Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Wienen heeft het woord.
Minister, tijdens het paasreces werd bekend dat de auditeur van de Raad van State vindt dat het hoofddoekenverbod dat nu geldt in het Gemeenschapsonderwijs moet worden opgeheven. Dat heeft onmiddellijk geleid tot een boude uitspraak van mevrouw Meuleman, die vindt dat u nu een omzendbrief moet sturen naar alle scholen dat religieuze kentekens moeten worden toegelaten.
Nu, collega’s, het gaat al lang niet meer over religieuze kentekens. De hoofddoek is geen religieus kenteken meer. Het is een daad van verzet. Het is een symbool van verzet tegen onze manier van leven, tegen onze waarden en normen.
Ik ben dan ook blij dat de initiatiefneemster het vandaag in Knack ook min of meer zo stelt. Mevrouw H’Madoun stelt in het interview: “Integratie is een fout begrip. Zeker voor mensen die hier geboren zijn. Maar ook voor de eerste generatie klopte het niet. Omdat men er eigenlijk assimilatie mee bedoelde. En dat kun je niet vragen aan een gemeenschap. Je kunt niet verlangen dat mensen hun cultuur opgeven en de identiteit van de andere overnemen.”
Wat zegt die mevrouw eigenlijk? De boom in met integratie, wij willen niet eens integreren. En laat nu de hoofddoek het symbool zijn geworden van dat verzet tegen integratie in ons land.
Minister, wat gaat u nu doen met het feit dat men dit hoofddoekenverbod wil opheffen? Bent u de sp.a van Patrick Janssens die in Antwerpen net zo’n hoofddoekenverbod heeft ingevoerd, of deelt u de visie van mevrouw Meuleman dat hoofddoeken in het Vlaamse onderwijs moeten kunnen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, beste collega’s, het is inderdaad zo dat de kans groot is dat het hoofddoekenverbod dat uitgaat van het Gemeenschapsonderwijs zal sneuvelen, zal worden afgeschaft, omdat de auditeur van de Raad van State de argumenten van het Gemeenschapsonderwijs niet aanvaardt. Statistisch gezien volgt in 90 procent van de gevallen de Raad van State de auditeur. Er is dus ook een kans dat het niet wordt gevolgd.
Vorig jaar heeft het Gemeenschapsonderwijs dat verbod voor al haar scholen herbevestigd, omdat de Raad van State stelde dat één school dat niet kon doen en dat het een algemeen verbod moest zijn. Nu verwerpt de auditeur dat en hij verwerpt ook de argumenten van het Gemeenschapsonderwijs. Gelijke onderwijskansen garanderen, actief pluralisme laten gelden en neutraliteit in stand houden zijn volgens de auditeur argumenten die niet tellen en die de godsdienstvrijheid en de individuele vrijheid niet kunnen overrulen.
Dus het gaat hier over inhoudelijk advies en niet meer over de vraag wie het hoofddoekenverbod mag invoeren: de school of de koepel. Het zou in strijd zijn met de grondrechten, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst. De auditeur zegt wel dat er beperkingen mogelijk zijn, maar die moeten gemotiveerd zijn door plaatselijke toestanden, problemen, conflicten.
We moeten hieruit lessen trekken, minister. U herinnert zich onze eerste woordenwisseling over de hoofddoeken, in september 2009. Het zal misschien nu onze laatste zijn. Maar de mening wint toch veld dat dit beter decretaal zou worden geregeld voor alle netten omdat die kwestie dan eventueel kan worden beoordeeld door het Grondwettelijk Hof. Nu gaat het altijd over administratieve rechtshandelingen, zodat het bij de Raad van State komt.
Minister, vindt u niet dat we beter werk zouden maken van een decretaal initiatief? Is dat niet wenselijk om de problematiek op te lossen?
Minister Smet heeft het woord
De vorige Vlaamse Regering – maar ook de huidige – heeft de houding aangenomen dat het de bevoegdheid is van de inrichtende macht van het Gemeenschapsonderwijs, namelijk de Raad, om te bepalen hoe er moet worden omgegaan met de hoofddoek in het Gemeenschapsonderwijs. Die zienswijze is door het Grondwettelijk Hof bevestigd. Zij hebben ermee ingestemd dat de Raad van het GO! bevoegd is om dat te doen op grond van de decreetgeving zoals die vandaag bestaat.
Ik kan dan ook geen omzendbrief maken, zoals sommigen suggereren, om naar aanleiding van een advies van de auditeur te zeggen of dat al dan niet moet. Als minister heb ik niet de bevoegdheid om dat te doen. Dat behoort tot de bevoegdheid van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs of eventueel van de decreetgever. Een omzendbrief uitvaardigen behoort dan ook niet de bevoegdheid van de regering.
Daarnaast wil ik er ook op wijzen dat de Raad van State op dit moment nog geen uitspraak heeft gedaan. Mijnheer Bouckaert, u hebt dat zelf gezegd. Het is de auditeur die een advies heeft gegeven dat meestal wordt gevolgd. Ik heb de indruk dat het belangrijk is dat er een inhoudelijk baken wordt gezet door de rechterlijke macht in dezen. Of het nu gaat over een beslissing van de raad of over een decreet, uiteindelijk is er altijd de toetsing, niet alleen aan onze Grondwet maar ook aan het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Dus zelfs wanneer u in een decretale bepaling opneemt dat het verboden is met een decreet, dan nog zal er een toetsing komen, niet van de Raad van State maar van het Grondwettelijk Hof. Het toetsingsinstrument is opnieuw het EVRM, de Grondwet en de context waarin we fungeren. Of het al dan niet gaat over een decreet, lost per definitie nog niets op.
U zegt dat u voelt dat er in het onderwijsveld eensgezindheid groeit. Ik heb die nog niet gevoeld. Sommigen, waaronder het vrij onderwijs, zijn de huidige situatie meer genegen; anderen willen misschien eerder een algemene regeling. Dan is de vraag of er een decreet moet komen en op wie het van toepassing is. Enkel op het Gemeenschapsonderwijs of ook op het provinciaal en vrij onderwijs? Is dat te rijmen met de vrijheid van onderwijs en het initiatief? Al die vragen liggen op tafel en zijn mijns inziens onvoldoende uitgekristalliseerd.
Momenteel wachten we een uitspraak van de Raad van State af. Voor zover ik het begrijp, zou dat een inhoudelijke uitspraak zijn. Ik juich die ook toe, want dat zal voor de toekomstige decreetgever ook duidelijkheid geven over wat wel en niet kan in ons juridisch bestel. De vraag of er al dan niet een decreet moet komen, vind ik vandaag voorbarig. Vraag is trouwens ook hoe men dat dan wil regelen. Binnen partijen zullen er ook nog meningsverschillen bestaan over de vraag of men al dan niet tot een verbod moet komen. Wanneer men dat toelaat, is de vraag onder welke omstandigheden men dat kan verbieden. Ook dat is onvoldoende uitgekristalliseerd.
Mijnheer Bouckaert, u hebt gelijk dat we deze legislatuur zijn begonnen in een commissievergadering met een vraag over de hoofddoek. Ik heb dat toen een veenbrand genoemd.
We sluiten de discussie hier met een actuele vraag af. Het is belangrijk dat de rechterlijke macht nu een uitspraak doet en een baken uitzet. Ook wanneer de regering of u, als wetgevende macht, was opgetreden, zouden we ongetwijfeld nu ook met een rechterlijke uitspraak worden geconfronteerd. Laten we die toetsing afwachten, en ons dan laten inspireren over wat nadien moet gebeuren.
Ik stel vast dat de Vlaamse Regering en de meerderheid in dit halfrond voortgaat op het elan van politieke lafheid: men neemt geen standpunt in over de vraag of hoofddoeken op school kunnen. Men schuift, zoals in het verleden, de zaak voor zich uit. Men zei toen dat de koepels en het Gemeenschapsonderwijs maar moeten beslissen – opdat men als politici maar geen standpunt zou moeten innemen. Men wil dus geen standpunt innemen over het feit dat deze mensen, met de hoofddoek als symbool, onze manier van leven verwerpen. Blijkbaar vinden we het normaal dat dit gebeurt. Vijf jaar lang hebben we de mogelijkheid gehad om daar iets aan te doen. De heer Bouckaert en ikzelf hebben aanzetten gegeven om decretaal vast te leggen dat hoofddoeken in het onderwijs niet kunnen. De meerderheid weigert echter een standpunt in te nemen, en blijft dat doen.
De heer Wienen verwees ook naar het initiatief van mevrouw Meuleman, met die omzendbrief. Misschien is ze op juridisch vlak wat te onstuimig te werk gegaan. Toch wil ik opmerken dat zowel zij als ik de moeite hebben getroost om een algemeen voorstel uit te werken. Zij wil een verbod van het verbod, weliswaar met uitzonderingen; ik wil een verbod, weliswaar met uitzonderingen. Het zijn gelijklopende, maar toch verschillende voorstellen. Toch kan worden gezegd dat we tenminste hebben geprobeerd om de discussie naar het parlementaire niveau te tillen. We wilden het parlement voor zijn verantwoordelijkheden stellen. Volgens mij zijn die pogingen met drogargumenten weggestemd. Ik kan alleszins niet zeggen dat de oppositie haar best niet heeft gedaan.
Een decretale regeling komt wellicht op het bord van het Grondwettelijk Hof terecht. Op dat punt hebt u gelijk, minister. Het Grondwettelijk Hof en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn hogere instanties die vooral zijn gespecialiseerd in het beoordelen van de mensenrechten, en daar is de Raad van State minder mee bezig. In dat geval zouden we weten waar we staan. Uiteindelijk zal de meerderheid moeten beslissen welke regeling zal prevaleren, en dat behoort toch tot de normale werking van de democratie. Deze regering heeft echter om de hete brij heen gedraaid, uit politieke lafheid.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ter attentie van de heer Wienen wil ik zeggen dat het feit dat men een ander standpunt heeft verdedigd, nog niet betekent dat men geen standpunt heeft of laf is. Integendeel: in de commissie heb ik meermaals het standpunt verdedigd dat we voorstanders zijn van een lokale regeling, en niet van een algemeen verbod. Op dat punt zitten we op dezelfde lijn als de auditeur, want een algemeen verbod zou in strijd zijn met de grondwettelijke bepalingen en met internationale verdragen over de gewaarborgde vrijheid van overtuiging en van eredienst. In het parlement is daarover wel degelijk gediscussieerd. Het debat was goed, maar men heeft ervoor gekozen om niet met een decreet op te treden.
Ik heb een vraag voor de minister. Op dit moment heerst er verwarring. Het feit dat een aantal scholen ervoor kiezen om de hoofddoek te verbieden, beperkt de keuzevrijheid van leerlingen, namelijk de mogelijkheden van sommige leerlingen om naar die scholen te gaan. Vandaag is het laatste trimester bezig. De schoolkeuze komt binnenkort weer aan de orde. Wat kan er worden ondernomen om de onduidelijkheid weg te werken en de schoolkeuze maximaal te garanderen?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, Groen is geen fan van de hoofddoek op zich, maar wel van de Grondwet: laat dat duidelijk zijn. De auditeur, wiens standpunt de Raad van State in 90 procent van de gevallen volgt, heeft nu toch gesteld dat een algemeen verbod welllicht in strijd is met de Grondwet, omdat het niet in verhouding staat tot het voorwerp van het initiatief. Men pakt zoiets best op het lokale niveau aan. Als er zich op scholen problemen stellen, dan kunnen die scholen tijdelijk een beperkt hoofddoekenverbod uitvaardigen. Een algemeen verbod zou in strijd zijn met de godsdienstvrijheid en het veruiterlijken ervan.
Wij zeggen dus niet meer of niet minder dan de Grondwet. Helemaal uw handen vrijhouden is al te gemakkelijk, minister. Oké, momenteel is het GO! bevoegd volgens het Grondwettelijk Hof, maar het zou wijzer zijn om geen algemeen verbod uit te vaardigen in het licht van het volgend schooljaar.
Er zal een uitspraak komen van de Raad van State. Die zal dat algemeen verbod wellicht verbieden. Dus tegen het volgend schooljaar zullen ze het wellicht moeten toelaten. Dus waarom het nu niet toelaten? Waarom kunt u als minister niet met hen gaan praten en erop aandringen dat dat wellicht de wijste beslissing is? Dat is het enige wat ik heb willen zeggen, en dat is logisch op het vlak van de uitspraken.
Mevrouw Meuleman, ik communiceer niet via omzendbrieven met het Gemeenschapsonderwijs. (Opmerkingen van mevrouw Elisabeth Meuleman)
U hebt gevraagd om een omzendbrief uit te vaardigen om aan de scholen de regeling uit te leggen. Ik kan dat niet, dat is niet grondwettelijk en niet decretaal. U hebt mij noch de Vlaamse Regering de bevoegdheid gegeven om dat te doen. Ik zit niet in de Raad van het Gemeenschapsonderwijs, ik heb daar zelfs geen vertegenwoordiger, geen regeringscommissaris in zitten. Men heeft destijds geopteerd om dat volledig autonoom te maken zonder vertegenwoordiger van de minister of de Vlaamse Regering. Dat is de huidige decretale situatie.
Zelfs als ik dat al zou willen, wat ik nog in het midden laat, een omzendbrief uitvaardigen, ik kan dat juridisch niet. Een minister, tot nader order – men dreigt dat wel eens te vergeten – moet nog altijd de wet respecteren. Ik kan dat niet via een omzendbrief doen.
Het Gemeenschapsonderwijs kent mijn mening daaromtrent perfect. Het is aan de Raad van het Gemeenschapsonderwijs om die beslissing te nemen, nogmaals: dat is bevestigd door het Grondwettelijk Hof.
Ik denk niet dat de keuzevrijheid vandaag in gevaar is gekomen, mijnheer Kennes. Leerlingen hebben het recht om een school te kiezen. Zelfs wie een hoofddoek draagt, kan een school kiezen. Op zich is de keuzevrijheid niet in gevaar. Dat ze onder druk kan staan in bepaalde gebieden, zal ik niet ontkennen, maar ‘in gevaar zijn’ is nog een stap verder, dat is nu niet aan de orde.
Voorzitter, het is heel belangrijk dat we wachten op de uitspraak van de Raad van State. Mijnheer Bouckaert, u weet dat de Raad van State zich met vragen over de beslagenheid van de Raad van State altijd tot het Grondwettelijk Hof kan richten met een prejudiciële vraag. Als het voor hen niet duidelijk genoeg is, kunnen ze naar het Grondwettelijk Hof stappen.
Ik heb begrepen dat aan de Raad van State gevraagd is om in verenigde kamers een uitspraak te doen. Ook dat zult u met me eens zijn, doet men alleen in principiële zaken. Men zal zeer goed nadenken welke beslissing men neemt. Er ligt nu een unieke kans op tafel om een van onze hoogste rechtshoven te horen over de inhoudelijke bakens. Als we die informatie hebben, zal in eerste instantie de Raad van het Gemeenschapsonderwijs zich moeten beraden en in tweede instantie uiteraard de decreetgever. Dat is vandaag echter niet aan de orde.
Mijnheer Kennes, ik wil u feliciteren met uw zeer duidelijke standpunt voor of tegen de hoofddoek. Uit uw standpunt kan ik enkel maar concluderen dat u in de juiste partij zit.
Aan de andere kant, collega’s, moeten we ons de vraag durven te stellen: waarom blijven we dit voor ons uitschuiven? De minister wil dat er een baken komt waar we dan mee verder kunnen. Wat doen wij hier dan als volksvertegenwoordigers als wij de bakens niet eens willen uitzetten? Dan zijn we toch slecht bezig? Wat doen we hier als we de krijtlijnen en het speelveld niet bepalen waarin deze gemeenschap werkt en leeft?
De mensen die pleiten voor het hoofddoekenverbod, en de initiatiefneemster, zeggen: dit is ons land, we hoeven ons dus niet onderdanig op te stellen, wij zijn burgers zoals iedereen, en hebben het recht op te eisen wat ons toekomt.
Het dragen van een hoofddoek in het onderwijs, in het Vlaams onderwijs, hier in het westen, komt hen niet toe. Dat is geen recht dat hen toekomt. Wat mij betreft, kunnen hoofddoeken op school wel, maar dan aan de overkant van de Middellandse Zee. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik zal slechts één opmerking maken, ik kan mijn tijd nog wel voor iets anders gebruiken, aan degenen die een lokale regeling voorstellen. Ik wil verwijzen naar de uitspraak van mevrouw Verdyck. Volgens haar leiden lokale regelingen tot de schoolkeuze in functie van het al dan niet verbod op een hoofddoek. Dat ontkracht de vrije schoolkeuze.
Maar ik wou van deze gelegenheid gebruik maken, waarde collega’s. Dit is mijn laatste actuele vraag aan de minister. Wij hebben vijf jaar samengewerkt, naar ik meen in een goede sfeer. Ik dank de minister voor de alerte, gedreven en transparante manier waarop we de afgelopen vijf jaar gediscussieerd hebben. Het ging er soms heel hevig aan toe, maar altijd in wederzijds respect. Als afscheidssouvenir heb ik een cartoon laten maken door mijn vriend Steven Degryse of Lectrr in De Standaard. Het is een referentie aan de Brusselse carrière van onze minister. Alstublieft. (De heer Boudewijn Bouckaert overhandigt een cartoon aan minister Pascal Smet. Applaus)
De actuele vragen zijn afgehandeld.