Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, de Chinese president bezocht ons land naar aanleiding van zijn aanwezigheid op de Nuclear Security Summit in Nederland. Hij heeft dat gekoppeld aan een officieel bezoek aan Nederland en aan dit land. Daarbij hoorde blijkbaar een bezoek aan de panda’s, een bezoek aan het koningshuis maar ook een bezoek aan de Europese instellingen, waar hij geconfronteerd werd met een aantal betogers. De Tibetaanse gemeenschap, waarvan het lot ons bekend is, protesteerde, en ook de Oeigoeren. Ook Amnesty International wees op de mensenrechtensituatie in meer algemene zin.
Ik zal niet in detail treden, maar het mensenrechtenrapport China 2013 van Amnesty International is aanbevolen lectuur, en onderstreept dat sinds het aantreden van de nieuwe president – we kunnen niet spreken van een verkiezing – de situatie er niet is verbeterd. Iedereen die ook maar een beetje dissident is, wordt vervolgd. Men komt snel in de gevangenis, in strafkampen, in heropvoedingskampen. Advocaten die de dissidenten verdedigen, worden gebroodroofd enzovoort. De absurditeit waarmee dat soms gebeurt, werd ook geïllustreerd door het feit dat men geprobeerd heeft om de voorstellingen van de New Yorkse danscompagnie Shen Yun Performing Arts – op een discrete manier, maar toch via de ambassade als ik goed ben ingelicht – af te gelasten. De affiches werden bedekt enzovoort.
Minister-president, u hebt in uw buitenlands beleid van de voorbije jaren altijd aandacht willen geven aan de mensenrechten, wat een heel goede zaak is. Hebt u ook de kans gehad om de problematiek die ik hier schets, aan te kaarten naar aanleiding van uw ontmoeting met de Chinese president?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik kan heel kort zijn: neen. Ik zal het wat verduidelijken.
Als eminent lid van de commissie Buitenlands Beleid weet u dat mensenrechten in het Vlaams internationaal beleid heel belangrijk zijn. Wanneer we de kans krijgen, snijden we die problematiek ook aan, zeker met de landen waar het belangrijk is om die te onderstrepen. U weet dat ik de mogelijkheid heb gehad om deel te nemen aan het staatsbanket en aan een bezoek aan Volvo Gent, dat een zeer belangrijk bezoek was met zeer belangrijke besprekingen. Ik heb ook de speech van het Europacollege in Brugge bijgewoond en een lunch.
Bij al die evenementen was er spijtig genoeg geen mogelijkheid om er met de president over te spreken. Maar vorig jaar in september heb ik dit met de vicepremier Yandong besproken, met een aantal elementen die ik toen op tafel heb gelegd. Zij heeft daar toen ook op geantwoord. Ik denk dat men in China zeer goed weet dat wij de mensenrechten heel belangrijk vinden. Tot mijn spijt was er geen aanknopingspunt om dat de afgelopen dagen aan te kaarten bij het bezoek van de president van China.
Minister-president, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. U verwijst naar de bespreking in de commissie. We hebben het daarover inderdaad al herhaaldelijk gehad. Daaruit blijkt dikwijls dat het allemaal niet zo evident is. Je kunt dat niet te pas en te onpas doen. Je moet het op de goede manier en op het juiste ogenblik doen. Alleen stellen we vast dat u blijkbaar van mening bent dat je dat beter niet doet tijdens economische missies, omdat het economische verhaal losstaat van het politieke. Als dat dan ook niet bij officiële ontmoetingen gebeurt, wordt het al wat moeilijker.
Minister-president, u verwijst naar uw gesprek met de Chinese vicepresident. U hebt de voorbije jaren ook een brief gestuurd aan de Iraanse ambassadeur. U hebt gesproken met de ambassadeur van Malawi. U hebt een brief gestuurd naar de Oegandese ambassadeur. Wat we volgens mij toch moeten proberen te vermijden, is dat onze aandacht voor de mensenrechten zich voornamelijk focust op kleine, arme landen, waarmee we geen economische relaties hebben en dat we, als er dan wat economische relaties op het spel staan, die mensenrechten op het tweede plan brengen. Dat zou de geloofwaardigheid van het hele verhaal onderuithalen.
Minister-president, ik hoor u graag nog eens bevestigen dat u dat absoluut belangrijk vindt.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
De vraag kwam wel wat verwacht. Wij hadden ze ook eventueel willen indienen, maar dan zou men hebben gezegd dat het weer uit dezelfde hoek kwam.
Het gaat inderdaad over China. Uw antwoord was tegelijkertijd zeer duidelijk en zeer ontgoochelend. U zegt dat u de gelegenheid niet te baat hebt genomen, dat u er de kans niet toe hebt gehad. Het was ook geen prealabele voorwaarde om de president naar hier te laten komen en eventueel te ontmoeten. Er was geen prealabele voorwaarde.
Ik verwonder mij ook over de afwezigheid van enige activiteit van dit parlement zelf, behalve dan van de heer Van Overmeire, naar aanleiding van het bezoek van de Chinese president. Ik herinner mij de Olympische Winterspelen in Sotsji. Toen kon het niet ver genoeg gaan en moesten er – niet onterecht – resoluties en moties worden goedgekeurd. In China is er nog wat anders aan de hand. Men kan natuurlijk altijd een waardeschaal hanteren. We weten wel waarover we het hebben wanneer het over China gaat. Maar als het over China gaat, gebeurt er niets. De meerderheid komt niet in actie. Er gebeurt in feite niets. Zelfs de minister-president komt zonder blikken of blozen zeggen dat hij de kwestie nog niet heeft aangekaart, maar dat die hem uiteraard – het zou er nog aan mankeren – na aan het hart ligt.
Minister-president, ik ben ontgoocheld in deze zaak.
Voorzitter, wat dit parlement al dan niet doet, is aan dit parlement.
Mijnheer Van Hauthem, ik heb het vorig jaar aangekaart. Zoals uw collega heeft onderstreept, moet er wel een aanknopingspunt zijn. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Ik kan niet zomaar tijdens het bezoek aan Volvo, waarbij heel belangrijke dingen op het spel staan, zeggen: “Ik wil het hebben over een klein, maar niet onbelangrijk element, namelijk de mensenrechten in China.” Er moet daarvoor wel een kader zijn. Dat was er vorig jaar in september. Ik hoop dat u dat begrijpt.
Ik begrijp zeer goed dat we coherent moeten zijn. Voor de geloofwaardigheid van ons buitenlands beleid en in het bijzonder de mensenrechten, is het belangrijk dat we geen onderscheid maken tussen kleine en grote landen, tussen wat voor ons economisch van belang is en wat niet. We moeten de lijn daarin correct trekken en dat bij elke gelegenheid aankaarten. Nogmaals, het moet kunnen en op zo’n manier worden aangekaart, dat het ook een wederwoord kan hebben en op een goede, georganiseerde manier kan gebeuren. Dat was nu spijtig genoeg niet opgenomen in het programma waaraan wij hebben deelgenomen.
Ik vind het dus wel belangrijk en belangrijk genoeg om er een vraag over te stellen.
Minister-president, de coherentie is inderdaad essentieel. Je kunt niet enkel de les spellen aan kleine landen, arme landen waarmee we geen economische relaties hebben, landen waarbij er geen grote contracten op het spel staan of landen die zich de les laten spellen – want de landen reageren op verschillende manieren. Als je echt een geloofwaardig beleid wilt brengen inzake mensenrechten, moet je de lijn duidelijk trekken en moet die gelijk zijn naar alle landen.
De actuele vraag is afgehandeld.