Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 17 december 2013 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de uitoefening van de opdrachten van de Justitiehuizen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dit ontwerp van decreet bevat inderdaad de instemming met het samenwerkingsakkoord met betrekking tot de werking van de Justitiehuizen. Ik schets de achterliggende overweging.
U weet dat door de zesde staatshervorming een aantal bevoegdheden met betrekking tot de werking en exploitatie van de Justitiehuizen worden overgedragen aan de gemeenschappen. Ze zullen dan bevoegd zijn voor burgerlijke opdrachten, zoals sociale enquêtes in jeugdzaken en familiale geschillen, voor bemiddeling in strafzaken, voor slachtofferonthaal en voor de uitvoering van sommige gerechtelijke beslissingen die te maken hebben met de voorwaardelijke invrijheidstelling, probatie en dergelijke meer.
De gemeenschappen worden ook bevoegd voor de gemeenschappelijke organisatie van het elektronisch toezicht en ook voor de organisatie van de werkstraffen. Ze worden ook bevoegd voor de eerstelijnsbijstand.
Het is duidelijk dat als we deze bevoegdheden overnemen, de samenwerking tussen de gemeenschappen enerzijds en de actoren van justitie anderzijds belangrijk is. Ook de continuïteit van de werking van de justitiehuizen is van belang, want ze vormen een scharnier tussen de welzijnssector en Justitie.
Daarom werd een samenwerkingsakkoord afgesloten. Het is eigenlijk heel eenvoudig. Ten eerste zegt het samenwerkingsakkoord dat er inderdaad een aparte interministeriële conferentie over de justitiehuizen komt. Het is natuurlijk belangrijk dat de actoren afspreken dat ze geen nieuwe opdrachten, geen nieuwe initiatieven op zich nemen die relevant zijn voor de werking van de justitiehuizen als daarover niet met elkaar is overlegd.
Ten tweede wordt er uiteraard ook voor gezorgd dat er een meer operationele overlegstructuur is, een overleg dat meer permanent kan zijn en dat natuurlijk politiek wordt geschraagd door een interministeriële conferentie om de dagelijkse afstemming tussen justitiële actoren en de justitiehuizen te kunnen verzekeren. Het secretariaat ervan wordt waargenomen door de federale overheid.
In elk arrondissement bestaat er op dit moment ook een overleg tussen een aantal actoren uit Welzijn en Justitie, ik denk over slachtoffers en andere materies. Er wordt in het akkoord afgesproken dat we in de arrondissementen naar één overleg gaan waarin alles wordt samengebracht en waarvan de werking en het voorzitterschap van het overleg worden geregeld.
Een tweede punt dat principieel wordt geregeld, is de bereidheid van de partijen bij het samenwerkingsakkoord om ook voor de gegevensdeling en de gegevensafstemming te zorgen voor het leveren van voldoende inspanningen. Het is duidelijk dat wij vanuit de kant van de gemeenschap verwachten dat we de informatie met betrekking tot gerechtelijke en administratieve dossiers moeten krijgen. Uiteraard is die onderworpen aan alle regels van wetgeving en privacy, maar het is natuurlijk noodzakelijk dat we die gegevens kunnen krijgen, want we worden belast met het bewaken van sommige voorwaarden. Aan de andere kant heeft de federale overheid er uiteraard ook belang bij dat een aantal registraties gebeuren aan de kant van de gemeenschappen en dat die informatie, bijvoorbeeld over de manier waarop aan strafuitvoering wordt meegewerkt, ook wordt gedeeld met de federale overheid.
Het laatste stuk gaat over het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht. Ook daar engageert de federale staat zich om aan de gemeenschappen alle mogelijke informatie te verschaffen die nodig is om de werking te kunnen continueren. Het is informatie die afkomstig is van penitentiaire inrichtingen, van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (EPI), en die ook van de parketten moet komen en van de strafuitvoeringsrechtbank.
Het is een samenwerkingsakkoord van eerder beperkte omvang, het bevat een negental artikels. Het is belangrijk, want op die manier is er een wettelijke basis bij de verschillende bevoegde overheden om de samenwerking erop te kunnen enten en om de continuïteit te kunnen verzekeren.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik dank u om toch nog even langsgekomen te zijn in dit parlement om toch een toelichting te geven bij een ontwerp van decreet waarvan u zegt dat het zo belangrijk is. Blijkbaar vond u het niet nodig om hier spontaan een toelichting over te geven. Want, laten we wel wezen, dit is een ontwerp van decreet dat rechtstreeks in de plenaire vergadering komt. Dat zal wellicht niet de eerste keer zijn en ook niet de laatste keer. Indien wij er geen opmerkingen over hadden gemaakt en vragen over hadden gesteld, dan was het hier gewoon gepasseerd.
Ik weet wel dat op het Uitgebreid Bureau werd beslist om het toe te voegen. Ik heb daar mijn akkoord niet aan gegeven, ik heb de verdaging gevraagd. Ik zal nog eens herhalen wat ik daarstraks zei, minister. Uiteindelijk dateert de tekst van december. U bent toen naar de Raad van State gegaan voor een advies en u hebt aan de Raad van State gevraagd om dit bij hoogdringendheid te doen omdat dit parlement sluit op 24 of 25 mei – dit parlement wordt immers niet ontbonden.
De Raad van State heeft u eigenlijk wandelen gestuurd en gezegd dat er geen reden tot hoogdringendheid was, want dat er nog drie maanden tijd was. U hebt dan gewacht tot maart om opnieuw voor een advies naar de Raad van State te gaan waarbij u wel de dertig dagen aan de Raad van State, wat dat betreft, gaf.
Minister, het feit dat u en uw regering rechtstreeks naar dit Vlaams Parlement moet komen op de voorlaatste dag van deze legislatuur met een ontwerp van decreet waarvan u zelf zegt dat het zo belangrijk is, is in feite niet serieus. Het getuigt van weinig respect voor dit parlement als u er zelfs niet bent om het toe te lichten, als men u zelfs moet vorderen. Goed, dat voor wat de procedure betreft. Mijnheer Van Malderen, het kan zijn dat ik zaag, maar het is dan maar zo.
Minister, mag ik u dan toch een vraag stellen over de inhoud en vooral over het advies van de Raad van State zelf? De Raad van State heeft in zijn uitgebreider advies van maart toch gesuggereerd om advies in te winnen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over de verwerking van de persoonsgegevens. De Raad van State suggereerde toch om in het kader van dit samenwerkingsakkoord het advies van dit orgaan in te winnen. Is dat gebeurd?
In artikel 3 van het samenwerkingsakkoord staat – en daar heeft de Raad van State ook een opmerking over – dat het overkoepelend orgaan volgens een paritaire verdeeldheid naar taalaanhorigheid moet worden samengesteld. Collega’s van de N-VA, dat is weer zo’n Belgische truc. Alles wat federaal is, moet blijkbaar op een of andere manier altijd wel paritair wat taalaanhorigheid betreft, worden samengesteld. De Raad van State maakt daar geen opmerking over, maar zegt wel: “De vraag rijst evenwel of ook niet dient te worden voorzien in een mogelijkheid van participatie van een Duitstalige magistraat.” Dat is een opmerking van de Raad van State: zou het ook niet aangewezen zijn om eventueel ook in een Duitstalige magistraat te voorzien? Is daarop ingegaan? Zo neen, waarom niet?
In de slotopmerking van de Raad van State, bij punt 10, heb ik gelezen: “Het samenwerkingsakkoord bevat geen enkele bepaling over het regelen van de conflicten tussen de federale staat en de gemeenschappen inzake de uitvoering van de in artikel 5, paragraaf 1, hoofdstuk 3, tweede lid van de laatst vermelde bijzondere wet bedoelde opdrachten. Het samenwerkingsakkoord bevat dus hieromtrent geen enkele bepaling noch op institutioneel, noch op procedureel gebied. De vraag is of het samenwerkingsakkoord op dit vlak niet aan aanvulling toe is.” De Raad van State stelt zich dus de vraag of er voor dat luik geen aanvulling nodig is. Is die er geweest? Zo neen, waarom niet?
Minister, waarom komt dit zo laat in het parlement? Ik vrees dat het een beetje aan uzelf ligt. Wat hebt u in feite gedaan met een aantal opmerkingen van de Raad van State die uiteindelijk een uitgebreid advies heeft gegeven?
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het betoog van de N-VA zal zeer kort zijn.
Zoals jullie weten, spelen de justitiehuizen een belangrijke eerstelijnsrol voor het publiek als het gaat over het gerecht. Ons juridisch apparaat kan voor mensen die er niet dagelijks in functioneren of mee worden geconfronteerd, een onbegrijpelijk kluwen zijn. Het is dan ook cruciaal dat er een instelling op het terrein aanwezig is die mensen kan informeren en begeleiden door dit doolhof. En dat is wat de justitiehuizen doen.
Dat is inlichtingen verstrekken aan administratieve en gerechtelijke overheden, daders van misdrijven begeleiden bij de uitvoering van de straf of van de maatregel waartoe de rechter beslist heeft, slachtoffers van misdrijven informeren en bijstaan en de burger informeren.
Het verzekeren van een goede werking van deze Justitiehuizen en daarmee ook de dienstverlening naar de burger, is dan ook van groot belang, ook voor de N-VA. We weten allemaal dat de uitvoering van de opdrachten van de Justitiehuizen in het kader van de gerechtelijke procedure of de uitvoering van gerechtelijke beslissingen met de implementatie van de zesde staatshervorming wordt overgeheveld van de federale overheid naar de gemeenschappen, en dit vanaf 1 juli. Maar aangezien de federale overheid bevoegd blijft voor de gerechtelijke procedures en de uitvoering van de beslissingen, is overleg en samenwerking tussen de gemeenschappen en de federale overheid noodzakelijk om deze goede werking van de Justitiehuizen te garanderen. Vandaar dit samenwerkingsakkoord dat voorziet in overkoepelend overleg, lokaal overleg, secretariaatsondersteuning door de federale overheid, secretariaatsondersteuning door de gemeenschappen, aanwezigheid van de Justitiehuizen in de expertisenetwerken van het college van procureurs-generaal, informatie-uitwisseling tussen federale overheid en de Justitiehuizen, informatie-uitwisseling tussen Justitiehuizen onderling, toegang van de Justitiehuizen tot de gerechtelijke en administratieve dossiers en registratie door de gemeenschappen. Beste collega’s, op basis van deze inhoudelijke overwegingen zal de N-VA dit samenwerkingsakkoord dan ook goedkeuren.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, uiteraard mijn verontschuldigingen dat dat rechtstreeks in de plenaire vergadering terechtkomt. Het is juist wat de heer Van Hauthem heeft geschetst. We hebben de adviezen gevraagd. Op dat moment heeft de Raad van State gezegd dat wij niet de hoogdringendheid mochten inroepen. Daarna is er overleg geweest tussen de verschillende betrokken partijen om te zien of we zouden doorgaan, want iedereen moet die parlementaire procedure afwerken. Op een bepaald moment hebben degenen die de onderhandelingen voeren tussen de verschillende betrokken overheden beoordeeld dat het toch opportuun en wijs was om die ambitie in een decretale of wettelijke regeling door te zetten.
Ik kom tot de vragen die door de heer Van Hauthem zijn gesteld. Wat betreft de Privacywet, is het evident dat met het samenwerkingsakkoord geen enkele afbreuk kan worden gedaan aan de regels die met betrekking tot de privacy bestaan. In die zin is het niet zo dat dit akkoord op zichzelf iets verandert aan de verschillende bevoegdheden van de verschillende overheden of aan de toepasselijkheid van de privacyregelgeving. We zijn van oordeel dat het akkoord op zichzelf niet moest worden voorgelegd aan de Privacycommissie.
Wat de Duitstalige magistraat betreft, hebt u kunnen zien dat daar in de artikelsgewijze bespreking op geantwoord is. Het is inderdaad mogelijk dat de voorzitter een magistraat toevoegt aan het overleg. In die zin denken we dat aan dat probleem een oplossing kan worden gegeven.
Ook op de wenselijkheid van een conflictbeslechtende procedure is in de artikelsgewijze bespreking geantwoord. Het is evident dat, als je in het overlegorgaan geen akkoorden kunt maken, de discussie zich dan verheft tot op het politieke niveau en voorwerp zal uitmaken van een deliberatie in de schoot van de interministeriële conferentie. Dan spelen de gewone regels, die daar op dit moment ook voor van toepassing zijn.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2523/1)
– De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.