Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de omgevingsvergunning.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Ceyssens, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, de ministers zijn nog altijd niet aanwezig, en dat lijkt me niet goed.
Mijnheer Sanctorum, maak u niet ongerust, we zullen het nodige doen.
Ik neem aan dat ze tijdens de bespreking aanwezig zullen zijn?
Inderdaad, en anders schorsen we de vergadering. Intussen kan de heer Ceyssens wel al verslag uitbrengen.
Voorzitter, ik dank u dat ik toch meteen aan mijn verslag mag beginnen, anders zou ik nog langer met plankenkoorts op mijn stoel moeten zitten wachten. Ik ben ook naar voren gekomen zodat u mij tussen de menigte kunt herkennen.
Niettegenstaande de geringe belangstelling en het vroege uur van deze vergadering, wil ik toch het belang van dit ontwerp van decreet benadrukken. Ik heb het al meermaals gezegd.
Sinds de jaren 80 wordt er in Vlaanderen al over de omgevingsvergunning, het integreren van de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning, gesproken. Deze regering nam het dan eindelijk op zich om deze ‘permis unique’ zoals het vaak werd genoemd in de commissie Sauwens, te realiseren. Maar tussen droom en daad ligt een heel lange weg en dat deze weg niet zo simpel was, is duidelijk. Er was de bevoegdheidsverdeling voor het verlenen van vergunningen tussen gemeente, provincie en gewest. Op die verschillende niveaus waren verschillende mensen en diensten met die dossiers bezig. De milieuvergunning had een tijdelijk karakter en de bouwvergunning een permanent.
Toch zette de regering door en deze hervorming was een uitgelezen kans om ook een aantal andere dingen te regelen, zoals bijvoorbeeld het geïntegreerd advies. Conceptnota’s werden besproken en goedgekeurd, verschillende administraties werkten uit, adviezen werden gevraagd en verstrekt. Het ontwerpdecreet op de omgevingsvergunning werd uiteindelijk op het einde van 2013 in het Vlaams Parlement ingediend. Vijf commissiezittingen werden er besteed aan dit ontwerp. De commissie hield op 12 en 18 februari 2014 hoorzittingen over het ontwerp van decreet betreffende de omgevingsvergunning. De commissie hoorde op 12 februari 2014 vertegenwoordigers van de Boerenbond, de Bond Beter Leefmilieu (BBL), het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka), de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) en de Vlaamse Confederatie Bouw. Op 18 februari 2014 kreeg de commissie toelichting bij de werklastmeting die in opdracht van het Departement Bestuurszaken werd uitgevoerd door Deloitte en hoorde ze vertegenwoordigers van de Vereniging van de Vlaamse Provincies en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en professor Dirk Lauwers van de onderzoeksgroep Stedelijke Ontwikkeling van de Universiteit Antwerpen. Uit de hoorzittingen bleek duidelijk dat de werkgevers in Vlaanderen allemaal achter de principes van dit decreet stonden. Ook de BBL kon zich in een aantal uitgangspunten vinden maar waarschuwde toch ook voor enkele risico’s en neveneffecten. Bij de werklastmeting, bedoeld om de impact van dit decreet op de lokale besturen in te schatten, werden dan weer zeer veel kritische bedenkingen gemaakt.
Tijdens de algemene bespreking waren niet alle fracties unaniem. De Groenfractie, bij monde van collega Sanctorum, zag veel risico’s. Groen hoopt dat dit ontwerp van decreet een versnelling van procedures realiseert, maar was daar niet van overtuigd. Ook het permanente karakter leverde veel kritische bemerkingen op van de Groenfractie.
De CD&V-fractie prees het ontwerp en het vele werk dat hieraan voorafgegaan was. CD&V vond de centrale rol van de lokale besturen en het geïntegreerde advies grote stappen vooruit. CD&V vond bovendien het permanente karakter van de omgevingsvergunning een reuzenstap.
De N-VA-fractie zag in het ontwerp van decreet een versnelling en een vereenvoudiging, maar zag er ook een pilootproject in waar later nog andere wagonnetjes aan kunnen worden vastgehangen, zoals de socio-economische vergunning.
Collega Huybrechts zei dat de Vlaams Belangfractie veel belang hecht aan de doelstellingen van dit ontwerp van decreet, maar legde sterk de klemtoon op de absolute noodzaak van een goede begeleiding van de lokale besturen.
Namens sp.a beklemtoonde de heer Vanlerberghe dat het een goed ontwerp van decreet is, met veel evaluatiemogelijkheden, gekoppeld aan het permanente karakter, maar hij vroeg ook aandacht voor een goede begeleiding van de lokale besturen.
Mevrouw Van Volcem zag vanuit Open Vld veel gemiste kansen bij dit ontwerp. Zij vreesde prijsverhogingen op de woningmarkt door te trage procedures en nog veel onduidelijkheid voor ondernemers. Open Vld vroeg zich ook af of dit ontwerp, dat duidelijk winst is voor de gemengde aanvragen, niet te veel vertraging zal genereren voor de niet-gemengde aanvragen.
Er werden vanuit de verschillende fracties amendementen aangebracht op dit ontwerp van decreet: een aantal technische en een aantal als reactie op de hoorzittingen. Verschillende fracties vroegen bijvoorbeeld hoorrecht in de beroepsprocedure op provinciaal niveau, wat intussen in de commissie werd toegevoegd. Het geamendeerde ontwerp werd uiteindelijk goedgekeurd met 8 stemmen voor bij 4 onthoudingen. Niemand stemde tegen. (Applaus)
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, een aantal voordelen van de omgevingsvergunning zijn al toegelicht door collega Ceyssens, waarvoor dank. Eerst is er de integratie van beide vergunningenstelsels, wat een vereenvoudiging en een versnelling van procedures moet meebrengen. Ten tweede garandeert het permanente karakter een grotere rechtszekerheid aan de vergunningplichtigen. Ten derde moet, na de tijdswinst die kan worden geboekt, de invoering van de omgevingsvergunning leiden tot een betere kwaliteit, tot betere vergunningen. Er komt één openbaar onderzoek, één adviesronde en één consensusadvies.
Niet onbelangrijk is te vermelden dat lokale besturen in het licht van de nieuwe uitgebreide taakstelling, extra begeleid en ondersteund zullen worden. Met dit ontwerp van decreet komen we tegemoet aan een vraag die al twintig jaar weerklinkt, vooral vanuit de ondernemerswereld, om werk te maken van de integratie van stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen. De ministers Muyters en Schauvliege zijn dus geslaagd in een dossier waarin velen voor hen gefaald hebben. Wij zullen dit graag goedkeuren.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, onze leefomgeving heeft een grote impact op de kwaliteit van ons leven, en in het bijzonder van onze gezondheid. Het recht op bescherming van onze gezondheid en van een gezond leefmilieu zijn als grondrechten opgenomen in artikel 23 van de Grondwet. De maatschappij moet in het bijzonder waken over een gezonde leefomgeving voor kinderen. Hun lichaam is immers nog volop in ontwikkeling en daardoor nog extra kwetsbaar. Kinderen nemen de gevolgen van een ongezond leefmilieu hun hele leven mee.
De gezondheid van onze leefomgeving staat evenwel sterk onder druk. De luchtkwaliteit en het omgevingslawaai in Vlaanderen overschrijden de geldende milieukwaliteitsnormen. In de aanloop naar de herziening van de Europese luchtkwaliteitsrichtlijnen in het najaar van 2013 heeft de World Health Organization (WHO) overigens laten verstaan dat de huidige normen strenger moeten worden.
Het wegverkeer is in Vlaanderen de voornaamste bron van luchtvervuiling en omgevingslawaai. Internationaal zijn wetenschappers het erover eens dat verkeersemissies een zeer negatieve impact hebben op de gezondheid van iedereen die in de nabijheid van een drukke verkeersader woont, werkt of verblijft. Er is een aangetoond rechtstreeks verband tussen de levensduur en de afstand tussen de plaats waar men verblijft en een drukke verkeersweg. Een aantal groepen in de samenleving zijn daarbij extra kwetsbaar: nog ongeboren en opgroeiende kinderen, ouderen en personen met een chronische aandoening. Samengenomen is meer dan een derde van onze bevolking extra kwetsbaar voor de gevolgen van verkeersemissies. Desondanks worden nog steeds tal van nieuwe projecten voor ziekenhuizen, scholen, opvanginitiatieven en rusthuizen gepland vlakbij drukke wegen.
De problematiek heeft ook een sociale kant. Gezinnen met de laagste inkomens en het laagste autobezit wonen dikwijls op die plaatsen waar de gezondheidsimplicaties van luchtverontreiniging en lawaaihinder het grootst zijn.
Luchtvervuiling en omgevingslawaai brengen ook heel wat kosten met zich mee. Een studie van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) in opdracht van Milieurapport Vlaanderen heeft aangetoond dat de chronische effecten van blootstelling aan fijn stof alleen al de maatschappij per jaar 3,4 miljard euro aan gezondheidskosten kosten. Samen met de effecten van verkeerslawaai wordt dit zelfs meer dan 5 miljard euro per jaar.
Om echt werk te maken van een gezonde leefomgeving moet verontreiniging veroorzaakt door wegverkeer dus aangepakt worden. Ondanks die vaststelling slaagt het Vlaamse mobiliteitsbeleid er tot op heden niet in om het wegverkeer als verontreinigingsbron werkelijk terug te dringen. Talloze instrumenten zijn beschikbaar om dit aan te pakken maar worden niet omgezet in de praktijk. Er mag dus niet meer worden geaarzeld om daadkrachtig in te zetten op de vermindering van verkeersverontreiniging.
Het huidige juridische kader blijkt een gezonde leefomgeving nauwelijks te waarborgen. Een mobiliteitsbeleid dat de potentie heeft om te leiden tot een echte omslag naar duurzame mobiliteit ontbreekt voorlopig en de milieuwetgeving en de wetgeving op de ruimtelijke ordening zijn niet aangepast aan het inzicht dat ook verkeerswegen belangrijke bronnen van verontreiniging zijn.
Collega’s, ik heb hier een theoretische beschouwing bij die door mezelf of door iemand van mijn fractie geschreven zou kunnen zijn. Het is een tekst die geschreven werd en ondertekend door onder andere Allergienet, de Alliance for Childhood European Network Group, de Bond Beter Leefmilieu, de Gezinsbond, de loco-regionale gezondheidsoverleggen en -organisaties (Logo’s), het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties, het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie, de Vlaamse Liga tegen Kanker – en ik zou nog een tijdje kunnen doorgaan. De tekst is ook mee ondertekend door een aantal onderzoeksautoriteiten zoals de professoren Catherine Bouland, Dirk Avonts, Benoit Nemery en Tim Nawrot. Al deze gerenommeerde mensen zijn verbonden aan verschillende universiteiten in ons land. Ongeveer gelijktijdig – en het was niet afgesproken – toen Groen een amendement indiende bij dit Omgevingsvergunningendecreet om afstandsregels in te voeren tussen kwetsbare groepen en verkeerswegen, kwam deze oproep. De inhoud was hetzelfde: het ging ook over afstandsregels en een in de eerste plaats brongerichte aanpak. Maar omdat zo’n brongerichte aanpak heel veel tijd vergt, moeten er drastischere maatregelen worden genomen. Aangezien de afstand tussen verkeer en kwetsbare groepen zo’n robuust wetenschappelijk bewijs heeft, lijken die afstandsregels de meest geschikte manier om de blootstelling aan en de impact op onze gezondheid van vervuilende stoffen te doen dalen of zoveel mogelijk te vermijden.
Dat is naar het voorbeeld van Nederland, waar besluitgevoelige bestemmingen in 2008 zulke afstandsregels invoerden. De oproep van mijn fractie en van al die organisaties en onderzoeksautoriteiten viel in dovemansoren. Geen reactie vanuit andere fracties, enkel een minister die stelde dat het leefmilieu onvoldoende werd beschermd.
Dat deze Vlaamse Regering geen gebruik maakt van de omgevingsvergunning om een kwaliteitsvollere leefomgeving te verkrijgen, is echt een gemiste kans. Een kans die hopelijk door een volgende Vlaamse Regering zal worden genomen. Dit is het einde van de legislatuur, maar het is niet alleen de verantwoordelijkheid van deze regering, maar ook van de meerderheid van dit parlement dat er onvoldoende aandacht is geweest voor luchtkwaliteit, voor de impact op onze gezondheid.
Ik verwijs ook graag naar de recente rapportage naar aanleiding van het luchtkwaliteitsplan. We doen in Vlaanderen gewoonweg te weinig voor onze luchtkwaliteit. Minister, dat zeg ik niet alleen, dat bewijzen tal van oproepen en rapporten van uw eigen administratie. (Applaus bij Groen)
De heer Martens heeft het woord.
Ik wil een kanttekening maken bij het verhaal van de afstandsregels door de heer Sanctorum. Een afstandsregel as such zegt veel minder dan blootstellingsnormen. Het is niet zozeer de afstand tot een bepaalde weg die bepaalt hoeveel vervuiling en lawaai je te slikken krijgt. Het is de hoeveelheid verkeer, de evolutie van de uitstootnormen, de Euroclassificatie van onze wagens, de turnover van het wagenpark. Dat zorgt er allemaal voor dat binnen eenzelfde afstand en verkeersvolume, de luchtkwaliteit ook verbetert. Alle heil verwachten van afstandsregels, los van de verkeersdrukte op een bepaalde weg, los van de samenstelling van dat verkeer, is te kort door de bocht. Om nu te beweren dat je daardoor de gezondheidsrisico’s zult terugdringen, daar geloof ik niet in. Het enige relevante criterium is de blootstelling van de bevolking aan vervuiling en lawaai.
De heer Sanctorum heeft wel een punt dat de verbetering van de luchtkwaliteit, zeker inzake blootstelling aan stikstofoxide en fijn stof, nog een weg heeft af te leggen. Er zullen nog maatregelen moeten worden genomen in de transportsector, de gebouwensector, de industrie, om de Europese normen te kunnen halen en ervoor te zorgen dat de Vlaming gezonde lucht zal inademen.
De verdienste van het omgevingsvergunningdecreet is toch heel anders. Dit is een proceduredecreet dat er moet toe leiden dat gescheiden vergunningsprocedures worden geïntegreerd, dat er één aanvraagdossier kan worden ingediend, wat een pak administratieve last vermindert. Er komt één geïntegreerd, gewogen advies, zoals we ook hebben gevraagd in de resolutie van de commissie-Sauwens. Dat wordt gehonoreerd: één adviesprocedure, één beroepsprocedure, één uitspraak. Dat heeft allemaal serieuze voordelen.
Kijk alleen maar naar de problematiek van de windmolens. We maken vandaag mee dat in afgebakende windturbinelocaties, waar men windmolens wenst vanuit planologisch oogpunt, projectontwikkelaar A een milieuvergunning heeft gekregen, en projectontwikkelaar B met een park dat daar haaks op staat, een stedenbouwkundige vergunning. Het gevolg van die gescheiden werelden is dat er helemaal niets komt. In een zone waarvan de overheid stelt dat ze windturbines wilt, heffen die gescheiden vergunningstelsels elkaar op. Die zones blijven dus geblokkeerd.
Welnu, met zo’n omgevingsvergunning zal dat worden opgelost. Het is nog één ontwikkelaar die in één zone een vergunning kan krijgen. Dit voorbeeld toont aan dat het om meer gaat dan een loutere vereenvoudiging. Dit zorgt in de praktijk voor heel wat minder blokkages.
Los van die vereenvoudiging wordt er ook een belangrijke versnelling doorgevoerd, ik zal niet zeggen voor elk dossier, maar toch zeker al voor de milieu-effectrapportplichtige projecten.
Het feit dat de MER-procedure wordt geïntegreerd in een vergunningsprocedure betekent toch al snel een tijdwinst van zes maanden. Dat is niet niks. Het is heel wat. We mogen blij zijn dat er nog heel belangrijke investeringsprojecten naar Vlaanderen komen. Voor die investeringsprojecten betekent dat een serieuze versnelling van de procedure.
Daarnaast denk ik dat er nog aandachtspunten blijven. Zo is er de extra werklast voor de lokale besturen. De omgevingsvergunning gaat gepaard met een belangrijke declassering, waarbij vergunningen die tot voor kort door de bestendige deputaties op het niveau van de provincie werden uitgesproken nu in eerste aanleg bij de colleges van burgemeester en schepenen terechtkomen. Er werd een actieplan in het vooruitzicht gesteld dat die lokale besturen ook zal helpen in het vormen en opleiden van ambtenaren. Via een amendement hebben we er in de laatste rechte lijn net voor de goedkeuring in de commissie voor gezorgd dat de regering de nodige middelen moet uittrekken om die extra werklast voor de lokale besturen te kunnen compenseren. We zullen geen bevoegdheden overdragen als er geen centen mee gepaard gaan. Met dat amendement kunnen we ermee leven dat dit decreet een belangrijke declassering met zich meedraagt. De lokale besturen zullen in de praktijk zelf moeten aantonen dat ze die nieuwe bevoegdheden aankunnen en de nieuwe taken met de volle verantwoordelijkheid perfect tot een goed einde kunnen brengen.
Dit decreet moet een belangrijke start zijn voor de hele digitaliseringsoefening. Er zijn een aantal proefprojecten geweest rond de digitale bouwaanvraag, maar die aanvraag stond on hold in afwachting van die omgevingsvergunningen. De databank van milieuvergunningen moet een databank van omgevingsvergunningen worden. Het is nog altijd niet operationeel, maar we hopen dat met dit decreet het startschot kan worden gegeven voor die digitalisering. Eén digitale vergunningendatabank, één digitale aanvraag moet, wat ons betreft, gepaard gaan met de mogelijkheid om in het kader van openbare onderzoeken digitale adviezen, digitale beroepschriften enzovoort in te dienen.
Een laatste punt dat voor ons van belang is, is het permanent karakter. Daar is heel wat om te doen geweest. De vergunningen worden nu in principe permanent van aard. De vraag stelt zich dan of er genoeg opportuniteiten zijn om die vergunningen aan te passen aan de stand der techniek, de best beschikbare technologieën enzovoort. Wij denken dat die kans er is via die periodieke evaluatieprogramma’s. Die moeten wat ons betreft ook zeer ernstig worden genomen. Als er nieuwe best beschikbare technieken zijn, moeten die doorwerken naar de vergunningen.
Er worden in het decreet ook een aantal uitzonderingsgronden opgesomd om vergunningen tijdelijk te kunnen bijsturen of in de duur te beperken. Het is belangrijk om die uitzonderingsgronden ernstig te nemen. Zo staat er in artikel 81 onder andere dat men moet kunnen gaan tot een twintigjaarlijkse bijstelling, voor zover de risico’s en de hinder niet via milieuvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden herleid. Verderop staat gedefinieerd wat er als hinder en risico’s kan worden beschouwd. Er staat onder andere bij dat het ook moet gaan over de risico’s op de uitputting van hernieuwbare en niet-hernieuwbare hulpbronnen.
Minister, het lijkt mij nuttig dat u iets verduidelijkt. Ik zal het voorbeeld van de afvalverbrandingsinstallaties aanhalen. Rond die afvalverbrandingsinstallaties willen we conform het Materialendecreet een krappe capaciteitsplanning opstellen waarbij er geen overcapaciteit mag zijn die de druk op recyclage en selectieve inzameling zou wegnemen. Het is een type installatie dat om de twintig jaar moet kunnen worden geëvalueerd. Als er een overcapaciteit is, moet kunnen worden gezegd dat de meeste van die verouderde installaties na twintig jaar zullen worden gesloten om het principe van de krappe planning overeind te kunnen houden en om, met andere woorden, geen overcapaciteit aan verbrandingsinstallaties te creëren met een negatieve impact op selectieve inzameling, recyclage en preventie, een fenomeen dat we vandaag in Nederland en Duitsland zien.
Minister, misschien kunt u nog eens bevestigen dat de mogelijkheid wel degelijk bestaat om in dergelijke gevallen de vergunningen voor bestaande installaties in te trekken om een aantal principes uit ons milieubeleid, zoals de krappe planning en de afvalbeheerhiërarchie die recyclage en materiaalrecyclage laat voorgaan op energierecuperatie, te kunnen hardmaken.
We zullen dit ontwerp van decreet met veel plezier goedkeuren. Het werk is daarmee echter nog niet af. We verwachten van de Vlaamse Regering dat ze de uitvoeringsbesluiten tot een goed einde zal brengen. We verwachten tevens dat dit ontwerp van decreet meteen het startschot zal vormen voor een digitalisering van de vergunningsprocedure en dat we, met andere woorden, de vereenvoudiging die nu reeds in de procedures vervat zit, in de praktijk te zien zullen krijgen.
Voorzitter, ik wil eerst even ingaan op wat de heer Martens over die uitvoeringsbesluiten heeft gezegd. Volgens mij houdt het ontwerp van decreet in dat we in principe na minstens een jaar over de uitvoeringsbesluiten moeten beschikken. Ik veronderstel echter dat die uitvoeringsbesluiten bijna klaar zijn. Indien niet, geldt dit allicht wel voor de opmaak ervan.
Ik zou graag een stand van zaken krijgen. Ik zou graag weten of vooral de volgende Vlaamse Regering die uitvoeringsbesluiten zal moeten schrijven. Het is mogelijk dat ze momenteel al zo goed als klaar zijn. De volgende Vlaamse Regering kan dan, afhankelijk van de samenstelling, natuurlijk nog wel wijzigingen aanbrengen. Ik veronderstel dat een voorstel van uitvoeringsbesluiten klaar zal zijn.
Wat de evaluaties betreft, ben ik, in tegenstelling tot de heer Martens, veeleer bezorgd. Iedereen verwacht veel van die evaluaties. Tijdens de hoorzittingen hebben we echter vernomen dat er bij de gemeenten en de provincies enig voorbehoud leeft. Zeker in de kleine gemeenten bestaat er enige vrees met betrekking tot de capaciteit. De vraag is of die gemeenten voldoende personeel hebben om die verantwoordelijkheid op te nemen.
Het is gemakkelijk te stellen dat we in theorie alle heil van die evaluaties mogen verwachten. De vraag is natuurlijk wat in de praktijk zal gebeuren. De uiteenzettingen van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) tijdens de hoorzittingen hebben mijn vrees absoluut niet weggenomen.
Ik wil ook nog even reageren in verband met de afstandsnormen. Het is uiteraard de blootstelling aan een hele cocktail van schadelijke stoffen die uiteindelijk een impact op onze gezondheid genereert. Dat is vrij evident. Ik stel echter vast dat we de blootstellingsnormen niet halen en dat de wetenschappelijke vraag blijft aan wat we dan precies worden blootgesteld.
De meest robuuste benadering houdt in dat de impact van een blootstelling op onze gezondheid wordt gemeten. Daarover bestaat echter heel wat wetenschappelijke discussie. Er is geen discussie over het feit dat het verkeer een impact op onze gezondheid heeft. De vraag is welke impact dit exact is, welke processen hierdoor in ons lichaam in gang worden gezet en welke stoffen hiervoor verantwoordelijk zijn.
Ik denk in dit verband onder meer aan de discussie over particulate matter 10 (PM10), een maat voor fijn stof in de EU en bijgevolg ook in Vlaanderen. Op basis hiervan zijn blootstellingsnormen opgesteld. Waarschijnlijk zijn het de veel kleinere fracties die schade berokkenen. De vraag is dan op welke wijze dit gebeurt. Binden de stoffen zich aan de kleine fracties? Zijn het de kleine partikels, zoals stikstofoxide, zelf? Het is een hele mix en een zeer complex probleem.
We merken dat de oproep van die wetenschappers ten aanzien van de politiek geen steun vindt in het Vlaams Parlement of bij de Vlaamse Regering. Volgens die wetenschappers is de afstand tot de verkeersweg de beste maat om de graad van de schadelijkheid van het autoverkeer te bepalen. Die afstand is het wetenschappelijk argument voor de invoering van de afstandsregels. We moeten er akte van nemen dat daar geen politieke meerderheid voor bestaat. Dit is in elk geval wetenschappelijk gefundeerd.
Voorzitter, volgens mij treedt dit ontwerp van decreet in werking een jaar na de uitvoeringsbesluiten. Het is niet zo dat de uitvoeringsbesluiten een jaar na de goedkeuring van het ontwerp van decreet klaar moeten zijn.
Mijnheer Sanctorum, wat uw betoog betreft, wil ik toch even vermelden dat het hier om een ontwerp van proceduredecreet gaat. We spreken hier niet over de inhoud van de verschillende vergunningen.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om namens onze fractie de kernpunten in deze omgevingsvergunning nog eens heel duidelijk te onderstrepen. We zijn uiteraard zeer tevreden dat we met de omgevingsvergunning in de toekomst naar één aanvraag kunnen gaan. We hebben de afgelopen jaren aan den lijve ondervonden dat we intussen in een maatschappij leven waar elke mogelijkheid om op basis van procedurefouten iets onderuit te halen, wordt aangegrepen. Daarom is het voor iedereen veel duidelijker en transparanter om één procedure te hebben.
De burger heeft er vaak geen boodschap aan of het nu over de bouwvergunnings- of de milieuvergunningsaanvraag gaat. We zien daar dikwijls dat bezwaren een en dezelfde zijn. Nu is er één aanvraag en één beroepsmogelijkheid. Daarmee is alles gestroomlijnd.
Ook heel belangrijk is dat de gemeenten de bevoegde instantie worden of blijven voor alle kleine en middelgrote projecten. Gemeentebesturen beschikken dikwijls het best over de lokale antennes om te peilen naar het draagvlak of de bijkomende voorwaarden die nodig zijn voor een lokaal project.
Het permanente karakter van de milieuvergunning biedt de aanvrager rechtszekerheid. Aan de andere kant denken we dat we er met het systeem van de evaluaties zeker van kunnen zijn dat in de toekomst ook de best beschikbare technologie in functie van het leefmilieu kan worden ingezet.
Ten slotte is er de veelgehoorde vraag van op het terrein, zowel van burgers die aanvragen indienen als lokale besturen, dat er bij het voorleggen van een project uit één stem zou worden gesproken, en dat men niet langer op lokaal niveau met drie adviezen moet zitten worstelen, die bovendien tegenstrijdig zijn. Het gezamenlijk uitwerken van een advies, waarin de provinciale omgevingsvergunningscommissie een cruciale rol zal moeten spelen, kan volgens ons een absolute meerwaarde betekenen voor de omgevingsvergunning.
Wij waren verheugd om de vele positieve reacties die er op dit ontwerp van decreet kwamen tijdens de hoorzittingen. Als wij dit ontwerp van Omgevingsvergunningsdecreet vandaag goedkeuren, wat wij als CD&V-fractie alleszins zullen doen, zetten we een revolutionaire stap vooruit in het vergunningenbeleid in Vlaanderen.
Ik heb mij inderdaad versproken, mijnheer Ceyssens. Het uitvoeringsbesluit is van kracht, een jaar nadat het besluit werd genomen.
Ik heb er tot de laatste vergadering op moeten wachten dat u mij eindelijk eens gelijk geeft. (Gelach)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het gaat hier inderdaad om een heel sterke vereenvoudiging. De verschillende procedures van de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning worden samengevoegd in één eengemaakte omgevingsvergunning. Dat wil zeggen dat je maar één procedure doorloopt en er maar één openbaar onderzoek is. Dat is natuurlijk een sterke vereenvoudiging en een versnelling voor wie graag initiatief wil nemen, dus voor de investeerder zelf.
Maar ook – en dat is hier vandaag nog niet echt aan bod gekomen – voor de burger is dit een betere zaak. De burger zal ook direct zien wat de impact is van de bouwvergunning en van de milieuvergunning. Het wordt in zijn geheel bekeken wat de impact op de omgeving is. Het wordt ook globaal, in één openbaar onderzoek aan die burger voorgelegd. Ook voor de burger is het beter om het globale plaatje te zien en concreet te zien wat de plannen zijn van wie wil investeren. Het is een zeer goede zaak op het vlak van vereenvoudiging, maar ook op het vlak van rechtszekerheid.
We hebben daar heel hard aan gewerkt. Het is een goede samenwerking geweest tussen Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu. Het betreft een proceduredecreet. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen, mijnheer Sanctorum, dat u inhoudelijk weinig opmerkingen kunt maken op wat hier voorligt. Daarom maakt u een bruggetje naar iets helemaal anders en begint u over de fijnstofproblematiek. (Opmerkingen van de heer Hermes Sanctorum)
U weet maar al te goed dat in dit proceduredecreet uw opmerking niet kán worden verwerkt. Als er inhoudelijke zaken moeten worden toegevoegd, moet dat gebeuren in het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, en niet in een proceduredecreet betreffende de omgevingsvergunning. Ik begrijp niet dat u dit hier vandaag op tafel legt als grote punt van kritiek op de omgevingsvergunning. Het heeft er op zich niets mee te maken.
U weet ook maar al te goed dat, wanneer een omgevingsvergunning wordt toegekend, er natuurlijk ook zoiets is als een milieueffectenrapport, waarbij alles wordt bekeken en ook de mobiliteit mee in overweging wordt genomen. In de provinciale vergunningscommissies en de gewestelijke vergunningscommissie zetelen natuurlijk ook alle betrokken actoren en alle betrokken administraties, ook qua mobiliteit, zodat er een geïntegreerd advies kan worden gegeven. Uw opmerking over het feit dat er geen afstandsregels mee werden opgenomen in dit ontwerp van proceduredecreet, slaat op niets. Ze kunnen ook niet worden opgenomen. Het gaat hier louter om een proceduredecreet. Dat gaat over hoe men een aanvraag doet, hoe de procedure verloopt en hoe de uitspraak gebeurt. Inhoudelijk kan hier dus eigenlijk niets aan worden toegevoegd.
Mijnheer Martens, u bent eigenlijk heel tevreden met het ontwerp, maar hebt toch een aantal bezorgdheden geuit. Het is natuurlijk zo dat de lokale besturen een aantal extra taken krijgen. Daarom ook hebben we volop ingezet op ondersteuning. U weet dat er ook provinciale ondersteuning van de lokale besturen komt. Wij zullen ook de intergemeentelijke samenwerking aanmoedigen en er is ook een actieplan dat mogelijk moet maken dat gemeentebesturen voldoende ondersteuning krijgen.
Aangezien een omgevingsvergunning permanent is, zullen ook de milieuvergunningen een permanent karakter krijgen. Er is dus in een evaluatie voorzien. U hebt daar zelf naar verwezen. U gaf een concreet voorbeeld met betrekking tot afvalverwerking. Uiteraard wordt daar ook rekening mee gehouden. Het zal ook aan de evaluatieplannen zijn die worden opgemaakt om een trend aan te geven, om aan te geven dat ook dat mee in overweging moet worden genomen bij de evaluaties. Uiteraard is het de bedoeling dat de evaluaties worden afgestemd op het inhoudelijke beleid dat wordt gevoerd.
De heren Sanctorum en Martens stelden ook de vraag naar de stand van zaken met betrekking tot de opmaak van de uitvoeringsbesluiten. Die zijn bijna klaar. We kunnen daar heel snel mee vooruitgaan. Na de goedkeuring daarvan kan dit ontwerp van decreet dan ook definitief in werking treden.
Voorzitter, ik wil in ieder geval het parlement bedanken, en ook heel specifiek de commissies en de commissieleden die hieraan hebben meegewerkt. Dan gaat het over de leden die vooral Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu volgen. Ze hebben daar ook heel hard aan gewerkt. Ze hebben nog heel nuttige hoorzittingen georganiseerd. Ik dank hen daarvoor, en ook voor de positieve reacties van daarnet in het parlement.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil nog iets dieper ingaan op de digitalisering. Mijnheer Martens, u hebt volkomen gelijk: we hebben wat vertraging opgelopen met de digitalisering van de bouwaanvraag. We willen immers net dat die applicatie ook de mogelijkheid geeft om zonder veel problemen over te schakelen naar een omgevingsvergunning. Volgens de jongste berichten zullen we op 1 juni echter kunnen starten met die gedigitaliseerde bouwaanvraag in die gemeenten die daar ook al klaar voor zijn. Andere gemeenten kunnen zich daarbij aansluiten.
Ik ben het ermee eens dat dit een fundamenteel bijkomend punt is met het oog op de versnelling, de vereenvoudiging en de vermindering van administratieve lasten. Niet alleen is er sprake van een integratie van twee vergunningen. Op zich is dat al zeer belangrijk, zowel qua inhoud als qua snelheid. Dit geeft echter ook een extra elan. Ik ben er heel blij mee dat dit kan samengaan.
Ik ben het eens met wat minister Schauvliege heeft gezegd over de goede samenwerking die er is geweest tussen haar kabinet, mijn kabinet en onze departementen en agentschappen. Alleen dankzij die goede samenwerking is gerealiseerd wat in het verleden blijkbaar heel moeilijk lag. Ik wil uitdrukkelijk ook het parlement bedanken, en vooral de commissie en de commissievoorzitter, voor de zeer positieve en constructieve samenwerking die we hebben mogen ondervinden voor het tot stand komen van dit ontwerp van decreet.
Minister, u beweert dat ik geen kritiek zou kunnen uiten op het ontwerp. In de commissie heb ik een omstandig technisch betoog gehouden over dit ontwerp van omgevingsvergunningendecreet. Ik heb er inderdaad heel bewust voor gekozen om me toe te spitsen op de luchtkwaliteit, omdat dit voor onze fractie de belangrijkste insteek is. U zegt dat dit niet kan worden opgenomen, omdat het gaat over een proceduredecreet. Wel, dat is nu net onze kritiek: dit is enkel een proceduredecreet.
Wij vinden het een goede zaak dat de milieuvergunning en de stedenbouwkundige vergunning worden geïntegreerd. Daar zijn wij ook al jarenlang pleitbezorger van. Dat is niet het punt. Maar het is enkel een proceduredecreet, en in die zin is het een gemiste kans voor de volksgezondheid.
U maakt een opmerking over de MER. Het klopt dat er een MER moet worden opgesteld bij het aanleggen van een verkeersweg of het uitbreiden van de capaciteit. Alleen is die onvoldoende dwingend en die is passief. Een MER is een beleidsadvies, waarvan mits motivering kan worden afgeweken. Dat is absoluut geen afdoende bescherming, als we echt de luchtkwaliteit willen verbeteren in Vlaanderen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2334/8)
– De artikelen 1 tot en met 31 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 32. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2334/9)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 33 tot en met 45 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 46. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2334/9)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 47 tot en met 397 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.