillende overheden maar een eenduidige en klare boodschap kan zijn. Een goed preventiebeleid kan alleen maar werken binnen een duidelijk juridisch kader en als cannabis niet gelegaliseerd wordt. Het kwaad is geschied. De communicatie had veel duidelijker moeten zijn.
Cannabis is heel verslavend en slecht voor de gezondheid. Daarom mag het voor het Vlaams Belang niet worden gelegaliseerd. Bovendien zijn drugsdealers geen kleine zelfstandigheden die een centje willen verdienen op de kap van de gezondheid van de mensen. Zij moeten keihard worden aangepakt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dank u, minister-president. Mijnheer Van Grieken, ik zou u willen aanraden om beter te luisteren. Mijn collega-huisarts Maggie De Block heeft zeker niet gepleit voor de legalisering van drugs, integendeel. Ze heeft wel gezegd dat het misschien zinvol zou zijn om op wetenschappelijke basis te onderzoeken of er een mogelijkheid bestaat van een derde weg. Uit onderzoek blijkt namelijk dat het volledig legaliseren en een volledig repressief beleid volledig zinloos zijn.
Wat er zeker moet komen, is een verstrenging van het gedoogbeleid. Daartoe moet het beleid ook eenduidig en transparant worden, liefst op het niveau van de Europese Unie.
De Vlaamse overheid moet inzetten op de versterking van de maatschappelijke norm van niet-gebruik en op doorgedreven preventie. Graag verneem ik dan ook van u welke bijkomende maatregelen u zult treffen op het vlak van preventie. Als er een bijkomend actieplan komt, zullen we dat zeker steunen.
Mevrouw Saeys, minister Vandeurzen is niet de minister-president, en ik ben de voorzitter van het Vlaams Parlement. Ik wil niet dat er verwarring ontstaat. Ik wil ook vragen om de volgende keer niet langer een tekst voor te lezen. Zegt u wat u denkt te moeten zeggen, dat maakt het veel aangenamer. (Opmerkingen van mevrouw Lydia Peeters)
Het reglement is het reglement, en ik pas dat gewoon toe, mevrouw Peeters. Ik vind dat iedereen het reglement moet toepassen, zo simpel is het. Ook uw fractieleider zegt me dat het goed is dat iedereen zonder papieren voor zich spreekt.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, zoals de minister aangeeft bestaat er vandaag in Vlaanderen een uitgebreid en divers aanbod op het vlak van preventie én op het vlak van de behandeling van alcohol- en drugsverslaafden.
Ik denk dat de grootste uitdaging voor Vlaanderen de komende vijf jaar erin bestaat dat uitgebreid en divers aanbod, dat in belangrijke mate bestaat uit kortlopende projecten, een plaats te geven in het facettenbeleid en in een continuüm van preventie over vroegdetectie tot behandeling, met inbegrip van repressie. In dat repressieve luik moet een link zijn met de behandeling, maar daarover moet natuurlijk met het federale niveau worden overlegd. Vlaanderen beschikt over heel wat instrumenten om die opdracht tot een goed einde te brengen. Voor alle betrokkenen – burgers en hulpverleners – is het een zeer goede zaak dat op het federale niveau nu eindelijk duidelijkheid wordt verschaft, waarbij men kiest voor een verstrenging van het gedoogbeleid inzake cannabis. Het verheugt me dat u, minister, vandaag duidelijk zegt dat u daar mee werk wilt van maken, in het kader van een sterk Vlaams drugsbeleid.
Voorzitter, collega's, morgen vindt opnieuw een grote drugsconferentie in Gent plaats. Het is een tweejaarlijks evenement, waar alle experts en veel politici deelnemen aan de debatten. Ik hoop wel dat wat ons in Vlaanderen te doen staat – ons Actieplan middelengebruik, dat eind 2015 afloopt, evalueren en ons voorbereiden op een nieuw actieplan en een nieuwe gezondheidsdoelstelling inzake het middelengebruik – niet wordt verengd tot een debat over het juridische aspect, dat is: over de prioriteiten in het vervolgingsbeleid en de strafrechtelijke aspecten van het drugsbeleid. Dat laatste is belangrijk, want een goed drugsbeleid bestaat altijd uit drie goed bij elkaar aansluitende elementen: repressie, hulpverlening en preventie.
Aansluitend bij de laatste tussenkomst is het duidelijk dat in het globale verhaal waarin het federale niveau zijn verantwoordelijkheid neemt – en het federale regeerakkoord is daarover duidelijk – ook wij, op basis van onze bevoegdheden, voor belangrijke uitdagingen staan. Projecten moeten worden geëvalueerd en verduurzaamd. Het preventiewerk heeft nood aan een structuur die ook de overgehevelde bevoegdheden en middelen omsluit. De nieuwe drugshulpverlening die in onze actieradius komt, moet worden geïntegreerd. De preventiestrategieën moeten worden geëvalueerd. We staan dus voor heel wat uitdagingen als we met die bevoegdheden op het vlak van preventie een ontradende aanpak willen realiseren. Ik probeer daarover met alle betrokken partijen in de loop van 2015 het gesprek te voeren. Voorts ga ik ervan uit dat wat het justitiële luik betreft, we kunnen voortbouwen op wat daarover in het federale regeerakkoord staat. Met respect voor elkaars bevoegdheden zullen dat de randvoorwaarden zijn die we meenemen bij de opmaak van ons eigen nieuwe gezondheidsdoelstelling en ons nieuw actieplan.
Minister, sta me toe af te sluiten met een kort citaat uit de persmededeling die u zelf hebt verspreid: “Bij de legalisering van cannabis wordt de preventieboodschap één, tegenstrijdig en twee, ongeloofwaardig. De overheid pleit voor ontrading van het gebruik, maar organiseert tegelijkertijd zelf het cannabisaanbod. De legalisatie van cannabis maakt preventie ongeloofwaardig.” Ik kan het niet meer met u eens zijn, minister, dan als u het zo formuleert. Preventie kan enkel in een duidelijk juridisch en legaal kader. Daarom pleit onze partij voor een harde aanpak en duidelijkheid, door cannabis niet te legaliseren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vraag is afgehandeld.