Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, het afgelopen weekend deden zich op verschillende plaatsen wantoestanden voor bij het jeugdvoetbal. Er was een eerste zwaar incident bij een voetbalwedstrijd tussen twee jeugdploegen in Wilrijk. Dat ontaardde in een echte knokpartij. De reden van de agressie was de scheidsrechter. Een van de teams voelde zich benadeeld. Er vielen eerst wat woorden: er kwam ruzie van. En voordat men het goed wist, gingen ouders en supporters elkaar te lijf. De politiediensten zijn erbij te pas moeten komen om de situatie te kalmeren. Er vielen gewonden.
Een tweede incident vond plaats in Sint-Truiden. Een moeder stond naar haar 9-jarig zoontje te kijken en kreeg scheldwoorden toegeroepen. Men vroeg haar of ze haar kinderen opvoedde in het bos. Dat is er natuurlijk zwaar over.
Dat soort uitspraken en bedreigingen is in het jeugdvoetbal niet nieuw. Ik zou zelfs durven te zeggen dat het een oud zeer is. Ik denk dat iedereen die al eens een jeugdwedstrijd gezien heeft, heeft moeten vaststellen dat aan de zijlijn de beledigingen toch wel over en weer vliegen. In dat klimaat moet de scheidsrechter het hoofd koel houden. Ik denk dat dat geen pretje is.
Uit een studie van de KU Leuven blijkt dat negen op de tien scheidsrechters al te maken hebben gehad met verbale of fysieke agressie tijdens, voor of na de wedstrijd. Negen op tien vind ik hallucinant veel.
Minister, wat is uw standpunt ter zake? Hoe gaat u de toename van de scheldpartijen in het jeugdvoetbal een halt toeroepen? Hoe gaat u dat in een breder kader, in de gehele jeugdsport doen?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben zestien jaar coach en trainer geweest van een jeugdvoetbalclub. Ik heb dat toen ook gezien. Mijn standpunt is duidelijk: elke vorm van agressie, unfair gedrag of racisme kan niet, mag niet. Laat de jongeren zich ontwikkelen en plezier hebben; kom daar niet in tussen. Dat is voor mij het belangrijkste.
U zei het zelf al dat het niet nieuw is. Het zal een blijvend fenomeen zijn. Laat ons echter niet de indruk wekken dat het zich alleen in de sport voordoet. Unfair gedrag, racisme en agressie kom je overal tegen. Maar laat ons er actie tegen ondernemen. Wij hebben heel veel acties ondernomen. Het is belangrijk dat wij dat doen op de verschillende niveaus in de sport.
In Vlaanderen hebben we een decreet voor gezond en ethisch sporten. Daarin geven we richtsnoeren aan de federaties opdat ze, in plaats van reactief te reageren, proactief een aantal maatregelen zouden kunnen nemen. Zo kunnen ze eerder voorkomen dan genezen. Een aantal federaties, zoals de Voetbalfederatie Vlaanderen, hebben heel de manier van werken in hun jeugdwerking herzien. Plezier wordt daarbij gezien als een recht voor de jeugd bij het sporten.
Het gaat niet alleen om voetbal, ik trek het wat ruimer open. De koepelorganisatie Vlaamse sportfederatie heeft samen met een aantal sportfederaties een traject uitgewerkt voor scheidsrechters en officials. Er zijn nu al 26 federaties die dat mee zullen uitrollen. Dit is de start van die uitrol, maar dat is ook belangrijk.
Ten slotte zijn er de clubs. Dat is zeer fundamenteel. Je ziet dat een aantal clubs al een beleid voeren met afspraken, bijvoorbeeld ten aanzien van de ouders. Natuurlijk hebben ze dat niet allemaal. Daarom hebben we praktische tools om de clubs daarbij te helpen.
Wij ondernemen dus al veel actie. Wij begrijpen ook dat we daarop in de toekomst blijvend zullen moeten inzetten om agressie te voorkomen.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik ben blij te horen dat de regering daarmee bezig is, dat men het probleem niet ontkent en vindt dat een dergelijke toestand onaanvaardbaar is. De sensibilisering en de preventie moeten in deze problematiek centraal staan. Dat is niet de kwestie van één betrokken partij, het gaat om verschillende actoren. Ik denk aan de ouders, de spelers, de trainers, de scheidsrechters, de clubs, de federatie, de bonden. Ze moeten echt allemaal de handen in elkaar slaan. Ik zeg zeker en vast niet dat het niet gebeurt. Ik weet uit heel goede bron dat de clubs daarmee bezig zijn en het probleem grondig aanpakken. Maar elk geval is er een te veel. We kunnen dat niet zomaar laten passeren.
Ik wil ook nog aandacht vragen voor het lokale niveau. Ik denk aan de uitspraken van de directeur van het Gelijkekansencentrum. Hij zegt dat er op regionaal en nationaal en internationaal niveau wel campagnes bestaan tegen agressie in het voetbal en in de sport, maar het lokale niveau wordt daar vaak bij vergeten. Het is vaak onderaan de ladder dat de grootste problemen zich voordoen.
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, minister, een van de twee voorvallen ging over een scheidsrechter, en het ging meer bepaald over het inherent kenmerk van zijn neutraliteit. Enerzijds zou het een logische piste kunnen zijn om de wedstrijden waarbij er een tekort is aan een neutrale scheidsrechter uit te stellen of niet te laten plaatsvinden. Anderzijds weet ik wel dat er een nijpend tekort is aan scheidsrechters op dat niveau. Kunnen wij meedenken, bijvoorbeeld met de Koninklijke Belgische Voetbalbond, om voor dit spanningsveld een oplossing te vinden?
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord en voor het feit dat u erkent dat deze problematiek niet onaangeroerd mag blijven. De cijfers van de studie van de KU Leuven bewijzen dat het vijf over twaalf is. We mogen deze problematiek toeschrijven aan een gebrek aan respect, dat niet alleen binnen de sportclubs heerst. Het gebeurt ook in de dagelijkse samenleving. Zo gooit de ene zomaar ongegeneerd een papiertje op de grond, en slaat de andere ongegeneerd een scheidsrechter in het gezicht. Dat zijn dingen die we niet kunnen toelaten en waar we op moeten reageren.
Ik hoor graag dat u met actieplannen bezig bent. De studie van de KU Leuven, gebaseerd op een goede steekproef met meer dan 650 scheidsrechters, die bijna allemaal in lokale jeugdreeksen of provinciale reeksen werken, geeft aan dat we een tandje bij moeten steken. Ik hoop dat die actieplannen in een versneld tempo op het terrein geraken. Misschien moet u er een grotere prioriteit van maken, om het respect te verhogen in de sport, ten aanzien van de andere club, de scheidsrechter, de ouders. Ik dank u.
De heer Annouri heeft het woord.
Het is terecht dat men aanhaalt dat dit een oud zeer is in de sport, in het voetbal, ook bij jeugdploegen, jammer genoeg. Minister, u en ik hebben een tijd in dezelfde voetbalbond gespeeld. Zoals is gezegd, is er inderdaad soms geen neutrale arbiter, maar in de meeste gevallen wordt dat op een amicale wijze opgelost. Wordt er iemand aangewezen als arbiter en verloopt dat in een goede sfeer. Soms loopt dat een beetje mis.
Wat de jeugdvoetbalploegen betreft, is het natuurlijk zo dat die jonge spelers zich spiegelen aan de professionals, die op een hoger niveau voetballen. En ook daar zie je al te veel, ook in de bond waarin u en ik hebben gespeeld, gevallen van agressie. Spelers worden voor anderhalf jaar uitgesloten, omdat ze volledig doorslaan en de arbiter meppen verkopen of nog veel erger.
Minister, is er ook een plan om een gewaarwordingscampagne op te starten, voor de professionele volwassen sporters, die duidelijk een signaal kunnen geven? Zo kan men terugkeren naar wat het belangrijkste is bij het jeugdvoetbal en de jeugdsport, namelijk ontspannen, samenkomen, zichzelf sterker maken, zich amuseren. Er moet een duidelijk signaal komen dat agressie daar niet thuishoort. Het is een oud zeer, maar het is iets dat al veel te lang aansleept en er moet eindelijk paal en perk aan worden gesteld.
Mevrouw Van Eetvelde, dat geldt uiteraard op alle niveaus, zeker ook het lokale. We hechten er daarom zo veel belang aan dat we het tot op het niveau van de club kunnen organiseren. Clubs hebben soms al een beleid waarbij op voorhand afspraken worden gemaakt met ouders. Ik heb weet van een club in het Antwerpse waar effectief wordt gezegd dat als de ouders zich niet gedragen, ook de jongere van het veld wordt genomen. Ik weet niet of dat de goede aanpak is. Maar het is een goede zaak als er op voorhand afspraken worden gemaakt. Ik maakte zelf ook altijd afspraken met de ouders bij het begin van het seizoen. Als er problemen waren, zou ik het wel zeggen, dat was niet aan hen. Als je goede afspraken maakt, lukte dat altijd wel, tot mijn verbazing. Ik ga akkoord dat we het moeten doen en blijven doen voor de lokale clubs. Er bestaan de nodige richtlijnen, er zijn praktische tools voor hoe je die zaken moet aanpakken.
Mijnheer Bajart, ik zou zeker niet overgaan tot het uitstellen van matchen als de scheidsrechter niet aanwezig is. Ik heb het plezier en het ongenoegen gehad om mee te maken dat er geen scheidsrechter was voor de match na die waarbij ik coach was en dat ik dan het scheidsrechtersfluitje overnam. Ik ben het eens met de heer Annouri. Als je dan zegt dat het dankzij de vrijwillige inzet van mensen is dat je toch kan spelen, was er in de meeste gevallen heel veel begrip en dankbaarheid.
Die dankbaarheid moet je hebben voor alle scheidsrechters. Daarom is het zo opgezet met de Vlaamse sportfederaties, niet alleen voor het voetbal, maar nu al voor 26 federaties. Dat is de juiste weg. Ik wijs de scheidsrechters niet met de vinger. Geef ze iets mee voor hoe je een moeilijke situatie moet aanpakken, hoe je moet omgaan met eerste elementen van agressie. Daar kun je ook veel mee doen.
Mijnheer Beenders, ik denk dat u intussen hebt begrepen dat die actieplannen op het terrein bestaan, maar het blijft werken. Elke dag, maar dat is bij alles. Unfair gedrag, racisme en agressiviteit moeten we altijd bestrijden. Daar kunnen we nooit mee akkoord gaan. Elk geval is er een te veel. Het zal ook in de toekomst wel blijven bestaan, maar laat ons er alles aan doen om het te beperken en tot een minimum te herleiden.
Mijnheer Annouri, ik begrijp u over dat spiegelen aan ouderen. Ik heb echter niet de indruk dat we daaraan veel kunnen doen. Zo veel andere aspecten spelen een rol, veel geld en veel andere dingen. Ik wil het graag eens opnemen met de voetbalbond, maar ik hoop dat jongeren niet daar het voorbeeld moeten vinden.
Ik denk dat er, én met de coach, én met trainers, én met ouders, samen een oplossing kan worden gevonden, afspraken kunnen worden gemaakt. Zich spiegelen aan wat anderen doen, is niet altijd het goede. Ik hoor mijn ouders nog altijd zeggen: “Het is niet omdat een andere springt, dat jij ook moet springen.” Dat telt ook hier. Ik snap wel dat ze graag opkijken naar de topvoetballers, maar laat ons toch maar onze verantwoordelijkheid nemen op het lokaal niveau, in de clubs, met de ouders. Ik ben ervan overtuigd dat er dan toch nog stappen vooruit en verbeteringen kunnen zijn.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik ben er vast van overtuigd dat we er samen met de juiste aanpak voor moeten zorgen dat deze jongeren op een ontspannen manier een sport kunnen uitoefenen. Dat is toch wat we allemaal willen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.